‘Ik geloof in de komst van de Messias’

Joodse toekomstverwachting in de Middeleeuwen


Hoe heeft de joodse toekomstverwachting zich in de Middeleeuwen ontwikkeld? Of is er sinds rabbijnse tijden weinig veranderd?

Nu, ontegenzeggelijk zijn er de eeuwen door vaste elementen in de joodse toekomstverwachting. Er is zelfs iets als een patroon: eerst is steeds de komst van de messias, daarna de terugkeer van de ballingen, vervolgens de wederopbouw van Jeruzalem met de herbouw van de tempel, en tenslotte de wederopstanding der doden.

Toch legt men door de tijd heen de accenten niet altijd gelijk. Eén van de grootste fouten die we kunnen maken is te denken, dat het jodendom in zijn ontwikkeling is stil blijven staan, en dat een jood vandaag nog precies zo denkt als in nieuw-testamentische tijd. Nee, precies zoals de christelijke kerk een eigen geschiedenis heeft doorlopen, en wij vandaag in denkwereld en beleving een heel eind afstaan van gelovigen uit vroeger eeuwen, zo is dat ook in het jodendom. Dat geeft ook een goede zin te vragen naar de joodse toekomstverwachting in de Middeleeuwen.

Maimonides

De belangrijkste joodse theoloog van de Middeleeuwen was zonder enige twijfel Mozes Maimonides (± 1135-1204). Er is een bekend joodse gezegde, waaruit valt op te maken hoe hoog men hem acht: ‘van Mozes tot Mozes was er niemand als Mozes’ (dat wil zeggen: van Mozes uit het Oude Testament tot Mozes Maimonides was er niemand zo groot als deze Maimonides).

Maimonides werd geboren in Cordoba (Spanje), in het door moslims en christenen beheerste Spanje, waaruit hij echter als jongen al met zijn familie moest vluchten vanwege de komst van een agressieve moslim-stam. Het was het begin van een zwerftocht die hem uiteindelijk naar Egypte zou brengen. Maimonides was een ontwikkeld mens die in zijn tijd vooral ook als arts naam heeft gemaakt. Toch lag daar niet zijn hart: zoals Paulus tentenmaker was om niet voor zijn onderhoud afhankelijk te zijn van de christelijke gemeente, zo was Maimonides arts en handelsman - maar zijn levenstaak zag hij toch in zijn werk als rabbi en commentator ten dienste van de joodse gemeenschap.

Deze Maimonides zag zich geroepen zijn joodse levensovertuiging zo te verantwoorden dat het anderen zou helpen om bewust als jood te leven. Zo heeft hij dertien geloofsartikelen opgesteld, die door hem als wezenlijk voor het jodendom werden beschouwd. Overigens - dat hij ertoe bereid is te zeggen wat een jood gelooft, is al hoogst opmerkelijk. Een fundamenteel verschil tussen christenen en joden is immers dat joden in principe geen geloofsbelijdenis hebben - het gaat om een handelen in overeenstemming met de geboden en verboden van de Halacha. Eén van die fundamentele geloofsprincipes van het jodendom staat als titel boven dit artikel: ‘Ik geloof in de komst van de messias’.

Het geloof in de messias

Maimonides nam het geloof in de komst van de messias dus op in zijn lijst van fundamentele geloofsprincipes. Toch is daarmee nog niet alles gezegd. Maimonides was niet alleen een kenner van de joodse traditie, maar ook van de griekse filosofie, en via hem zijn geschriften van de griekse filosoof Aristoteles weer in het westen bekend geworden, met alle gevolgen van dien voor de ontwikkeling van de rooms-katholieke theologie. Maar het zou te ver voeren hier daarop in te gaan. Waar het in dit verband op aankomt, is dat zijn denken door die griekse filosofie sterk is beïnvloed.

Maimonides wijst in het algemeen het geloof in wonderen af, om te zoeken naar en te pleiten voor een rationele verklaring. Hij staat dan ook huiverig tegenover een duiding van gebeurtenissen in de geschiedenis als barensweeën van de messiaanse tijd, zoals een bekende en invloedrijke joodse denker aan het begin van de Middeleeuwen: Saädja Gaon (10e eeuw; Bagdad). En ook de tijd na de komst van de messias zal volgens Maimonides niet zo indrukwekkend veel anders zijn: het zal een tijd van vrede zijn en Israël zal weer in vrijheid in het eigen land leven. De messias is voor Maimonides een vooral politieke figuur, maar hij zal een sterfelijk mens zijn en hij zal ook de doden niet doen herleven. Al met al schrompelt de betekenis van de messias bij Maimonides tot wel heel kleine proporties ineen, en men kan zich afvragen hoe noodzakelijk zijn komst en werk nog is.


Staat bij Maimonides de messias nog in het rijtje van fundamentele geloofswaarheden, in de 15e eeuw trekt Jozef Albo de conclusie - misschien onder druk van christelijke zijde - dat de messias niet noodzakelijk is. Maar ook daarvan kan men zich afvragen of dat niet onder druk geschied is. Albo was deelnemer aan een van de godsdienstgesprekken tussen christenen en joden, die in die tijd daar plaatsvonden, en het kan zijn dat zijn stelling een poging was de conflictstof radicaal uit de weg te ruimen. Wat ook kan meespelen, is dat inmiddels dankzij de joodse mystiek van de Kabbala een levendige messiaanse mystiek aan het ontstaan is, en dat Albo zich daartegen afzette. Hoe dan ook - het is wel goed te letten op het punt, waar het Albo om gaat. In de kerk is vaak zozeer de nadruk gelegd op de Christus (de messias), die gekomen is, dat de vraag naar het Koninkrijk naar de achtergrond gaat. Het gevolg is dat de verwachting uit het christelijk geloof wegloopt. Voor een jood is dat onmogelijk - de messias is niet op en om zichzelf van belang, maar met het oog op het messiaanse Rijk dat komt.

‘Mijn hart is in het Oosten’ (Jehuda Halevi)

Nu zou de indruk kunnen ontstaan dat er in het middeleeuwse jodendom weinig levende toekomstverwachting was. Die gedachte zou er echter geheel naast zijn. Een jongere tijdgenoot van Maimonides was Jehuda Halevi (± 1080-1141), die behalve auteur van een belangrijk filosofisch werk ook dichter was. Ongeveer driehonderd gedichten van hem hebben een vaste plaats verworven in joodse liturgieën voor de sabbat, feesten en andere bijzondere dagen. In zijn Sionsliederen gaf hij uitdrukking aan zijn verlangen naar Jeruzalem.

Evenals Maimonides werd ook hij geboren in Spanje, maar anders dan Maimonides is hij daaruit niet al jong weggetrokken, maar heeft hij op latere leeftijd vrijwillig een bevoorrechte positie aan het Spaanse hof opgegeven om een reis naar het land van zijn verwachting te ondernemen. Waarschijnlijk heeft hij zijn einddoel nooit bereikt, maar is hij onderweg in Egypte gestorven. Hoezeer hij verlangde naar Sion blijkt wel uit de volgende dichtregels:

‘Ach, mocht ik slechts uw aarde kussen, dan zou ik blij sterven.
Honingzoet zouden dan zijn mijn hunkering en mijn verlangen.’


Een belangrijk motief voor Halevi’s verwachting was de traditie dat de Sjechina (= Gods inwoning in zijn tempel) weliswaar geweken was sinds de verwoesting van de tempel, en in ballingschap gegaan, maar de band met de tempelberg niet had verbroken. Halevi verzucht tegenover dit Jeruzalem:

‘Babel, Egypte - wat stelt al hun grootheid voor?
Hun leegheid - wat is die in vergelijking met de glans van uw priesters?
Wie kan in de schaduw staan van uw gezalfden?
Wie in die van uw profeten, of van uw Levieten en zangers?
Verwelken zal de krans van alle heidense koninkrijken,
maar uw macht is voor eeuwig, en uw kroon voor alle geslachten!
Uw God kiest u uit tot zijn woning,
en gelukkig de mens die Hij roept om vlakbij u, in uw straten te wonen!
Gelukkig hij, die de vervulling van zijn verwachting bereikt.
die de opgang van uw licht aanschouwt
en over wie uw dageraad doorbreekt.
Hij ziet de blijdschap der uitverkorenen en juicht in vreugde,
wanneer gij terugkeert tot de dagen van uw jeugd.’


Als we bedenken dat Halevi in de tijd van de kruistochten leefde, en wist wat joden onderweg en in Israël werd aangedaan, kunnen we ons enigszins voorstellen hoezeer ook hier de verwachting onder de druk van de tijdsomstandigheden geboren is. Daarom klaagt Halevi op een manier die aan Psalm 137 doet denken:

‘Mijn hart is in het Oosten - maar ik ben ver weg in het Westen.
Hoe kan ik proeven wat ik eet en het lekker vinden?
Hoe kan ik aan mijn geloften en mijn verplichtingen voldoen,
terwijl Sion zich nog in de macht van Edom (= het christendom) bevindt
en ikzelf in Arabische (= de Islam) ketens ben?’


Halevi kan men - bij wijze van spreken - de eerste ‘religieuze zionist’ nemen. Toch ging het hem niet enkel om Jeruzalem. Nee, zoals ik aan het begin van dit artikel al schreef, is de terugkeer naar Sion een wezenlijk onderdeel van de messiaanse tijd - en misschien wel de kern ervan. In het verlangen naar Sion klinkt de roep om de messias dus mee, al gaat het naar de joodse opvatting om het Rijk, en niet om de messias!

Messiaanse mystiek

In de liederen van Jehuda Halevi klinkt het verlangen naar Sion door. Gedurende heel de Middeleeuwen zijn er joden die naar Israël trekken, maar na 1492 komt een trek naar Israël op gang. 1492 was het jaar waarin door velen de verlossing verwacht werd, zodat de verwachtingen hooggespannen waren; het werd echter het jaar van de verdrijving van de joden uit Spanje.

In de tijd daarna ontstaat in het land Israël, in Tsfat (of Safed), een nieuwe vorm van mystiek, die je een messiaanse mystiek zou kunnen noemen. Men is dan wel in het land der vaderen, maar de verlossing van de wereld is nog ver weg. Wat we in deze mystiek zien gebeuren is dat het verlangen naar Sion de roep om de messias weer oproept. Hoe is die ontwikkeling geweest? In die Middeleeuwen was in Zuid-Frankrijk en Spanje een nieuwe vorm van joodse mystiek tot ontwikkeling gekomen, de Kabbala. Kenmerkend voor de joodse mystiek - in onderscheid van o.a. christelijke mystiek - is dat het zich niet van de wereld en de geschiedenis afwendt, om zich te concentreren op een persoonlijke relatie met God, maar dat zij zich ten doel stelt de geheimen van de wereld te doorgronden en op te stijgen tot God de Schepper. In deze Kabbala was de gerichtheid op een messiaanse toekomst, waarin de verlossing van de wereld en de terugkeer van het volk Israël naar het land verwacht werd, weliswaar een wezenstrek, maar niet allesbeheersend.

Op dit punt ligt het belangrijkste verschil met een nieuwe vorm van joodse mystiek die in de 16e eeuw in Tsfat tot ontwikkeling komt.

Aan deze nieuwe loot aan de stam van de joodse mystiek is de naam verbonden van de jong overleden Jitzchak ben Luria (1534-1572). Hij plaatst het messianisme in het centrum van de mystiek, en beleeft de hele zichtbare en onzichtbare wereld als één groot messiaans proces. Bij de schepping van de wereld zou zich een ramp hebben voorgedaan: de schalen die het licht van Gods bevatten zouden gebroken zijn en zou de eenheid van Gods Naam teloorgegaan zijn. Het gevolg is volgens Luria geweest dat het licht uit de schepping terug stroomde naar God en er een vrijwel onoverbrugbare afstand ontstond tussen God en de wereld. Heilige vonken van Gods licht worden in de wereld van de materiële schepping gevangen gehouden. Er is echter in Gods ‘bovenwereld’ een proces van herstel (tiqqun) op gang gekomen, waarin God Israël met name betrekt. Israël is geroepen om de verbannen vonken van Gods licht in de diepten van de verlorenheid op te speuren en te bevrijden uit hun kluisters.

De gedachtenwereld van Luria is door en door messiaans, maar ook hier is de persoon van de messias niet van doorslaggevende betekenis. De messias komt pas, wanneer Israël zich heeft ingezet het goede te doen overwinnen. De grote kenner van de joodse mystiek uit deze eeuw, Gersom Scholem, heeft gezegd: ‘De komst van de messias betekent voor Luria niet meer dan de handtekening onder een document dat wijzelf schrijven.’

Dat neemt overigens niet weg, dat in de traditie van de messiaanse mystiek van Luria in de zeventiende eeuw zich een ‘messias’ zou opwerpen, die grote aanhang heeft gekregen: Sjabtai Zwi (1626-1675). Maar dan zijn we al niet meer in de Middeleeuwen.

Tenslotte

In dit artikel heb ik niet meer dan een impressie van joodse toekomstverwachting in de Middeleeuwen kunnen geven. We hebben gezien hoe de verwachting van het messiaanse rijk door Maimonides getemperd werd, maar toch - mede onder de druk van de tijdsomstandigheden - bij Halevi en Luria opnieuw oplaaide. Wat ze alledrie echter gemeen hebben is de geringe aandacht voor de persoon van de messias, en de nadruk op de rol van de mens, vooral van Israël, in het ‘messiaanse proces’. Met schaamte zullen we moeten verdisconteren, dat de westerse christenheid in deze tijd weliswaar de mond vol had van Christus, maar in haar officiële optreden - de kruistochten, de verdrijving van de joden uit Spanje - niets van zijn liefde voor zijn volk weerspiegelde.

dr. Gerard den Hertog
Vrede over Israël jrg. 41 nr. 5 (sep. 1997)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel