De breuk van synagoge en kerk vanwege de paasdatum


(Bespreking van het boek van ds. C. den Boer: Pasen - feest van bevrijding; uitg. Boekencentrum te Zoetermeer, 2005. 114 pagina’s; prijs: € 10,50. Een uitgave van het Centrum voor Israëlstudies)

Enkele fundamentele vragen

In de tweede publicatie van het Centrum voor Israëlstudies worden door ds. C. den Boer enkele fundamentele vragen over de viering van het paasfeest door de kerk gesteld: Waarom viert de christelijke kerk het paasfeest? En waarom viert zij dat feest niet op dezelfde dag als de Joden Pesach vieren?

Dat laatste is zeer opmerkelijk, want ‘Pesach is het feest van de bevrijding van het joodse volk door Israëls God uit het slavenhuis van Egypte. En Pasen is het feest van de bevrijding van de christelijke gemeente die bij Israël is ingelijfd door de Messias Jezus.’ Toch heeft de kerk blijkbaar bewust gekozen voor een andere paasdatum.

Vanwaar dat verschil in paasdata? Door welke motieven heeft de kerk zich bij het uiteengroeien van de twee vieringen laten leiden? Dit zijn de fundamentele vragen die door ds. C. den Boer aan de orde worden gesteld.

De kerk geworteld in Israël

In de eerste twee hoofdstukken, ‘Pesach in het Oude Testament en in het Jodendom’ en ‘Pasen in het Nieuwe Testament en in de Vroege Kerk’ wordt het ontstaan van Pesach beschreven. Ruime aandacht wordt besteed aan de wijze waarop de ‘séderavond’ door het joodse volk voor de verwoesting van de tempel gevierd werd en hoe het ook nu nog wordt gevierd. Benadrukt wordt dat het bij de pesachviering op de séderavond niet slechts gaat om het herdenken van een historisch feit uit het verleden, maar vooral om een steeds weer opnieuw beleven, hoe geweldig de God van Israël is.

In het Nieuwe Testament wordt over de viering van het pesachfeest door Jezus verteld. Jezus heeft tijdens de sédermaaltijd het Heilig Avondmaal ingesteld. Niet als een gedachtenismaaltijd aan zijn dood en opstanding los van het pesachfeest. ‘Maar Jezus heeft blijkbaar bewust de lijn van de gedachtenis van de uittocht uit Egypte in het joods pesachfeest willen doortrekken naar de gedachtenisviering van zijn dood en opstanding in de viering van het Heilig Avondmaal. Deze twee gedachtenisvieringen zijn door Christus Zelf ten nauwste aan elkaar verbonden als manifestaties van het grote heilshandelen van God.’ Dat pleit er voor om Pesach en Pasen op dezelfde datum te vieren.

Pasen in de Vroege Kerk

In de eerste en tweede eeuw heeft slechts een klein gedeelte van de kerk het Pascha op dezelfde dag als de synagoge gevierd. Op de in Exodus 12 door God Zelf bevolen 14e dag van de eerste maand van het joodse jaar, de maand Nisan. Dit waren christenen, wellicht joodse gelovigen in Jezus, in de kerk van Klein-Azië. Hier vallen Pesach en Pasen samen. Deze christenen worden de quartodecimanen (mensen van de veertiende dag) genoemd. Zij ‘wilden geen paasfeest vieren los van Israël, maar samen met de Joden.’

In de kerk van het Westen, onder aanvoering van Rome volgde men een andere praktijk. Daar verschoof men het paasfeest naar de zondag die direct op de 14e Nisan volgde. Dat had tot gevolg:

  • dat enerzijds de band met de joodse viering bleef bestaan;
  • dat anderzijds de dag van de opstanding van Christus werd benadrukt.


Bij deze wijze van vieren werden kruislijden en de opstanding van Jezus door de kerk verbonden. Dat lijkt positief. Toch komt reeds in een brief van bisschop Ignatius, geschreven in 107 n. Chr., de groeiende controverse met het jodendom openbaar. Ignatius wil elke vorm van judaïsme bestrijden en de sabbat afschaffen. De strijd om de paasdatum begint te ontluiken. De kerk dreigt de tak waarop zij zit te gaan doorzagen.

Nicea

In het derde hoofdstuk van het boek, ‘Pasen en het concilie van Nicea’, wordt beschreven hoe de strijd om de paasdatum wordt toegespitst. Het is de tijd van keizer Constantijn, de eerste Romeinse keizer die zich tot het christelijk geloof bekeerde. Evenals de kerk streefde hij naar eenheid in het immens grote Romeinse rijk. De kerk meende die eenheid het best te kunnen waarborgen door één paasdatum voor de gehele kerk vast te stellen. Pasen is immers het hoofdfeest. Op het concilie dat in 325 in Nicea werd gehouden, besloot de kerk:

  • De eerste zondag na de eerste volle maan na de dag waarop de lente begint, wordt de feestdag van de opstanding (Pasen).
  • Pasen zou zo altijd vallen tussen 22 maart en 25 april.
  • Het christelijke paasfeest mocht in geen geval met het joodse samenvallen.

Met dit laatste besluit had de kerk in feite de tak waarop zij zat doorgezaagd of, om het beeld van Paulus in de brief aan Rome te gebruiken, ze had zichzelf van de olijfboom weggesnoeid (Rom. 11:17-24).

Gelukkig had de kerk één ding nagelaten. Ze had de boom niet ontworteld. Door bij de keuze van de paasdatum uit te gaan van de eerste volle maan en van de eerste voorjaarsdag (het lentepunt) is ze toch verbonden gebleven met de joodse pesachdatum.


De negatieve rol die keizer Constantijn ten opzichte van de Joden gespeeld heeft, komt uit in een brief van de keizer aan het concilie. Hij schrijft o.a.:

Het is de heiligste van alle feesten onwaardig om de gewoonte (de berekening) van de Joden te volgen... Het is onze plicht niets gemeenschappelijks te hebben met de moordenaars van onze Here. Wij wensen ons af te zonderen van het verfoeilijke gezelschap van de Joden... zulk een verdorven volk.

Het is duidelijk. Voor Constantijn had Israël afgedaan. De kerk had de plaats van Israël ingenomen. Dit werd manifest in het besluit van het concilie om de viering van het paasfeest los te koppelen van de viering van Pesach.

Pesach en Pasen in één adem

Ondanks alle inspanningen is het de kerk niet gelukt om tot een gemeenschappelijke paasdatum te komen. De westerse en de oosterse kerk hebben door de eeuwen heen een verschillende telling gehandhaafd.

Gelukkig is de kerk tot op heden ook niet ingegaan op een verzoek om een ‘vaste paasdatum’ te kiezen. Dit verzoek is voornamelijk door economische motieven ingegeven. Als men er op in zou gaan, dan wordt het paasfeest losgekoppeld van het door de Joden altijd in acht genomen maanjaar en van het begin van de lente. W. Barnard formuleerde op 11 oktober 1975 het gevolg van zo’n besluit in een geruchtmakend artikel in Trouw als volgt:

Met de acceptatie van een vaste paasdatum degraderen we het Oude Testament, dan gaan we voorbij aan de zin en de strekking van het oudtestamentische Pascha en dus aan de zin van het nieuwtestamentische Pascha...


Nu het derde millennium is aangebroken houdt ds. C. den Boer in zijn boek een pleidooi voor ‘één gemeenschappelijke paasdatum voor alle kerken verbonden met de datum van Pesach.’ Hij motiveert dit pleidooi met de woorden: ‘Want voor die datum heeft Israëls God zelf gekozen en op die datum heeft onze Meester de zijnen tijdens het laatste Avondmaal uit zijn lijden, sterven en opstanding bediend.’


Wordt Pesach op deze wijze niet door de kerk geannexeerd? Neen, zegt hij, maar ‘de christenen uit de volkerenwereld schuiven aan aan de sédertafel op de zondag direct na de 14e Nisan. Ter gedachtenis aan Gods grote daden in de geschiedenis van Israël, in de uittocht uit Egypte en - in het verlengde daarvan - in de verlossing die Jezus Christus tot stand heeft gebracht in kruis en opstanding.’


Het boek Pasen feest van bevrijding is zeker waard aangeschaft te worden. Het wordt nog verrijkt met een drietal Excursen:

  • Excurs A: 1. De Joodse kalender. 2. Kalenderzaken
  • Excurs B: Over de joodse viering van Pesach nu
  • Excurs C: Over het verschil tussen de synoptische evangeliën en het Evangelie van Johannes inzake de paasdatum.

drs. Kees van den Boogert
Vrede over Israël jrg. 50 nr. 2 (maart 2006)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel