Grote verzoendag: een vraag aan de kerk

Levend Jodendom

Jaar op jaar wordt in de synagoge op zeer plechtige wijze Grote Verzoendag gevierd. Het gebeurt al duizenden jaren. De vormen zijn veranderd, de inhoud is, naar Joodse opvatting, gelijk gebleven.

Grote Verzoendag is een levende werkelijkheid. Niet iets van vroeger alleen toen er nog een tempel was. Het is iets van hier en nu.

Als we dit goed tot ons laten doordringen, ligt hier een indringende vraag aan de kerk. Hoe bestaat het, dat er een levend Jodendom is, dat deze gedenkdag viert, terwijl er een kerk is, die met Israël het Oude Testament leest en deze gedenkdag niet viert? Daar kunnen we als kerk niet schouderophalend aan voorbij gaan.

In dit artikel willen we een poging doen de plechtigheid van Grote Verzoendag te schetsen (historisch en liturgisch) om vervolgens enkele zaken naar voren te halen, die de verhouding synagoge en kerk op dit punt raken. Alles uiteraard beknopt vanwege de toegemeten ruimte.

Tot de verwoesting van de tempel

In het Oude Testament wordt op verschillende plaatsen over Grote Verzoendag gesproken. De bekendste plaats is wel Leviticus 16; verder zijn ook Lev. 23:27-32 en Lev. 25:9 van belang. Uit de andere boeken noemen we Ex. 30:10 en Num. 29:7-11.


Vaste datum voor de plechtigheid van Grote Verzoendag is de 10e Tisjri; d.i. de 10e dag van de 7e maand. In de maand Tisjri worden de grote najaarsfeesten gevierd, dus in september/oktober. Het begint met Nieuwjaarsdag (Rosj Hashana) op de 1e Tisjri; dat is het begin van de 10 geduchte dagen, die eindigen met Grote Verzoendag. Na Grote Verzoendag wordt het Loofhuttenfeest gevierd (15e t/m 23e Tisjri), dat afgesloten wordt met Vreugde der Wet (Simchat Tora).


De naam (Grote) Verzoendag is de vertaling van Jom Hakkippoeriem of Jom Kippoer.

Het Hebreeuwse woord kipper betekent ‘verzoenen’. De uitleggers wijzen erop, dat dit woord twee inhouden heeft: nl. bedekken en afwassen. Daarbij moeten we bedenken dat het bedekken en afwassen plaats vindt door het schenken van een plaatsvervangend offer. Het bloed van het dier is een vervanging, die God wil aanvaarden, voor de onopzettelijke zonden (Num. 15:22vv).

Er zijn ook andere namen voor Grote Verzoendag in omloop. Lev. 16:31 spreekt van ‘een volkomen sabbat’. Van later tijd zijn de namen ‘Oordeelsdag’ en ‘De Dag’.


Kenmerkend voor Grote Verzoendag is het strenge vasten, waarvoor in Lev. 16:29-31 en Lev. 23:27 en 28 het woord ‘verootmoedigen’ wordt gebruikt. In een Joodse vertaling kwam ik voor ‘verootmoedigingen’ de uitdrukking tegen ‘gij zult uzelf kwellen’. Andere vertalingen spreken van ‘u zelf ontzeggingen opleggen’. Het is het enige verplichte vasten dat in de boeken van Mozes is voorgeschreven; het overige vasten heeft een vrijwillig karakter.


In Lev. 16 wordt uitvoerig het ritueel van de Grote Verzoendag beschreven, zoals het op Gods bevel gevierd moest worden in de tijd toen tabernakel en (later) tempel hun plaats hadden midden in het volk. Het gaat volgens Lev. 16 om reiniging, zowel van het heiligdom, als van Aäron en zijn huis, als van het volk Israël. De zonden, die onreinheid tot gevolg hebben, worden verzoend door in plaats van de zondaar(s) het bloed van dieren te offeren. Het onheilige kan voor God niet bestaan. Dat er daadwerkelijk verzoening geschiedt, laat het gebeuren met de bok zien, die beladen met Israëls schuld uit het midden van het volk wordt weggedaan.


Hoogtepunt op Grote Verzoendag is het optreden van de hogepriester. Zelfs hij heeft niet het recht te allen tijde het Heilige der Heiligen binnen te gaan. Eénmaal in het jaar, op Grote Verzoendag, betreedt hij het allerheiligste gedeelte van tabernakel/tempel, maar niet dan nadat hij eerst verzoening heeft gebracht voor hemzelf. Hij slacht een stier als zondoffer en een ram als brandoffer.

Nadat hij zichzelf en zijn huis gereinigd heeft, slacht hij een bok om de onreinheden van het volk te verzoenen. De reiniging vindt plaats wanneer hij in het Heilige der Heiligen het bloed sprenkelt op en voor het verzoendeksel.

Dan is er nog een bok; de zogenaamde bok ‘voor Azazel’ (NBG-vertaling) of ‘voor de weggaande’ (Statenvertaling). De precieze betekenis van de naam is niet bekend. Door handoplegging legt de hogepriester de zonden van het volk op deze bok. Het is de zondebok, die nu al de onreinheid van Israël draagt. Vervolgens wordt het dier buiten de legerplaats gebracht en in het open veld losgelaten. Later stootte men het dier van een hoge rots. Het vond een zekere dood.


Opvallend is het sterk kultische karakter van de verzoening. Dit komt al tot uiting in het feit dat de Grote Verzoendag een vastgestelde dag in het jaar is. Ook de reiniging van het heiligdom zelf wijst het kultische karakter aan. Het heiligdom is als het ware besmet met zonde en moet net als de hogepriester en het volk ontzondigd worden.


In dit kader past verder het feit, dat de verzoening geschiedt voor de onopzettelijke zonden; de zonden waarvan men zich niet bewust is. Voor de opzettelijke zonden (zonden met opgeheven hand, zoals Num. 15:20 ze noemt: dit zijn de met boze opzet en in volharding verrichte zonden) geldt de uitstoting uit het volk. De innerlijke betrokkenheid van de hogepriester en zijn huis en van het volk wordt geëist door het opleggen van de ‘verootmoediging’. Dat deze innerlijke betrokkenheid niet mag ontbreken hebben met name de profeten naar voren gebracht.


In grote lijnen heeft het Joodse volk tot aan de verwoesting van de tempel de Grote Verzoendag gevierd op de zojuist beschreven wijze.

Toch zijn er na de ballingschap veranderingen in de viering opgetreden, die zich na de verwoesting van de tempel in versneld tempo hebben doorgezet. De rol van de tempel was door de ballingschap veranderd. Daarnaast speelde het hogepriesterlijke huis een kwalijke rol bij het verminderen van het gezag van de tempel. Vele hogepriesters pasten zich aan bij de vreemde overheersers in het land, terwijl velen uit het volk op gespannen voet met de vijanden leefden. Er kwam minachting voor de hogepriester en de tempel.

Grote Verzoendag vandaag

De ondergang van de tempel in het jaar 70 na Chr. was een katastrofe zonder weerga voor het volk Israël. Het centrale heiligdom was niet meer. De grote feesten, waaronder Grote Verzoendag, konden niet meer gevierd worden zoals door Mozes in de Tora was voorgeschreven.

Door de onvermoeibare inzet van de rabbijnen uit de Farizeese traditie is het gelukt een nieuwe vorm te vinden voor de viering van de feesten. Daarbij konden de rabbijnen aansluiten bij de vormen die al tijdens en na de ballingschap ontwikkeld waren. Dat wil niet zeggen dat de Grote Verzoendag in de eerste eeuw al net zo gevierd werd als nu. In de loop der eeuwen hebben er nog allerlei veranderingen plaatsgevonden. We willen een schets geven van de wijze waarop heden ten dage deze gedenkdag gevierd wordt.


Met de viering van Grote Verzoendag eindigen de 10 ‘geduchte dagen’. Het zijn dagen van inkeer. Ernstig wordt gezocht naar herstel van de goede verhouding met God en de mensen. Omdat Grote Verzoendag de afsluiting van deze periode is, is deze dag zeer plechtig.

Centraal staan inkeer en berouw. Men weet zich op deze dag geplaatst voor de rechterstoel van God. Het is de Dag van het Oordeel. Verzoening is er slechts voor degene, die zijn zonden tegenover God boetvaardig belijdt. Zijn er wandaden tegenover de naaste begaan, dan moet er eerst met die naaste verzoening gezocht worden.

Een kommentaar op Lev. 16:30 zegt het zo: ‘Jom Kippoer verzoent de overtredingen van de mens tegenover God; de overtredingen tussen de mens en zijn naaste verzoent Jom Kippoer pas wanneer hij zijn naaste welgevallig heeft gemaakt.’


Op de vooravond komt men samen in de synagoge. De tijd van vasten is dan al ingegaan. Meer dan 24 uur zal men niet eten en drinken; uitgezonderd de kinderen en de zieken. Al die tijd zal ook de synagoge open blijven; en er zullen mensen zijn die deze nacht en dag de synagoge niet zullen verlaten.


De avonddienst draagt de naam Kol Nidrei (Alle beloften), naar het plechtige lied met dezelfde naam. Het is een lied, waarin God gevraagd wordt alle onbedachtzaam afgelegde beloften tegenover Hem in het verleden, het heden en de toekomst ongeldig te verklaren.

De tekst is een oude rechtsformule. Het doel is enerzijds uitdrukking te geven aan de gedachte dat niet de beloften van mensen genade bewerken bij God en anderzijds om mensen van dwaze, onder dwang of in angst afgelegde toezeggingen tegenover God vrij te maken. Het is dus niet de bedoeling van het lied om onder beloften tegenover mensen vandaan te komen.

In zijn boek ‘Joodse riten en symbolen’ legt rabbijn S.Ph. de Vries Mzn er de nadruk op, dat niet zozeer de woorden als wel de melodie op deze avond van belang is, omdat de melodie zo onovertroffen de stemming van de avond weergeeft. Hij spreekt zelfs van een lied-zonder-woorden. Als we beseffen, dat melodie en tekst pas later bij elkaar gevoegd zijn, dan worden de opmerkingen van rabbijn De Vries duidelijk. Want aan een zeer geladen melodie is een uiterst zakelijke tekst verbonden.

Wij hebben spijt van alle afspraken, overeenkomsten, geloften en vervloekingen, die wij hebben uitgesproken... Mogen zij beschouwd worden als afgeschaft, vergeten, vernietigd en ontbonden... Mogen de afspraken niet meer als afspraken gelden, de overeenkomsten niet als overeenkomsten en de gezworen eden niet als eden.


Drie maal wordt door de voorzanger het Kol Nidrei gebeden. Dan antwoordt de verzamelde gemeente met de woorden uit Num. 15:26:

Het zal aan de gehele vergadering der Israëlieten vergeven worden, zowel als aan de vreemdeling die in uw midden vertoeft, want het was onopzettelijk over het gehele volk gekomen.


De dienst van Kol Nidrei duurt de hele avond. Vele gebeden worden op die avond en ook de volgende dag door de voorzanger ten gehore gebracht, daaronder vele schuldbelijdenissen. Uit een schuldbelijdenis, die op Jom Kippoer vijf maal gebeden wordt, naar het getal van het aantal diensten op deze dag. geven we een gedeelte weer:

Onze God en God van onze voorouders! Moge ons gebed voor U komen en onttrekt U zich niet aan ons smeken, want wij zijn niet zo brutaal en hardnekkig dat wij U Eeuwige, onze God, zouden zeggen: ‘Wij zijn braaf en hebben niet gezondigd; integendeel, wij hebben gezondigd.
Wij zijn schuldig, wij zijn ontrouw geweest, hebben gestolen, hebben lastertaal gesproken, wij hebben verkeerd gehandeld, wij hebben slechte dingen gedaan...
Wij zijn afgeweken van Uw geboden en Uw goede rechtsvoorschriften en het heeft ons niets gebaat. Maar U bent rechtvaardig bij al wat ons overkomt, want U doet wat waar is, maar wij hebben verkeerd gehandeld...
U kent de mysteries van de wereld en de diepste geheimen van al wat leeft. U onderzoekt de meest intieme gedachten en doorziet wat in het geweten en in het gevoel omgaat.
Moge het daarom uw wil zijn, Eeuwige, onze God en God van onze voorouders, dat U ons vergiffenis schenkt voor al onze zonden, ons onze overtredingen kwijtscheldt en ons verzoening verschaft voor alles wat wij misdreven.
Voor zonden tegenover U begaan, gedwongen of uit vrije wil, in overmoed, uit onwetendheid, door onbezonnen uitingen, in het openbaar of in het geheim...
door benadeling van de ander, door zondenbelijdenis alleen met de mond, door onzedelijke samenkomsten, door moedwil of bij vergissing, door geringschatting van ouders of leraren...
En voor dit alles, God van vergiffenis, schenk ons vergiffenis, scheld het ons kwijt, verschaf ons verzoening.’


Dit is nog maar een gedeelte van de schuldbelijdenis, maar het geeft al aan hoe breed de blik is op Grote Verzoendag. Het hele leven ligt voor Gods aangezicht open. Niets is voor hem verborgen. Daarom ook bedekken de mannen zich op een bepaald ogenblik met de gebedsmantel.


Tot de vaste Schriftlezing op Grote Verzoendag behoren Lev. 16 en 18, Num. 29:7-11,Jes. 57:14-21, Jes. 58 en het boek Jona. De lezing uit Jes. 58 herinnert de Joden eraan, dat God geen genoegen neemt met vasten voor de vorm. Het boek Jona wordt gelezen omdat het spreekt van boete en omkeer. God spaart Ninevé, de stad waarvan de boosheid tot voor Gods aangezicht is opgestegen.


Aan het eind van Grote Verzoendag wordt het slotgebed gebeden. Nog één keer wordt de ernst van de omkeer naar voren gebracht. De deuren van de Heilige Ark, waarin de Tora-rollen worden bewaard hebben steeds open gestaan; nu worden ze gesloten. Dit is het moment, waarop het boek, dat voor Gods aangezicht is en dat 10 dagen open heeft gelegen en waarin de levensweg voor ieder mens voor het nieuwe jaar door God wordt opgeschreven, gesloten en verzegeld wordt. Nog één keer klinkt de sjofar (de ramshoorn) als een laatste appèl. Dan is Grote Verzoendag voorbij. Men gaat naar huis, allereerst om eten klaar te maken en ook om zich te gaan voorbereiden op het komende feest; immers over 5 dagen is het Loofhuttenfeest.


De betekenis van Grote Verzoendag wordt niet alleen onder woorden gebracht in de gebeden en de Schriftlezingen, maar ook in een aantal gebruiken.

  • Het vasten noemden we al. We kunnen eraan toevoegen, dat het voorschrift is om zich op Grote Verzoendag niet te wassen en te zalven, ten teken dat men als een onwaardige voor God verschijnt.
  • Verder is de synagoge gehuld in witte klederen; zo ook de bezoekers. Wit, omdat men ernaar verlangt rein te zijn.
  • Het is op Grote Verzoendag niet toegestaan leren schoenen te dragen; dit kan een gebruik zijn van onthouding; anderen zeggen dat het te maken heeft met het feit dat om leer te bereiden er dieren gedood moeten worden. In plaats van op leren schoenen loopt men op vilten of linnen schoenen.
  • Slechts twee keer in het jaar knielt men in de synagoge. Op nieuwjaarsdag en op Grote Verzoendag. Men knielt drie keer op Grote Verzoendag, namelijk op het moment dat gebeden wordt: ‘en wij knielen en werpen ons ter neder voor de Koning aller Koningen, de heilige, geloofd zij Hij.’ Vervolgens bij het lezen van Lev. 16:30 en een uitleg van dat gedeelte. Volgens de overlevering zou de hogepriester op dat moment voluit de vierletterige naam van God (JHWH) hebben uitgesproken, waarop ieder op het tempelplein in aanbidding neerknielde.
  • Tot slot noemen we nog het gebruik op Grote Verzoendag om in de synagoge een preek te houden. Het houden van een preek gebeurt niet in elke dienst. Het is volgens Joodse opvatting ook niet nodig.
    De belangrijkste figuur in de synagogale dienst is de voorzanger. Hij leidt de dienst, dat wil zeggen hij reciteert de (vele en lange) Schriftlezingen en de gebeden. Op Grote Verzoendag is dat een geweldig zware taak, omdat de diensten uren duren. Preken doet hij echter niet. Dat is voorbehouden aan de rabbijn.
    Het is gewoonte geworden, dat er op Grote Verzoendag gepreekt wordt. Dit is echter niet uitleg en toepassing van de Schrift; het draagt meer het karakter van een verhandeling over een aspekt van Grote Verzoendag.


Vergelijken we de plechtigheden van Grote Verzoendag van voor en na de verwoesting van de tempel, dan komen enkele opvallende zaken naar voren.

  • Allereerst, dat er na de verwoesting van de tempel geen bloedige offers meer worden gebracht. Het kultische aspekt is sterk verminderd; het morele aspekt is meer naar voren gekomen. Met het wegvallen van de tempel is ook de rol van de priesters zo goed als uitgespeeld.
  • Een tweede opvallende trek is dat er na de verwoesting van de tempel een uitgebreide liturgie is ontstaan, waarin de belijdenis van zonden een zeer belangrijke plaats inneemt.
  • Als derde trek is te noemen de grote nadruk die er ligt op het berouw en de omkeer. Rabbijn drs. E. van Voolen zegt in Joodse feestdagen, dat de verzoening alleen door menselijke inspanning in de vorm van inkeer en gebed tot stand komt, want in Num. 14:20 staat: ‘Op uw bede schenk ik vergeving.’

Enkele kanttekeningen

Grote Verzoendag wordt gevierd tot op de huidige dag. De Joden zeggen: ‘en dat ondanks de verwoesting van de tempel.’ En de christenen zeggen: ‘en dat ondanks de komst van Jezus de Christus.’ Er is een levend Jodendom dat in aansluiting aan de boeken van Mozes vandaag Grote Verzoendag viert; naar de vorm anders, naar inhoud gelijk. Wat geeft dat de kerk te denken? In alle bescheidenheid willen we daar enkele opmerkingen over maken.

  1. Zonde en genade zijn voor de Joden werkelijkheden, die de plechtigheid van Grote Verzoendag bepalen. Dr. G.H. Cohen Stuart wijst daar ook op in zijn artikel in het boek Zicht op Israël 3, pag. 19. In de gebeden komt een volstrekte afhankelijkheid van de genade van God naar voren. Wel zeggen de Joden: God heeft zichzelf tot die genade verplicht toen Hij een verbond aanging met Abraham en Israël. De vraag, die wij daarbij willen stellen, is: wanneer gaat die verplichting voor God in? Hierboven haalden we al rabbijn Van Voolen aan, die wees op de woorden: ‘Op uw bede...’ - Is het dan toch de inkeer, de menselijke omkeer, de bede om vergiffenis, die bij God aanleiding is genade te bewijzen? Of verstaan we de Joden op dit punt pas goed als we de inkeer en de bede om vergiffenis niet zien als voorwaarde, maar als de weg, waarop God zijn genade aan de zondaar bewijst?
  2. In samenhang met de eerste opmerking willen we ook nog iets zeggen over de aard van de zonde. Van christelijke zijde wordt er nogal eens op gewezen, dat het Joodse begrip van zonde een zekere mildheid kent, omdat de Joden leren dat de zonde een door de mens te beheersen werkelijkheid is. Toch maken de schuldbelijdenissen van Grote Verzoendag de indruk, dat de zonde wordt gezien als een realiteit over de hele lengte en breedte én ook diepte van het leven. Men kan het toch geen oppervlakkigheid noemen als zo uitgebreid en indringend de schuld tegenover God en de mensen wordt uitgezegd? Als ik het goed zie, ligt het karakter van de zonde voor de Joden vooral in de wil/onwil. Een mens heeft de macht over de zonde te heersen, maar hij moet het ook willen. Hij kan het ook willen. Vandaar de voortdurende verwijzing in Joodse bronnen naar Gen. 4:7, waar Kaïn van God te horen krijgt: ‘Doch indien gij niet goed handelt, ligt de zonde als een belager aan de deur, wiens begeerte naar u uitgaat, doch over wie gij moet heersen.’ De mens is in staat, wanneer hij maar wil, over de zonde te heersen. Dr. R. Gradwohl schrijft erover in zijn boek Uit Joodse bronnen, deel 1, bij de verklaring van Gen. 4:1-16 ‘Kaïn kan, als hij echt wil, heerser over de zonde zijn’ (pag. 51). In de kerk zijn we met name door Paulus vooral tot het inzicht gekomen dat er naast de onwil ook de onmacht is. ‘Want niet wat ik wens, het goede, doe ik, maar wat ik niet wens, het kwade, dat doe ik.’ Rom. 7:19.
  3. Onomkoombaar is voor ons als christenen de plaats van Jezus Christus in de verzoening. Drs. J.A. van der Velden schrijft in zijn artikel Joodse feesten als gedenkdagen II in het boek Israël tussen gedenken en verwachten op pag. 89: ‘Als christenen ervaren wij de liturgie van Jom Kippoer van verootmoediging en schuldbelijdenis, van vreugde en lofprijzing als verdieping en verrijking van ons christelijk geloof. Je zou alles ‘om Christus’ wil’ kunnen en willen beamen.’ Woorden van gelijke strekking schrijft ook dr. Cohen Stuart in het al aangehaalde artikel, pag. 25. Daar zit heel veel waars in.
    Toch blijft het de vraag voor mij of door het ‘om Christus’ wil’ de dingen niet anders komen te liggen. Dr. H. Berkhof zegt in zijn korte studie Om het verbond, als hij heeft uiteengezet, dat het Nieuwe Testament nog dieper dan de schrijvers van het Oude Testament onder de indruk is gekomen van het mislukken van het verbond door menselijke schuld, dat het N.T. ‘in twee zeer radicale gedachtengangen boven het O.T. uitgaat.’ En hij noemt als eerste gedachtengang: ‘De Hebreeënbrief ziet nu ook tempel en cultus in deze mislukking begrepen.’ (pag. 28). Hij voegt eraan toe, dat ‘de cultus niet in staat is om een werkelijke verzoening met God tot stand te brengen’, waarbij hij verwijst naar Hebr. 10:3v. In de kerk kunnen we niet om de vraag heen welke plaatsvervanging voldoende is om verzoening te bewerken. Zijn dat bloedige offers van dieren; zijn dat gebeden en liefdadigheid en ernstig zelfonderzoek; of is dat het offer van de Rechtvaardige Jezus Christus, die Zichzelf gegeven heeft tot een losprijs voor velen?


Ongetwijfeld is over de genoemde zaken nog veel meer te zeggen. Het zijn, waar het de kanttekeningen betreft, slechts aanzetten, die de bezinning op en het gesprek met het Jodendom willen bevorderen. Een bezinning en gesprek ten overstaan van elkaars bronnen en elkaars diepste overtuiging. Van die bezinning en dat gesprek wordt de kerk niet armer.

ds. Rien Vrijhof
Vrede over Israël jrg. 35 nr. 2 (maart 1991)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel