Het ontstaan van het Chassidisme


Een van de meest boeiende bewegingen in de grote verscheidenheid en veelkleurig­heid van het jodendom is wel de wereld van het Chassidisme. Het is een gestalte van het jodendom, dat misschien in onze contreien het eerst bredere bekendheid kreeg door de boeken van Martin Buber (Chassidische vertellingen, De chassidische boodschap en GOG en MAGOG).

De kledij van de chassidische mannen - baard, slaaplokken en lange jas (vaak zwart) en een zwarte hoed of bontmuts (de zgn. Streimel) - zet ons op het spoor van de plaats waar deze beweging ontstond: de wereld van Oost-Europa, en dan vooral de Oekraïne, Polen, Litouwen. Maar inmiddels vindt men ze overal: in Amsterdam en Antwerpen en - niet te vergeten - in de Jeruzalemse wijk Mea Shearim.

In dit artikel zal ik in enkele trekken het ontstaan van deze beweging tekenen. Als leidraad neem ik de dit jaar verschenen dissertatie van Daniël Meijers, De revolutie der Vromen. Ontstaan en ontwikkeling van het Chassidisme (Gooi & Sticht / Hilversum 1989 254 blz. f 39,50).

De trek naar Oost-Europa

We moeten enkele eeuwen terug in de geschiedenis van de omzwervingen van het joodse volk, en naar Oost-Europa dus. Als ik me niet vergis vormt deze hoek van Europa een witte vlek in onze kennis. Het is een geschiedenis, waarvan we niet of nauwelijks gehoord hebben op de middelbare school. Toch is Oost-Europa de plaats waar de laatste eeuwen de grootste concentratie Joden uit de gehele wereld heeft gewoond.

Hoe zijn ze daar gekomen? Wie de geschiedenis van het joodse volk een beetje kent kan het antwoord wel raden: ze zullen wel weer ergens vandaan verdreven zijn. Inderdaad: en dat ‘ergens’ is in dit geval dan vooral het Duitsland van de late Middel­eeuwen.

Het begon met de kruistochten - onderweg naar het Heilige Land moordden de kruisvaarders en passant even de joodse bevolking van enkele Duitse steden uit. Helaas bracht de Reformatie in Duitsland (Luther) geen keer ten goede door te breken met het christelijk antisemitisme.

Het verhaal dat het goeddeels feodale Polen de Joden welgezind was deed vele Joden besluiten hun bestaan in Duitsland op te geven en in het Oosten een nieuw leven op te bouwen. Hun taal namen ze mee: een Duits met Hebreeuwse uitdrukkingen verrijkt, dat in de loop der tijd - aangeduid met Slavische woorden - zal uitgroeien tot een taal waarin de Oost-Europese Jood zijn hele ziel kan uitdrukken: het Jiddisch.

Rond 1600 en in de eerste decennia van die 17e eeuw groeit de joodse bevolkingsgroep van Polen en Litouwen stormachtig door de aanwas vanuit het Westen. Vooral in de Oekraïne - dat toen aan Polen toebehoorde - kon men de joden goed gebruiken. Zij kregen in ruil voor toestemming zich daar te vestigen de ondankbare taak opgedragen om tegen minimale verdiensten zetbazen te zijn voor de Poolse adel. Zo vormden zij in de ogen van de Oekraïense bevolking de handlangers van de gehate Poolse overheersers.

Toen dan ook de kozakkenleider Bogdan Chmielnicki in 1648 tegen de Poolse koning in opstand kwam richtte zich de woede van de Oekraïense bevolking niet alleen tegen de Polen, maar ook tegen hun vertegenwoordigers: de Joden. De Kozakken hielden onder de Joodse bevolking huis zoals alleen in deze eeuw is overtroffen. Omstreeks zevenhonderd Joodse gemeenschappen werden geheel of gedeeltelijk verwoest. Naar schatting zijn toen een kwart tot de helft van alle Poolse Joden gedood.

Sjabbatai Tswi - de Messias?

Was het een wonder dat in deze tijd de onder de Joden steeds sluimerende messiasverwachting weer hoog oplaaide? God kon toch het lijden van Zijn volk niet langer aanzien?! Vooral in de kringen van diegenen, die tot de joodse mystieke traditie van de Kabbalisten behoorden, gistte de verwachting.

Als dan een uit Smyrna (in het huidige Turkije) afkomstige Jood zichzelf tot Messias verklaart gaat er een golf van hoop en ontroering door de Joodse bevolking, niet alleen in Oost-Europa, maar ook in Duitsland. Er zijn verhalen bekend van Joden die hun goedlopende zaak van de hand doen, alle huisraad op een kar laden en richting Oosten trekken.

Deze in 1626 geboren ‘messias’ had overigens aanvankelijk de wind niet mee. In Saloniki, waar hij een openbaring zou hebben ontvangen, dwongen de Joodse leiders hem de stad te verlaten. Vandaar ging hij naar Jeruzalem, maar na aanvankelijk enige erkenning te hebben genoten, moest hij ook daar het veld ruimen. Dan gaat hij terug naar zijn geboorteplaats, Smyrna, waar men hem al in de ban had gedaan. Toch weet hij hier nu een doorbraak te forceren: één van de rabbijnen schaart zich aan zijn kant. Vanaf 1665 begint de messiaanse beweging zich nu als een olievlek op het water uit te breiden over heel Europa.

Maar het jaar daarop brengt al de ontnuchtering. Sjabbatai Tswi verschijnt in 1666 in Constantinopel en deelt de Joden daar mee in een laatste en beslissend gevecht gewikkeld te zijn met de Turkse sultan om het Heilige Land. Dat gevecht is spoedig afgelopen als Sjabbatai Tswi gevangen genomen wordt door de sultan en - voor de keus geplaatst tussen overgang tot de Islam en de dood - het eerste kiest. Groot is de teleurstelling in de Joodse gemeenschappen van Europa.

Reactie en tegenreactie

De reactie bij de rabbijnen is bijna voorspelbaar. Lang hadden zij zich immers verzet tegen de mystieke messiaanse verwachtingen, zoals die zich uitkristal­liseerden rond de figuur van Sjabbatai Tswi. Nu betreurden zij het hun verzet niet te hebben volgehouden. Van de weeromstuit trachtten de rabbijnse gerechtshoven hun greep op de joodse gemeenschap te verstevigen.

Te weinig hadden zij echter oog voor de verlangens van de bevolking naar een Joods leven, dat meer was dan een geheel van regels en wetten. Bovendien voelde de am-ha’arets (= ‘het volk van het land’) terdege aan dat de rabbijnen laatdunkend op hen neerzagen. De mystieke verlangens waren met het echec van de valse messias Sjabbatai Tswi niet uitgedoofd. Zij zochten een nieuwe vervulling.


Rond 1698 werd in een klein plaatsje, Okup in Podolië (nu Roemenië), Jisroël geboren, zoon van een rabbi Eliëzer. Hij wordt de grondlegger van de chassidische beweging, en gaat de geschiedenis in als de Ba’al Sjem Tov (= De Meester van de Goede Naam).

Zijn hele leven is in nevels gehuld: voor de historische onderzoeker een wanhoop. De boeken die aan hem worden toegeschreven zijn in werkelijkheid opgetekend door zijn volgelingen. Over zijn levensloop wordt het volgende verteld. Zijn moeder sterft bij de geboorte en enkele jaren later overlijdt ook zijn vader. De jonge wees kan niet aarden op de school, het cheider, en vlucht dikwijls de bossen in. Dat zal een belangrijke karakteristiek van de chassidiem worden: de afkeer van de formele hantering en bestudering van de Torah en een mystieke benadering van de natuur, die toneel wordt van Gods wonderen. Daar zou hij een joodse mysticus hebben ontmoet, die hem bij een Reb Meir brengt. Bij hem verblijft hij een aantal jaren, waarin zij overdag het leven van de dorpelingen delen, maar ’s nachts de Torah en mystieke geschriften bestuderen.

De jonge Jisroël heeft geen inkomsten en oefent verschillende beroepen uit: onderwijzer, voorzanger, ritueel slachter. Jong wordt hij uitgehuwelijkt aan de dochter van een bekende rabbijn, maar deze rabbijn sterft zelf kort nadat hij een schriftelijke verklaring had getekend dat zijn dochter moest trouwen met Jisroël, zoon van Eliëzer.

Jaren later begeeft Jisroël zich in boerenkledij naar het huis van zijn bruid, Channah. Haar broer, een bekende en geziene rabbi, Gersjon Kotower, is ontzet als hij hoort dat zijn zuster aan deze am-ha’arets is beloofd en doet alles om de verbintenis ongedaan te maken. Maar zijn zuster wenst de beschikking van hun vader te eerbiedigen en op te volgen. Pas aan het bruiloftsmaal vertrouwt de bruidegom zijn bruid toe dat hij in waarheid een geleerde is, die zijn kennis - zo vertelt de chassidische traditie - op bovennatuurlijke wijze verkregen heeft. Hij is ingewijde in de joodse mystiek, de Kabbala. Zijn opdracht is zijn ware aard verborgen te houden onder een onaanzienlijk uiterlijk, totdat hij 36 jaar oud zal zijn geworden - dan zal hij ‘een nieuwe weg openen’. Zij gaan heel eenvoudig, armoedig zelfs, wonen, krijgen een zoontje, waarna Channah nog jong sterft.


Deze Jisroël wordt de Ba’al Sjem Tov, rond wie een nieuwe joodse beweging ontstaat, waarin het gewone volk zich kon herkennen: de mensen, die zich verwaarloosd voelden door een orthodoxie, die zich meer om regels dan om hen bekommerde. Het chassidisme is echt een beweging van en voor het gewone volk, waarin heel heterogene elementen tot een levende eenheid zijn verbonden. Er gaat enerzijds een impuls voor studie van de heilige geschriften vanuit; daarnaast wordt allerlei bijgeloof - door de joodse orthodoxie genegeerd en bestreden - opgenomen in een mystieke wereldbeleving.


Zo komt de Ba’al Sjem Tov precies op tijd: na de ‘kater’ van de valse messias Sjabbatai Tswi biedt hij de mensen een weg, die hen niet terugverwijst naar een uitzichtloos bestaan in materieel opzicht en een dor leven onder de regels van de rabbijnen, oneindig ver bij een echte beleving van hun Jood-zijn vandaan. In de mystiek van het chassidisme is er voor iedere jood in principe een vulling van het leven met tegenwoordigheid van God, waardoor hij de teleurstelling over het uitblijven van de Messias kan verdragen en blijven hopen op en werken aan zijn komst.


Graag ga ik in een volgend artikel nader in op de ontwikkeling van de chassidische beweging en de erbij behorende belevingswereld.

dr. Gerard den Hertog
Vrede over Israël jrg. 33 nr. 6 (dec. 1989)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel