Israël, teken van Gods trouw

Bij de 60ste verjaardag van de staat Israël

Wie niet in wonderen gelooft...

‘Wie niet in wonderen gelooft, is geen realist’. Deze woorden sprak David ben Goerion ooit uit. Op 14 mei 1948 las hij in Tel Aviv de Proclamatie van de Onafhankelijke Staat Israël voor. Hij stond daarbij voor het portret van Theodor Herzl, de grondlegger van de zionistische beweging, wiens droom bij het uitroepen van de staat Israël in vervulling ging.

Een wonder, want wie had kunnen geloven dat de Verenigde Naties het in 1947 voorgestelde verdelingsplan voor de vorming van een joodse en een Arabische staat zou worden aanvaard. Maar het gebeurde.


Zou Gods hand daarin zichtbaar kunnen zijn?

Verlangen naar Sion

Israël is een volk dat gedenkt. In het heden levend denkt het altijd weer terug aan Gods voorheen gegeven beloften en blijft het uitzien naar de vervulling daarvan.

Dat wordt op krachtige wijze vormgegeven in de liturgie van de synagoge.


Zo wordt in het Amida of Achttiengebed gevraagd om de terugkeer der ballingen:

Gezegend gij, Heer, die inzamelt de verstrooiden van het volk Israël

om de opbouw van Jeruzalem:

En keer in erbarmen terug naar Jeruzalem, uw stad,
en woon in haar, zoals Ge gesproken hebt,
bouw haar, binnenkort in onze dagen, tot een bouwwerk voor altijd,
en bereid in haar snel de zetel van David.
Gezegend gij, Heer, die Jeruzalem bouwt

om de komst van de Messias:

De spruit van David, uw dienaar, doe die snel ontspruiten...

om de terugkeer van God naar Sion:

Gezegend gij, Heer, die zijn Inwoning terugvoert naar Sion 1


In het tafelgebed in het algemeen en op de 9de Av, de gedenkdag van de verwoesting van de tempel in het bijzonder, komt de bede over de bouw van Jeruzalem terug:

Gezegend, Gij die Jeruzalem bouwt, Amen

De joodse schrijver A.J.Heschel tekent hierbij aan: “Wij zeiden nooit: ‘Die zal bouwen’. Hij bouwt Jeruzalem.” 2


Tijdens de meest plechtige feestdagen van het jaar, de Seideravond en de Grote Verzoendag, roept men vol overgave:

Volgend jaar in Jeruzalem

En op de sabbat bidt men:

Wanneer zul Jij heersen in Sion?
Spoedig, in onze dagen,
woon daar en voor altoos!
Moge je naam verheerlijkt en geheiligd worden,
in het midden van Jeruzalem, jouw stad,
gedurende alle geslachten en in alle eeuwigheid.
Laat onze ogen je koninkrijk aanschouwen 3


In het ochtendgebed wordt het universele koningschap verwoord:

Verzamel allen die hun hoop op U gevestigd hebben,
uit alle vier windstreken van de aarde.
Laat alle wereldbewoners het erkennen
en het weten dat U alleen God bent
voor alle koninkrijken der aarde... 4


In het gebed “Gods koningschap over heel de wereld” dat op het joodse nieuwjaar, Rosj haSjana, wordt uitgesproken, heet het:

Regeer met Uw Majesteit over heel de wereld,...
laat al de glanzende schoonheid van uw machtige hoogheid uitstralen
over alle bewoners van Uw aardse wereld... 5


Nu de staat Israël er is, wordt in het gebed voor de Staat Israël duidelijk uitgesproken hoe men deze ziet:

...zegen de Medienat-Jisrael, de Staat Israel,
het ontluikend begin van onze verlossing...

Het gebed sluit af met de nadruk op Gods koningschap over alle volken:

Verschijn in de volle pracht en macht van Uw Majesteit
aan alle aardbewoners,
zodat ieder bezield wezen het zal verkondigingen:
‘De Eeuwige, de God van Jisrael is Koning
en Zijn koningschap strekt zich uit over het heelal,
Amen. 6

Het voorlaatste

De staat Israël is niet het Koninkrijk van God als zou de beloofde volkomen verlossing al gekomen zijn. Het pijnlijke conflict tussen Israël en de Palestijnen geeft daar duidelijk blijk van. In de liturgie spreekt Israël zelf ook heel terug­houdend over ‘het ontluikend begin van onze verlossing...’ Het is een teken van Gods trouw, niets minder, maar zeker ook niets meer.


Die wetenschap moet de kerk bewaren voor eenzijdigheid naar twee kanten: enerzijds voor een houding van onkritische liefde voor Israël, anderszijds voor een houding van onkritische sympathie voor het Palestijnse volk. Het gaat immers om het Koningschap van de God van Israël over Israël en de volkeren. Een rijk van vrede en gerechtigheid dat nog komen moet. Een rijk dat pas zal komen bij de ‘terugkomst’ - zo belijdt de kerk - van de Messias van Israël.


Binnen Israël heeft men daar dikwijls nog beter weet van dan binnen de kerken. Ook deze wetenschap wordt levend gehouden door de liturgie, door het vieren van de feesten. We leven nu in de tijd dat Israël zowel Pesach (Pasen) als Wekenfeest (Pinksteren) gevierd heeft. Binnen de kerken worden deze feesten dikwijls niet als een eenheid gevierd. Zeker, Johannes heeft ons geleerd dat Pasen en Pinksteren op een dag kunnen vallen (Joh. 20:22). Anders gezegd: Pasen kan niet zonder Pinksteren en Pinksteren niet zonder Pasen. Binnen de joodse traditie wordt de eenheid van beide feesten sterk benadrukt. Het Wekenfeest sluit Pesach af. De verlossing uit de slavernij van Egypte, dus uit de heerschappij van het kwaad en de dood, is pas volkomen als er ook verlossing is tot een leven naar Gods geboden. Op het Wekenfeest stond Israël immers aan de voet van de berg Sinaï om daar Gods Tora te ontvangen. In de kerk zegt men dan in, navolging van de profeten, een leven uit de Geest van God die de Tora in onze harten schrijft. Dat is er pas, zo zegt de synagoge, als de Messias gekomen is.

Dat is de reden waarom het uitroepen van de staat Israël niet behoort tot de laatste dingen, maar tot de voorlaatste.


In de tijd van het ‘voorlaatste’ heeft Israël, zo schrijft de Britse Opperrabbijn Jonathan Sacks in een mooi artikel in het Nieuw Israëlisch Weekblad, een roeping. Het mag zich laten leiden door het ‘convenant’, het verbond dat God in de tijd van Mozes met Israël sloot. Hij schrijft: ‘Het convenant gaat over de moraal en collectieve verantwoordelijkheid, over een gedeelde identiteit; het is gebaseerd op het idee dat alle Joden verantwoordelijk zijn voor elkaar’. En hij sluit af met de woorden: ‘De tijd is aangebroken voor een hernieuwing van Israëls convenant met de geschiedenis en met de hoop.’ 7


Zo zien we op de bij de 60ste verjaardag van de staat Israël, het teken van Gods trouw, uit naar de definitieve vervulling van Gods beloften aan zijn volk.




Noten

1Overgenomen uit: B. Folkertsma Stichting voor Talmudica, Elke Morgen Nieuw, pag. 16-18

2A.J. Heschel, a.w. pag. 63

3A.J. Heschel, a.w. pag. 37

4I. Dasberg, SIACH JITSCHAK, Siddoer, 4e druk 1993, pag. 9

5I. Dasberg, a.w. pag. 281

6I. Dasberg, a.w. pag. 150

7NIW 31, 2 mei 2008, 27 niesan 5768, Jaargang 143

drs. Kees van den Boogert
Vrede over Israël jrg. 52 nr. 3 (juni 2008)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel