Hier ziet u hoe de pagina er ongeveer uit komt te zien als u die afdrukt.
Plaatjes en enkele andere elementen worden niet weergegeven.
Dit gedeelte (met rode achtergrond) wordt niet geprint.
De uiteindelijke afdruk kan een andere regellengte hebben.


normale weergave

print deze pagina


Het Onze Vader

Het Evangelie in de notedop

Op de vraag van de discipelen: ‘Here, leer ons bidden, zoals ook Johannes zijn discipelen geleerd heeft’ (Luk. 11,1), antwoordt Jezus met het gebed dat we nu ‘Het Onze Vader’ noemen. Het is naar vorm en inhoud een uitermate knap gebed. Daarom is men het in de loop der eeuwen het ‘volmaakte’ gebed gaan noemen. Een typering die zijn schaduwzijden kent, zoals we nog zullen zien.


Naar de vorm bestaat het uit vier delen:


1. De aanspraak. (Mat. 6,9a)

Onze Vader, die in de hemelen zijt


2. De drie ‘Gij’-beden. (Mat. 6,9b-10)

uw naam worde geheiligd;
uw Koninkrijk kome;
uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.

In deze drie beden staat God centraal, zijn Naam, zijn Koningschap, zijn Wil. Enerzijds vraagt de bidder om de verwerkelijking van de drie beden door God zelf, anderzijds laat hij zich gehoorzaam inschakelen in Gods Koninkrijk.


3. De vier ‘wij’-beden. (Mat. 6,11-13a)

Geef ons heden ons dagelijks brood;
en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;
en leid ons niet in verzoeking,
maar verlos ons van de boze.

Deze vier beden bevatten directe vragen aan God vanuit onze aardse nood. De derde en vierde zou als één bede gezien kunnen worden. Toch ligt de keuze voor zeven beden (zeven als getal van de volheid) het meest voor de hand, zodat van een volheid van beden gesproken kan worden.


4. De lofprijzing. (Mat. 6,13b)

[Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen]

De lofprijzing is niet oorspronkelijk. Hij werd later toegevoegd en staat daarom in de vertaling van het NBG tussen vierkante haken. Hij is ontleend aan 1 Kron. 29,11 en komt al in de tweede eeuw voor.


Naar de inhoud geeft het Onze Vader de kern van het geloofsgoed van Jezus weer.

De joodse geleerde Pinchas Lapide verwoordt deze kern in een zevental grondstellingen:

  1. Het enig- en uniek-zijn van de Schepper-God
  2. Zijn vaderschap van alle mensenkinderen
  3. Het vaste vertrouwen op Gods toekomstige alleenheerschappij
  4. De messiaanse hoop op de voleinding van het heil
  5. De onvoorwaardelijke onderwerping aan de wil Gods
  6. De vergeving der zonden op aarde en in de hemel
  7. De beklemtoning van het feit dat de mens is aangewezen op Gods almacht.


Terecht kunnen we het Onze Vader daarom ‘het Evangelie in de notedop’ noemen. Betekent dit laatste nu ook, dat het gebed des Heren het meest christelijke gebed is?

Een joods-christelijk gebed

De kerk belijdt Jezus Christus als Heer en Koning. Er bestaat dus tussen Jezus Christus en ons, die tot de kerk behoren, een uniek relatie. Hij is onze Heiland! Wij mogen door het geloof leven uit het in Hem geschonken heil. Bovendien onderwerpen wij ons gehoorzaam aan zijn woorden. Daarbij neemt onder de woorden van Jezus het Onze Vader een wel zeer bijzondere plaats in. Hij heeft het immers zijn discipelen hoogst persoonlijk geleerd. We typeerden het daarom als het ‘volmaakte’ gebed, als ‘het Evangelie in de notedop’.


De Duitse theoloog Adolf von Harnack ging nog een stap verder. Hij noemde het Onze Vader aan het begin van onze eeuw zelfs ‘het christelijkste van alle gebeden’. Dergelijke typeringen zijn begrijpelijk. De liefde tot Jezus Christus, onze Verlosser, geeft ons liefde tot zijn woorden. Wat Jezus gezegd heeft - Hij is immers de ons van God geschonken Heiland - moet wel volmaakt en uniek, dus van hoger gehalte, zijn dan alles wat anderen ooit tevoren van Godswege gezegd hebben.

Sommige christenen beweren daarom dat het Onze Vader een totaal nieuwe schepping is naar vorm en inhoud. Nooit eerder zou iemand op deze wijze en met zulke woorden over God en zijn Koninkrijk gesproken hebben. Voor hen is het Onze Vader een exclusief christelijk gebed.


Nu hebben we er reeds op gewezen, dat een typering als ‘volmaakt’ z’n schaduwzijden heeft. Bij een dergelijke typering lopen we namelijk het gevaar Jezus ongewild van zijn joodse wortels af te snijden.

Stellig zijn er christenen geweest - en helaas zijn ze er nog - die Jezus bewust van het joodse volk hebben willen losmaken. De een, omdat met de komst van Jezus het Oude Verbond achterhaald zou zijn. Een ander, omdat de God der joden een ander zou zijn dan de God die door Jezus ‘Vader’ genoemd wordt. En weer een ander, omdat het joodse volk Jezus Christus niet als de Messias heeft erkend.

Wat voor redenen er ook aangevoerd worden, één ding moet echter voor ons vaststaan: we mogen Jezus nooit van zijn joodse wortels losmaken. Johannes houdt ons nadrukkelijk voor: ‘het heil is uit de joden’ (Joh. 4:22) en Paulus zegt t.a.v. de joden met klem: ‘naar de verkiezing zijn zij geliefden om der vaderen wil’ (Rom. 11:29). Als we dus Jezus Zelf niet van zijn joodse wortels mogen losmaken, dan ook zijn woorden niet.


Het Onze Vader is naar vorm en inhoud helemaal niet zo uniek als velen wel willen hebben. Integendeel! Julius Wellhausen, de collega van Adolf von Harnack stelde terecht: ‘ook het Onze Vader volgt joodse voorbeelden.’

We zouden met gebruikmaking van joodse bronnen uit de tijd van Jezus gemakkelijk dezelfde Onze-Vader-tekst kunnen opstellen als Mattheüs uit de mond van Jezus deed. Het unieke karakter van het gebed des Heren bestaat eerder in zijn compactheid dan in de vorm en inhoud ervan. Het Onze Vader bestaat uit woorden van Christus en als zodanig is het een christelijk gebed. Hij gebruikte woorden die sterk verwant zijn met de joodse gebedstraditie en als zodanig is het een joods gebed. De typering joods-christelijk is daarom goed op z’n plaats.

De Oudtestamentische wortels

De wortels van het Onze Vader liggen duidelijk in het Oude Testament. Dat blijkt reeds bij de aanspraak en komt tevens uit in de later toegevoegde lofprijzing. De lofprijzing is de verkorte weergave van het dankgebed van David dat hij uitsprak voor de zalving van Salomo tot koning (1 Kron.29:10-13).


Op de Oudtestamentische achtergrond van de aanspraak heeft men nog al eens sterk afgedongen. Juist in de aanspreekvorm ‘Onze Vader’ heeft men dikwijls het typisch christelijke van het gebed des Heren gezien. In de aanspraak zou Jezus God anders noemen dan het volk Israël. Hij zou met deze woorden zelfs het godsbeeld uit het Oude Testament bijgesteld hebben. De joden zouden God niet als Vader gekend hebben, maar als een strenge, straffende, God. Jezus zou zijn discipelen eerst het vertrouwelijke ‘vader’ of ‘papa’ in de mond hebben gelegd.

We wijzen deze opvatting van de hand.

In de eerste plaats, omdat in het Oude Testament God verschillende malen de vader van Israël genoemd wordt en de Israëlieten als kinderen worden aangesproken. Te denken valt aan Deut. 32:6; Jes. 63:16; 64:8; Jer. 3:4 en 19; 31:9; Ps. 68:6.

In de tweede plaats, omdat bij een zo groot onderscheid in godsbeeld de eenheid van het Oude en Nieuwe Testament op het spel komt te staan. Is de God van Abraham, Isaak en Jakob dan nog wel dezelfde als de God en Vader van Jezus Christus?

In de derde plaats, omdat het beperkte gebruik van de vadernaam voor God in het O.T. een reden heeft. Israël woonde temidden van volken bij wie het onderscheid tussen goden en mensen vloeiend was. Israël had weet van het onderscheid tussen God en mens. Omdat dit onderscheid niet opgeheven mag worden, wordt de vadernaam op beperkter schaal gebruikt. Dit onderscheid treffen we ook in het Onze Vader aan. Naast het vertrouwelijke ‘Vader’, waarin de nabijheid verwoord wordt, gebruikt Jezus ook de woorden ‘die in de hemelen zijt’ (vgl. Ps. 11:4; 115:3), waarin het anders-zijn van God wordt aangegeven.

Samenvattend kunnen we zeggen, dat de vertrouwelijke omgang met God als barmhartige Vader duidelijk zijn oorsprong in het O.T. heeft.


Bij de drie ‘Gij’-beden is de O.T.-ische achtergrond duidelijk aantoonbaar. De HERE heeft zijn Naam aan Israël geopenbaard (Ex. 3:13-15). Negatief gesproken mocht Israël Gods Naam niet ontheiligen

(Ex. 20:4). Positief wordt het heiligen van de Naam de blijvende opdracht voor Israël (Lev. 22:32).

Het Koningschap van de HERE wordt met name in de Psalmen bezongen, zowel over zijn volk (Ps. 93; 97; 99) als over de volkeren (Ps. 145:11-13).

Hoe zou Israël Gods Naam heiligen en zijn Koningschap erkennen zonder zijn wil te doen? Bij de sluiting van het Verbond verbindt Israël zich tot het nakomen van de verbondsregels met de woorden: ‘Alles wat de HERE gesproken heeft, zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen.’ (Ex. 24:7).

Met de ‘wij’-beden is het al niet anders. De bede om het dagelijks brood gaat terug op Ex. 16, 14, 20-21 (Vgl. Spr. 30:8). De dienst der verzoening behoort tot het hart van de Tora (Lev. 16).

Reeds aan het begin van de bijbel worden we geconfronteerd met de verleidende macht van de boze (Gen. 3 en 4). Tegelijk wordt er toe opgeroepen de boze te weerstaan en er in Gods kracht tegen te strijden (Gen. 3:15; 4:7).

Samenvattend kunnen we zeggen, dat we de wortels van aanspraak, lofprijzing en alle beden uit het Onze Vader in het O.T. terug kunnen vinden. Hoe ligt dat in de joodse gebedstraditie?

De joodse wortels

We beperken ons hier tot het zgn. achttien-gebed, het hoofdgebed van de synagoge. Dat gebed staat naar vorm en inhoud het Onze Vader het meest nabij. Het grootste gedeelte van dat gebed was reeds in de dagen van Jezus in gebruik. Ook het achttien-gebed kent de tweedeling van beden die op God betrekking hebben en beden die onze aardse nood betreffen. De zeven beden uit het Onze Vader vinden we er als volgt in terug:

  1. ‘uw naam worde geheiligd’ als ‘heilig zijt Gij en heilig is uw Naam en heiligen loven u elke dag.’
  2. ‘uw Koninkrijk kome’ als ‘wees Koning over ons gij Heer, gij alleen.’
  3. ‘uw wil geschiede’ als ‘geef goed loon aan de rechtvaardigen die uw wil doen.’
  4. ‘geef ons heden ons dagelijks brood’ als ‘gij voedt de levenden.’
  5. ‘en vergeef ons onze schulden’ als ‘vergeef ons,onze Vader, want wij hebben tegen u gezondigd.’
  6. ‘en leid ons niet in verzoeking’ als ‘toen wij zeiden dat onze voet wankelde, heeft uw liefde ons ondersteund.’
  7. ‘maar verlos ons van de boze’ als ‘zie onze ellende en strijd en verlos ons snel.’

We treffen de beden uit het Onze Vader dus reeds aan in synagogale gebeden uit de tijd van Jezus.

De uniciteit van het Onze Vader

Het Onze Vader wordt wel het ‘volmaakte’ gebed genoemd. Er zijn vele pogingen ondernomen om het unieke of het exclusief christelijke karakter ervan aan te tonen. De een zocht de uniciteit dikwijls in vorm en inhoud van het gebed, een ander in het gebruik van de Vadernaam, voor weer een ander moest het een totaal nieuwe schepping zijn.

We troffen echter de O.T.-ische wortels voor het gebed des Heren aan en bemerkten dat Jezus gebruik gemaakt heeft van traditionele joodse formuleringen. In dat alles kan dus de uniciteit van het Onze Vader niet zitten. Waarin dan wel?

Het unieke karakter van het gebed dat Jezus zijn discipelen geleerd heeft moet gezocht worden in de Heiland Zelf, in zijn persoon en werk.

De blijvende vraag in het gesprek tussen joden en christenen is en blijft: wie is Jezus Christus en wat is zijn betekenis voor jood en heiden?

drs. Kees van den Boogert
Vrede over Israël jrg. 38 nr. 1 (jan. 1994)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel