Psalm 2

Structuur en korte uitleg van de Psalm

We letten allereerst op de structuur. De Psalm laat zich als volgt verdelen: vss. 1-3 beschrijven het doen en laten van de koningen der aarde, eindigend met een citaat waarin de koningen gezamenlijk aan het woord komen. Vss. 4-6 geven de reactie van de Here, ook weer uitlopend op een citaat waarin de Here sprekend wordt ingevoerd. In de vss. 7-9 horen we de reactie van de (Messiaanse) koning, in een lang citaat uit zijn mond. In de vss 10-12 worden de koningen der aarde met klem uitgenodigd om anders met Israëls koning om te gaan dan ze van plan waren.

Kijken we nu vervolgens naar de Psalm vers voor vers

1-3: Het begin van de Psalm laat een onrustige wereld zien van woelige volken die op een gegeven moment allemaal keurig netjes in het gelid staan om de oorlog te beginnen en zich te ontdoen van een gezamenlijke vijand: de koning van Israël. ‘Waarom’ woelen de volken? Dat is geen uiting van een klacht, maar meer van verbazing. Want wat die volken met hun woelen van plan zijn, dat is volgens de dichter ‘lucht en leegte’. Ze smeden plannen, beramen lagen en listen, maar van tevoren staat al vast dat het op niets uitloopt. Want het is gericht tegen de Here en zijn gezalfde. Er wordt in deze Psalm een zeer nauwe relatie gelegd tussen de Here en de gezalfde. Wie de gezalfde treft, treft ook de Here. Maar omdat die nauwe relatie bestaat zullen de volken niets kunnen uitrichten tegen de gezalfde, want - zoals later blijkt - die wordt gesteund door Hem die in de hemel zetelt. Het citaat uit de mond van de koningen schetst het beeld van een juk dat gedragen wordt door een span ossen die ten gerieve van hun baas moeten werken op het land en dienstbaar zijn moeten zijn aan de plannen van de baas. De koningen der aarde voelen zich ook dienstbaar aan de Here en zijn gezalfde. En dat pikken ze niet meer. Ze breken de touwen en banden stuk waarmee het juk van de dienstbaarheid is vastgemaakt en ze gooien het van zich af. Althans, dat is de bedoeling. Dit beeld roept de rebellie in de gedachten. De Here wordt verlaten; men wil Hem niet dienen, niet kennen, niet op een goede manier met Hem omgaan.


4-6: Huiveringwekkend wordt de reactie van de Here getekend: zetelend - rust en macht uitstralend - lacht Hij om die drukdoenerij van de volken. De koningen der volken zetten alles op alles om hun doel te bereiken. Je zou zeggen: het kost hen bloed, zweet en tranen. Maar die in de hemel zetelt lacht en spot. En als Hij spreekt, dan sidderen de volken vanwege de goddelijke woede die dan over hen raast. De Here heeft zijn koning gesteld over Sion, de berg die door de Here is uitgekozen als de plek op aarde vanwaaruit Hij zijn gezag laat gelden. Als gezalfde heeft hij volmacht en bekwaamheid ontvangen om de regering van Israël en van de wereld op zich te nemen.


7-9: In deze verzen neemt de gezalfde zelf het woord. Hij verwijst naar een schriftelijk vastgelegd document waaruit blijkt dat hij niet zichzelf heeft opgeworpen tot machthebber, maar dat de Here dat zelf besloten heeft. Zulke besluiten waarbij een hoger geplaatste macht en bevoegdheden geeft aan een geringere zijn uit die oude wereld bekend. Zo’n akte bevatte bepalingen over titulatuur, goddelijk zoonschap, regeringsmandaat en eeuwige duur van zijn heerschappij. Opvallend is dat op sommige plekken in de Schrift het woord choq (besluit/inzetting) als synoniem voorkomt van berit (verbond), zie o.a. Psalm 50:16; 105:10. Het verbond tussen de Here en de koning verleend aan dat koningschap fundament en geeft aan dat koningschap perspectief. Vergelijk daarbij Psalm 132:11-18. De woorden ‘Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt’ krijgen hierdoor een bepaalde vulling. De terminologie is ontleend aan oudoosterse oorkonden, maar deze wordt hier helemaal ingepast in de gedachte van het verbond tussen de Here en zijn gezalfde. Sions koning staat tegenover de koningen der wereld en is onaantastbaar vanwege het verbond met God tegenover degenen die de banden van de Here en zijn gezalfde willen verbreken. Het is allemaal initiatief en beleid van de Here. De gezalfde is tot koning aangesteld, tot ‘zoon’ uitgeroepen. De term in Psalm 2 is een adoptieformule, waarbij niet de gedachte heerst dat nu Israëls koning ook vergoddelijkt is. Israëls koning is niet een mens als anderen, maar toch is hij ook geen god. Deze goddelijke aanstelling tot zoon van God geeft hem ook het recht om de einden der aarde als erfelijk bezit te vragen. Die zijn immers van de Here. En wat van de Vader is, dat is ook van de zoon. In profetische woorden wordt verteld dat de volken niets vermogen tegen de Here en zijn gezalfde. Hun wroeten en woelen is lucht en leegte, want hij verplettert hen met een ijzeren knots, slaat ze stuk als pottenbakkerswerk. Het beeld is wellicht ontleend aan een magisch ritueel dat onder de volken bekend was. Daarbij werden de namen van vijanden op schalen en potten geschreven die vervolgens werden stukgeslagen., waarbij de gedachte heerste dat zo ook de vijanden vernietigd werden.


10-12: Met vijf werkwoordsvormen in de gebiedende wijs: (weest verstandig, laat u gezeggen, dient, verheugt u, kust) worden de volken en koningen gemaand om het juk niet van zich af te schudden, maar te dragen; om de Here te dienen met respect en daar ook nog plezier aan te beleven met eerbied en ontzag voor de Here en zijn gezalfde. In plaats van plannen beramen die leeg zijn, worden ze gemaand om zich te laten leiden door verstandig inzicht. Dat biedt perspectief. Dat is voor henzelf en voor de wereld heilzaam. Eerbied, respect, ontzag, dat zich uit in een diepe buiging waarbij de voeten, de mantelzoom of de troon van Israëls koning gekust wordt, daarin zit heil. Blijft dit achterwege, dan ligt het onheil op de loer. Als een laatste waarschuwing wordt gezegd hoe licht ontvlambaar de zoon is voor koningen en machthebbers die zich niet door hem laten gezeggen. Wie bij hem schuilen zijn gelukkig te prijzen. Zij zijn asielzoekers die niet bij hem teruggewezen worden, maar veiligheid ondervinden temidden van het woelen der volken.

Werking van de Psalm

Wie zijn die koningen die zo woeden om de banden van de dienstbaarheid aan Israëls koning af te werpen? In de Midrasj worden de aartsvijanden van Israël genoemd: Farao, Sisera, Sanherib, Nebukadnezar. Zo heeft elke tijd zijn dwaze machthebbers die het stramien van deze koningen vertonen. Interessant is het natuurlijk om na te gaan wie nu die gezalfde is. Te denken valt in eerste instantie aan David, aan Salomo. En er zijn nog wel andere mogelijkheden. Joden en christenen zijn het er veelal over eens dat toch in eerste instantie aan David of in ieder geval aan zijn huis gedacht moet worden. Maar opvallend is dat veel commentaren toch ook aangeven dat de tekst ver uitstijgt boven de historische context waarin hij zou staan. Koninkjes van Israël hebben over het algemeen nu niet de pretentie gehad dat ze wereldheerschappij voerden. Hier worden profetische vergezichten geschetst. De koning van Israël die namens de Here, de God van Israël, de wereld bestuurt. In het NT speelt de Psalm op verschillende plekken een rol die van cruciaal belang is. Zo komen elementen van vers 7 voor in de evangeliën als de doop van Jezus in de Jordaan verhaald wordt. Daar wordt de tekst ‘Mijn zoon zijt gij’ gecombineerd met een tekst uit Jesaja 42 aangaande de lijdende knecht van de Here, ‘in wie Ik een welbehagen heb’. Dat is verrassend. De machtig gemaakte koning van Psalm 2 blijkt dezelfde te zijn die als een lijdende knecht van de Here door de wereld gaat. In Handelingen 4:25 worden de verzen 1,2 aangehaald waarbij naast de volken, ook Israël genoemd wordt als degenen die geprobeerd hebben de banden van de Gezalfde (Jezus) te verscheuren. Wanneer Paulus op zijn zendingsreizen in gesprek treedt met de Joden, dan wordt er gesproken over de Messias rond Psalm 2:7 (Handelingen 13:33). Daar wordt het ‘heden verwekt’ als vervuld gezien in de opwekking van Jezus uit de doden. Zo ook in Romeinen 1:4) Ook in Hebreeën (1:5;5:5) wordt vers 7 rechtstreeks toegepast op Jezus als de Gezalfde des Heren, de koning die namens de Here regeert. Elementen van Psalm 2 komen ook terug in het boek Openbaring. In de brief aan de gemeente van Tyatira wordt gezegd dat degene die overwint en de werken van de Heer tot het einde toe bewaart, macht gegeven zal worden over de heidenen. En hij zal hen hoeden met een ijzeren staf, als aardewerk worden zij verbrijzeld (Psalm 2:8,9). Zie ook Openbaring 19:15, 19 etc. Psalm 2 tekent ons Israëls koning als de Messias die de rebellie tegen Israëls God uiteindelijk teniet doet en zo de aarde schoonveegt van alle onrecht. De Messias brengt heil en gericht. Zalig zijn die bij Hem schuilen.

Nabetrachting

Met de kerk der eeuwen belijden we dat deze Messiaanse koning Jezus is. Hoe valt hierover nu te spreken met Israël? Sluit de stelligheid waarmee wij spreken niet elk gesprek uit? Zullen we in dat gesprek niet ook eerlijk en onbevangen moeten luisteren hoe binnen het jodendom deze Psalm is geïnterpreteerd? In de dialoog waarbij ieder kan inbrengen wat hij heeft verstaan van wat hier geschreven staat; in het elkaar kritisch bevragen in een sfeer van gelijkwaardigheid, kan er m.i. iets goeds opbloeien. Dat is een gesprek letterlijk op hoop van zegen. Hoe dan ook: Psalm 2 is een kritische weldaad voor een christendom dat misschien wel eens de neiging heeft in de innerlijkheid weg te vluchten. Het is tegelijk een uitdaging om samen met Israël te ontdekken wat de reikwijdte van de Messias van Israël is van wie wij belijden dat Hij Jezus heet.

ds. Jan Groenleer
Vrede over Israël jrg. 43 nr. 3 (juni 1999)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel