Tempel - synagoge - kerk

De kerk, een veelkleurig verschijnsel

Als we met belangstelling het verschijnsel 'kerk' bezien, stuiten we op een grote verscheidenheid en een bonte veelkleurigheid. Deze grote verscheidenheid en bonte veelkleurigheid valt des te meer op als we de kerk op wereldschaal bekijken. De verschillen in liturgische vormgeving, in ambtelijke en gemeenschappelijke structuur, in vormgeving en beleving van de gemeenschap der heiligen, zijn duizelingwekkend groot. Er hoeft alleen maar gewezen te worden op de twee hoofdstromen, de Orthodoxe/Rooms-Katholieke tradities met daarnaast de veelkleurige protestantse/evangelische groeperingen.


Bij de eerstgenoemde hoofdstroom treffen we doorgaans aan:

  • een hiërarchische kerkstructuur. Een Paus of Aartsbisschop staat aan het hoofd van de kerk vanwaar via een ladder van ambtsdragers afgedaald wordt naar het onderste niveau, de plaats van de leek, de gewone gelovige.
  • een kerkgebouw, dat gewijd is, en zo tot heilige ruimte is verheven.
  • liturgische gewaden en een strakke liturgische orde door het jaar heen.
  • grote aandacht voor het sacrament, met daarbij de centrale plaats voor het altaar.
  • de minder centrale plaats voor de verkondiging.
  • de gevoeligheid voor heilige plaatsen waar een godsverschijning of de verschijning van een heilige zou hebben plaatsgevonden.
  • de gelovige door de ambtelijke en liturgische structuur dikwijls in een toeschouwersrol.


De tweede hoofdstroom vertoont doorgaans het spiegelbeeld.

  • een kerkstructuur van onderop. De gelovigen vormen de gemeente en stellen eventueel de ambten in of beperken de leiding tot charismatisch begaafde personen.
  • een kerkgebouw is slechts funktioneel en kan dus desnoods een huiskamer, een wijkcentrum, een schuur of zelfs een plaats in de open lucht zijn.
  • ambtelijke kleding is taboe of komt op de tweede plaats, terwijl ervan een strakke liturgische orde geen sprake is.
  • de verkondiging of het getuigenis staat centraal.
  • de sacramenten ondersteunen 'slechts' het Woord.
  • heilige plaatsen zijn niet in ere want ze trekken de aandacht af van het meest wezenlijke, de Schrift.
  • de gelovigen zijn niet als toeschouwer aanwezig, maar als deelnemers.


De bovenstaande opsomming is verre van volledig en stellig voor de afzonderlijke groeperingen ook niet absoluut. Er bestaan vele mengvormen; er is veel wederzijdse beïnvloeding. De opsomming wil slechts een indruk geven van de bonte verscheidenheid die zich aan ons voordoet als we naar het verschijnsel kerk kijken.

Het zien van deze bonte veelkleurigheid kan bij ons vele vragen oproepen. Waar komen al deze verschillen vandaan? Slaat de ene groepering helemaal de plank mis, terwijl de andere precies de spijker op de kop slaat?

Gaat het bij de verschillen alleen maar om traditievorming in de loop van de geschiedenis van de kerk door de eeuwen heen? Of gaan de verschillen misschien terug op gegevens uit de bijbel als bron voor gemeenteopbouw en liturgische vormgeving? M.a.w., zou de bonte verscheidenheid mede te maken kunnen hebben met de interpretatie van gegevens uit het Oude- en Nieuwe Testament? Ik gebruik hier met opzet het woordje 'mede', want ook de traditievorming binnen de kerken heeft een bijdrage geleverd aan de bonte veelkleurigheid.

Toch zal m.i. de verscheidenheid inderdaad in de eerste plaats verstaan moeten worden van uit de verschillende gegevens die de bijbel en de joodse traditie verstrekt over gemeentelijke structuur en liturgische vormgeving. Om enig inzicht in deze achtergronden te verkrijgen gaan we nu enkele gegevens uit de bijbel en de joodse traditie nader bezien.

Twee vormen van heiliging

In het Oude- en Nieuwe Testament en in het joodse godsdienstige leven treffen we twee vormen van heiliging aan. Er is sprake van ruimte en tijd.

Met de heiliging van ruimte en tijd bedoelen we, dat er een bepaalde ruimte of tijd toegewijd is aan de dienst van God.


In het O.T. zien we hoe de HERE Zelf een ruimte in dienst neemt - heiligt - waar Hij aan Mozes en aan het volk Israël verschijnt. De klassieke voorbeelden daarvan zijn de verschijning van de HERE aan Mozes bij de brandende braamstruik (Ex. 3), bij de Sinaï (Ex. 19-20), met als uitloper de bouw van de tabernakel (Ex. 25-40). Later, onder het koningschap van David, werden ark en tent overgebracht naar Jeruzalem (2 Sam. 6). Aldaar bouwde Salomo de centrale plaats voor de openbare eredienst, de tempel.

Zó ontstond er dus een heilige ruimte, een plek waar de HERE zijn naam deed wonen (Deut. 12). Het is een ruimte op aarde waar God en mens tot elkaar naderen, waar ze samenkomen.


Toch moeten we gelijk een kanttekening plaatsen. Hoewel er nu een geheiligde ruimte bestond, was de HERE toch niet aan ruimte gebonden. Het eerste heiligdom was een tent en had geen vaste plaats. En van de tempel wordt gezegd, dat hij wel het teken van Gods tegenwoordigheid op aarde was, maar de tempel kon toch niet echt de HERE bevatten (1 Kon. 8,27).

Deze gedachte heeft Israël ervoor bewaard er echt heilige plaatsen en bedevaartsoorden op na te gaan houden. In dat geval zouden ze zelfs met de tabernakel en tempel tot afgodendienst vervallen zijn. Ook heeft Israël geen pelgrimsreizen naar de Sinaï gemaakt of naar de berg Nebo om Mozes te vereren.


Hoe belangrijk het teken van Gods wonen bij zijn volk, de heiliging van de ruimte ook was, toch bestond er nog een andere vorm van heiliging, de heiliging van de tijd. Bij deze tweede vorm van heiliging ligt in het O.T./N.T. en ligt bij het huidige jodendom het zwaartepunt. Bij de heiliging van de tijd gaat het om het vieren van de grote verlossingsdaden van de Here in de geschiedenis van zijn volk.

Deze daden van God werden doorverteld en op geregelde tijden gevierd. Lev. 23 en Deut. 16 vertellen ons over de grote feesten, Pascha, Wekenfeesten Loofhuttenfeest, waarop de Here als verlosser werd geëerd. Bovendien was er de wekelijkse viering van de Sabbath. De gedachtenis aan Gods scheppingsdaden (Ex. 20,11) en aan Gods daden van bevrijding uit Egypte (Deut. 5,14) stonden zo elke week centraal.

Israël kende dus heiliging van ruimte en tijd, maar het hoofdaccent werd gelegd op de heiliging van de tijd. Dit laatste wordt duidelijk uit de geschiedenis van de ballingschap en de geschiedenis na de verwoesting van de tweede tempel.


Toen Israël in ballingschap verkeerde kon de heiliging van de ruimte het volk en z'n godsdienst niet doen overleven. Het is de heiliging van de tijd geweest, die Israël geholpen heeft om de ballingschap te overleven de Here te blijven dienen.

Daarmee zijn we op het spoor gekomen van een vorm van vroegjoodse eredienst die naast de tempeldienst bestaan heeft en die nu, na het verdwijnen van de tempel, nog steeds bestaat, de synagoge.

Tempel en synagoge

Het ontstaan van de synagoge

Voor het ontstaan van de tempel, als plaats waar God zijn naam deed wonen, bekeken we reeds de bijbelplaatsen. Moeilijker is het om de tijd van ontstaan van de synagoge aan te geven. Over het ontstaan van de synagoge, zoals deze in de dagen van Jezus (Lukas 4), funktioneerde, bestaan diverse theorieën.


Zo zijn er geleerden die denken aan de tijd van de Babylonische ballingschap. De tempel was toen verwoest. De plaats van ontmoeting met de Here en met elkaar werd gemist. Daarom moest men wel naar een andere vorm van samenkomen zoeken. Op deze wijze zou uit de offerloze bijeenkomsten van schriftlezing en gebed zich de synagoge hebben ontwikkeld. Het is stellig een aantrekkelijke gedachte om de oorsprong van de synagoge in de ballingschap te zoeken, maar een echt bewijs is er niet voor te vinden.

Het gelijk van deze stelling zou daarin kunnen liggen, dat er toen speciale gebouwen voor het openbare gebed en voor de studie in de Torah zijn ontstaan. De vraag is echter of er al niet in de tijd van de tempel, zelfs al in de tijd van de tabernakel, naast deze vorm van godsdienstig samenkomen aan de synagoge verwante vormen van godsdienstig beleven hebben bestaan.


Andere geleerden gaan uit van de tijd waarin duidelijk sprake is van synagogale bijeenkomsten. Zij denken aan de tijd van de Maccabeeën of aan de tijd van Jezus.


Toch zijn daarmee de wortels voor het ontstaan van de synagoge niet blootgelegd. Deze liggen m.i. reeds in de tijd dat de tempel nog volop funktioneerde. Israël bezat, naar het voorschrift van de Here, een centraal heiligdom, de tempel. Daar ontmoetten de Here en zijn volk elkaar. De centrale positie van het heiligdom in Jeruzalem en het verbod om plaatselijke heiligdommen te hebben, zoals in Deut. 12 wordt aangeduid, heeft stellig te maken met gevaar van afgodendienst. Toch had de centralisatie van de godsdienst ook een schaduwzijde. Niet iedereen kon regelmatig de tempel bezoeken, zelfs niet op de grote feesten. Daardoor dreigde het gevaar van vervreemding en afval van de Here en zijn dienst.

Om nu heel het volk te blijven betrekken bij de Here en zijn dienst werden er op de tijden dat in de tempel de offers gebracht werden plaatselijk in huiskamers gebedssamenkomsten gehouden. Deze huiselijke bijeenkomsten zijn op den duur uitgegroeid tot plaatselijke bijeenkomsten, de zogenaamde ma'amedot. De plaatselijke bijeenkomsten zouden dan weer geleid hebben tot synagogale erediensten. Dit pastorale motief lijkt mij alleszins acceptabel.

De bovenstaande gedachte wordt versterkt door de opvatting van de Rabbijnse tradities dat de openbare gebedssamenkomsten zouden stammen uit de tijd van Mozes, ja zelfs al uit de tijd van de aartsvaders. Zo zou Abraham het morgengebed (Gen. 19,27), Isaäk het middaggebed (Gen. 24,63) en Jakob het avondgebed (Gen. 28,11), hebben ingesteld.

Hoe dit ook zij, er bestond naast de tempeldienst blijkbaar reeds vroeg in de geschiedenis van Israël een andere godsdienstige vorm die tot het ontstaan van de synagoge heeft bijgedragen. Een vorm waaraan de tempeldienst zelf ook behoefte had, al was het alleen reeds om gezamenlijk aan Torahstudie te kunnen doen. Binnen het gebouwencomplex van de tweede tempel moet zelfs een synagoge gestaan hebben. Dat brengt ons bij de volgende vraag:

Het verband tussen tempel en synagoge

Tussen de tempel en de synagoge heeft een verband bestaan, zo sterk zelfs, dat na de verdwijning van de tempel de synagoge de meest wezenlijke funkties van de tempel heeft overgenomen. Tegelijk moet gezegd worden, dat ertussen tempel en synagoge een duidelijk onderscheid valt op te merken. Het verband en het onderscheid hebben duidelijk hun sporen nagelaten in de vormen van kerk-zijn bij de christenen.


Eerst het verband.

In de tempelcultus stonden stellig de dagelijkse offerdiensten centraal. In verzoening en dankbaarheid vond de ontmoeting tussen de Here en zijn volk z'n hoogtepunt. Daarnaast is men binnen tabernakel en tempel al gauw de openbaring van de Here aan Mozes gaan verzamelen en bestuderen.

Welnu, beide elementen zijn tevens de concentratiepunten van de dienst in de synagoge.

Ten tijde van de offerdiensten in de tempel, kwam men plaatselijk bijeen voor wat later de synagogale gebedsgetijdediensten zijn gaan heten. De gebedstijden van de synagoge kregen zelfs dezelfde naam als de bloedige offers in de tempel.

Met name in de tijden dat de tempel wegviel, na de verwoesting van eerste, zowel als van tweede tempel, ging tevens het verzamelen en de studie van de Torah een grote rol spelen.

De conclusie kan getrokken worden, dat de funktie van de vroegere altaardienst met zijn bloedige offers als bediening van de verzoening is overgegaan naar het gebed en de Torahstudie in de synagoge.

Nog anders gezegd. In de tempel werd de toekering tot God, die altijd een element had van overgave van het hart en van innerlijke gezindheid, door het bloedige offer tot uitdrukking gebracht.

In de synagoge werd en wordt aan de toekering tot God, door het offer van het gebed en door studie van en meditatie over Gods woorden, vorm gegeven.


Er treedt dus een verschuiving in accent, m.i. niet in wezen, op, dat ervan het begin af aan reeds ingezeten heeft: van het bloedige offer op het altaar naar het offer van het gebed.

En: van heiliging van de ruimte (tempelruimte) naar heiliging van de tijd (daden van God in de geschiedenis).


Het offer wordt dus in de synagoge in een andere vorm voortgezet, zoals een rabbijns geschrift bevestigt: 'Na de verwoesting van de tempel - zegt de Here tot Abraham - zullen uw kinderen de wetten betreffende de offeranden bestuderen, en Ik zal dit beschouwen als hadden zij die offers werkelijk gebracht; en Ik zal hun zonden vergeven.'

Een andere uitspraak gaat nog een stap verder: 'Gebed heeft groter betekenis dan offeranden.'


Naast deze wezenlijke overeenkomst tussen tempel en synagoge is er tevens sprake van sterk onderscheid.

Tenminste vier punten van onderscheid zijn te noemen. Enkele daarvan zijn reeds ter sprake geweest.

  1. In de tempel gaat alles ambtelijk en hiërarchisch toe. Het priesterschap was erfelijk. De wezenlijke handelingen werden niet door het volk, de leken, verricht, maar door de priesters en levieten. In de synagoge ging (en gaat) het democratischer toe. Wie kon bidden en lezen, mocht bidden en lezen en mocht de Schrift uitleggen. Zie hiervoor ook Lukas 4, Jezus in de synagoge van Nazareth. M.a.w. de synagoge-eredienst is een leken-eredienst.
  2. De tempel is plaatsgebonden - aan Jeruzalem. De ruimte wordt geheiligd. De Synagoge is niet plaatsgebonden. Het accent ligt niet op het gebouw waarin men samenkomt en op de plaats waar men samenkomt. Op de plaats waar tien joodse mannen samenzijn kan aan gebed en Torahstudie worden gedaan, kan synagoge worden gehouden. Wat Jezus in Johannes 4 tijdens het gesprek met de Samaritaanse vrouw zegt over 'in geest en waarheid' aanbidden, is voor het joodse denken niet iets nieuws, maar komt er uit voort.
  3. Karakteristiek voor de tempel is de bloedige offercultus. Karakteristiek voor de synagoge is gebed en Torahstudie.
  4. In de tempel was het volk als toeschouwer aanwezig. De wezenlijke handelingen werden voor hem door priesters, levieten en tempelkoren verricht. In de synagoge is heel het volk totaal ingeschakeld. Je treft er een biddende en studerende gemeente aan.


Als we de gevonden gegevens overzien dan kunnen we daarmee twee kanten opgaan.


In de eerste plaats zouden we kunnen stellen, dat de synagoge de tempel vervangen en dus opgeheven heeft. Tempel en synagoge staan in dat geval tegenover elkaar en zijn dan van meet af aan twee wezenlijk van elkaar onderscheiden vormen van godsdienstig beleven geweest.


In de tweede plaats zouden we kunnen stellen dat de synagoge een voortzetting is van de tempel in een andere vorm. Het wezen van beide vormen is dan hetzelfde. Het wezen bestaat dan hierin, dat zowel tempel als synagoge de plaats van Gods tegenwoordigheid op basis van het offer ter verzoening tot uitdrukking brachten.


Mijns inziens moeten we aan de tweede mogelijkheid denken. Deze opvatting wordt versterkt door ontwikkelingen door de eeuwen heen binnen het jodendom met betrekking tot de synagoge.

Al heel vroeg is binnen het jodendom de synagoge 'heiligdom in het klein' genoemd. Rabbijnse tradities deden dat n.a.v. Ezechiël 11:16. De woorden van de profeet aldaar werden op de synagoge betrokken.

Tegen de achtergrond van Ezechiël betekende dit, dat de synagoge als het heiligdom werd beschouwd totdat de tempel herbouwd zou zijn. Om het onderscheid tussen tempel en synagoge aan te geven trachtte men te voorkomen de gebruiken in de tempel te imiteren. Er werd daarom aanvankelijk in de synagoge geen wierook, geen instrumentale muziek, geen zevenarmige kandelaar e.d. aangetroffen.

Toch kwamen erop den duur bepaalde ontwikkelingen op gang die naar de tempel verwezen. Zo werd architektonisch de synagoge dikwijls gebouwd in de vorm van de tempel. De kast waarin de Torahrollen worden bewaard kreeg de naam ark te dragen. Rabbijn en cantor gingen steeds meerde rol van de priester vervullen, en gingen ambtskleding dragen. Een professioneel koor lijkt de levieten te vervangen. De gemeente kreeg hoe langer hoe meer de rol van toeschouwer toegewezen. Zelfs wordt de Torah-lezenaar wel altaar genoemd.


We zien dus in de loop der eeuwen een beweging van tempel naar synagoge en weer terug ontstaan. Een opmerkelijke pendelbeweging dus, die m.i. aangeeft dat tempel en synagoge een wezenlijke eenheid vormen en elkaar wederzijds bepalen, waarbij de accenten in de loop der eeuwen nogal eens verschoven zijn en nog steeds verschuiven.

Wat heeft een en ander nu met de kerkelijke tradities in hun bonte verscheidenheid te maken?

Om op deze vraag een antwoord te geven keren we terug tot ons hoofdthema.

Tempel - Synagoge - Kerk

De meest centrale conclusie moet wel zijn, dat de wortels voor het kerk-zijn in heel zijn bonte veelkleurigheid liggen in het Oude Verbond en in de daarmee verbonden joodse tradities.

De kerk, als gemeenschap van gelovigen, ontmoet de Here op grond van de toenaderings-gave, het offer.


In de kerk staat daarbij Christus als Messias uit Israël en Heiland der volkeren centraal. Hij is, zoals Simeon het zegt, 'Licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël' (Lukas 2,32). Hij bracht het offer ter verzoening en dat eens en voorgoed. Dáár ligt - vervuld in Christus, belijden we als gemeente - evenals bij tempel en synagoge het wezen van het samenkomen. Dat verbindt tevens tempel, synagoge en kerk met elkaar.

Tegelijk moet gezegd worden dat voor de eerste gemeente m.b.t. de heiliging van ruimte en tijd, het hoofdaccent op de heiliging van de tijd kwam te liggen. De gemeente gedenkt de daden des Heren, dat wat de Here in Christus onder ons volbracht heeft. Daarom, dus om het in de heilsgeschiedenis door Jezus gebrachte offer, kan de Heiland tegen de Samaritaanse vrouw zeggen op de vraag naar de ruimte waar men moet samenkomen in Jeruzalem of Samaria: 'maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en waarheid.' Jezus vergeestelijkt het heil daar niet en verwijst het ook niet naar de binnenkamer. Integendeel, Jezus stelt daar dat de gemeente, waar deze ook maar samenkomt (heiliging van de ruimte), dat altijd zal doen op grond van zijn verzoenend sterven (heiliging van de tijd). Om dezelfde reden noemt Paulus de gemeente 'Gods tempel' waarin 'de Geest Gods' woont.


Het hoofdaccent dat de oude kerk op de heiliging van de tijd, het gedenken van de daden des Heren, heeft gelegd, wordt nog versterkt door haar wijze van samenkomen. Ze leek daarin sprekend op de synagoge. In de synagoge volhardde men van oudsher, naar het model uit Nehemia 8-10, bij de gebeden en bij de Schriften die van Gods daden getuigen. De eerste gemeente volhardde eveneens, waar ze ook maar samenkwam, bij het 'onderwijs der apostelen' en bij 'de gebeden' (Hand. 2,42).

Samenkomend voor woord en gebed had de eerste gemeente het volkse karakter van de synagoge en kende ze m.i. niet of nauwelijks, wat we later zijn gaan noemen, hoogkerkelijke gebruiken, zeker geen heilige plaatsen en gewijde ruimten.

De protestantse/evangelische hoofdstroom is min of meer op deze lijn blijven zitten.


Toch bleven de gegevens over de heiliging van de ruimte staan en gingen ze zich steeds meer aan de gemeente opdringen. Blijkbaar kan de heiliging van de tijd, het gedenken van de daden des Heren, niet zonder de heiliging van de ruimte. Gemeente-zijn vraagt om een plaats van samenkomst en om concrete vormen waarin het samenkomen gestalte vindt. Dat hebben alle kerken door de eeuwen heen onderkend en erkend.

Bij de Orthodoxe/R.K.-hoofdstroom is echter de lijn van de tempel, van de heiliging van de ruimte, door de eeuwen heen steeds sterker en zelfs overheersend geworden. Dat bracht een andere kerkstructuur, vroomheidsbeleving, e.d. met zich mee dan bij de protestantse/evangelische hoofdstroom.


We kunnen dus zeggen, dat tempel en synagoge in de geschiedenis van de kerk de structuur van het kerk-zijn en van de liturgische vormgeving zijn blijven bepalen. Ook in de kerk kan men de pendelbeweging die we in de joodse synagoge tegenkwamen, de beweging van laagkerkelijk naar hoogkerkelijk en omgekeerd, aantreffen. De bijbelse en joodse wortels van de christelijke kerk verklaren m.i. daarom veel van de bonte veelkleurigheid die we bij het verschijnsel 'kerk' aantreffen.

drs. Kees van den Boogert
Vrede over Israël jrg. 36 nr. 1 (feb. 1992)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel