טַלִּית

Tallíet - Gebedsmantel


De talliet wordt gedragen in de synagoge, bij het ochtendgebed. De voorzanger draagt hem bij alle gebeden. Gewoonlijk wordt hij over de schouders gedragen. Het is een rechthoekig kleed van wol, katoen of zijde, meestal wit, met zwarte - soms ook met blauwe - strepen. Om de voor- en buitenkant aan te geven is er een speciaal stuk stof of lint op genaaid. Op de hoeken vind je de zgn. ‘gedenk­kwasten’.


Over de gedenkkwasten, de tsietsiet (צִיצִית), staat in de Tora (Numeri 15:38-40):

Spreek tot de Israëlieten en zeg tegen hen dat zij voor zichzelf, al hun generaties door, kwastjes moeten maken aan de hoeken van hun kleren. In de kwastjes aan de hoek moeten zij een blauwpurperen draad verwerken (...) opdat u, wanneer u hem ziet, aan al de geboden van de HERE denkt en die doet, zodat u niet uw eigen hart en uw eigen ogen zult onderzoeken, waar u als in hoererij achteraan gaat; opdat u aan al Mijn geboden denkt en die doet, en heilig bent voor uw God.


Nu had men in het verre verleden kennelijk een kleed met vier hoeken, maar de huidige kleding ziet er anders uit. Om toch ook dit gebod te houden gebruikt men speciale kleden met vier hoeken én de gedenk­kwasten.

Veel Joden dragen voortdurend de ‘kleine gebedsmantel’, de talliet katán, onder hun kleren, vaak zo dat de gedenk­kwasten wel onder de kleding uit komen. Even­goed wordt voor het ochtendgebed de grote gebedsmantel omgeslagen. Daarna worden de gebedsriemen (tefilien) aangelegd.


De gedenkkwasten zijn op een bijzondere manier geknoopt. Op de hoeken van de talliet is een versteviging aangebracht. Door een gat daarin zijn 4 draden gestoken, zodat je acht einden krijgt. Eén van die einden is extra lang gemaakt; die is om de zeven andere gedraaid en gestrikt met in totaal 39 omwentelingen (39 is de getals­waarde van ‘De HERE is één’). De in Numeri genoemde ‘blauwpurperen draad’ ontbreekt, omdat de bedoelde kleur niet meer goed gemaakt kan worden (er werd een slak voor gebruikt die langs de Middellandse Zee voorkwam; die is inmiddels niet meer bekend, en mogelijk uitgestorven).


Het dragen van de talliet wijst naar de geboden van de HERE, en symboliseert de onderwerping aan God en de aanvaarding van het juk der geboden. Een gebruik is dat bij het reciteren van het laatste gedeelte van het Sjema (dat is het hierboven geciteerde Num. 15:37-41!) de gedenk­kwasten tegen de ogen gedrukt en daarna drie keer gekust worden.


Markus vertelt dat een al twaalf jaar aan vloeiingen lijdende vrouw Jezus’ klederen aanraakte, en daardoor genezen werd. Mattheüs, die met name ook voor de Joden zijn Evangelie schreef, is preciezer: ze raakte een (gedenk-) kwast van Jezus’ kleed aan (Matt. 9:20).


Jezus waarschuwde (voor) hen die uit waren op eer van mensen (Matt. 23:5):

Al hun werken doen zij om gezien te worden door de mensen,
want zij maken hun gebedsriemen breed,
en de kwastjes aan hun kleren groot.


zie ook een artikel in ‘Vrede over Israël’: De Talliet en de Tsietsiet