50 jaar - de jubeltijd


Vijftig jaar bestaat het blad ‘Vrede over Israël’. Dat is natuurlijk iets om bij stil te staan. Het is gewoonte: vijftig jaar is een halve eeuw en dat wordt, vrijwel overal, gevierd.

Vijftig is een rond getal, of eigenlijk de helft daarvan. Het gaat om de honderd, maar omdat dat zo veel is, dat maar een klein deel van de mensen en lang niet alle tijdschriften die leeftijd bereikt, vieren we ook de vijftig jaar als een belangrijke datum.

Maar het is niet altijd zo, dat onze ronde getallen in de bijbel ook zo belangrijk zijn. Zo komen 10 en 100 veel minder vaak voor dan je zou denken, en in plaats daarvan zijn 7 en 12 zogenaamde heilige getallen. Met vijftig echter is het een heel bijzonder geval. Vijftig is zowel in de Bijbel als in ons dagelijks leven een getal om bij stil te staan. Maar wel om verschillende redenen.

Vijftig dagen en vijftig jaren

Laten we eerst eens kijken, waar vijftig voorkomt in de Bijbel. Het is denk ik twee maal van belang, éenmaal met vijftig dagen en éenmaal met vijftig jaren.


Vijftig dagen is precies de tijd tussen Pasen en Pinksteren of, om het Joods te zeggen, tussen het Pesachfeest en het Wekenfeest. Pesach is het feest van de bevrijding. God leidt zijn volk uit Egypte, door de Rode Zee, veilig naar de overkant. Na vijftig dagen komen de Israelieten dan bij de Sinai, en God geeft hen de geboden. Dat is het wekenfeest. Zeven weken duurt het eerste stuk van de reis door de woestijn, en op de vijftigste dag wordt alles anders. Het groepje slaven wordt tot een volk, de bevrijding uit de slavernij ontvangt een voorlopig doel. Israel krijgt de geboden en kan dan leven als volk van God.

Wij hebben dat overgenomen. Op de vijftigste dag na de opstanding van de Here Jezus werd de Heilige Geest uitgestort op de kring van de apostelen. Zeven weken na Pasen komt het Pinksterfeest. Ook bij ons wordt daarmee de verlossing tot een eerste afsluiting gebracht. Sinds de Heilige Geest er is, kunnen wij mensen leven in relatie met God.


Het vijftigste jaar wordt ook genoemd in het Oude Testament. In Leviticus 25 staan de wetten over het sabbat- en jubeljaar. Dat is niet éen van de meest gelezen gedeelten van de Bijbel, maar voor ons onderwerp centraal.

Eerst gaat het over het sabbatjaar: net zoals de mens op de zevende dag moet rusten, moet eens in de zeven jaar het land rusten. Er wordt dan niet gezaaid en niet geoogst en men leeft van voorraden of van dat, wat vanzelf groeit. Daar is op zich een heleboel over te zeggen, maar het gaat nu om het tweede bijzondere jaar, dat in dat hoofdstuk wordt ingesteld: het jubeljaar, het vijftigste jaar. ‘Jubeljaar’ - dat klinkt vrolijk, maar we weten niet eens, of het zo bedoeld is. Het is simpel een Hebreeuws woord, dat we hebben overgenomen: jovel. Er zijn Hebreeuwse woorden, waarvan niemand precies weet, hoe ze het beste vertaald kunnen worden. Zo is het ook met het jovel-jaar. Maar er wordt tegelijkertijd op zo’n bijzondere toon over gesproken, dat de vertaling ‘jubeljaar’ voor de hand ligt.

Land en mensen blijven Gods eigendom

En wat is de inhoud van dat bijzondere jaar? Na zeven jaar-weken komt er een extra jaar, een heilig jaar. Alles wordt dan anders. Je kunt ook zeggen: het wordt weer zo, als het eens begonnen is. De wetten van het jubeljaar zijn vooral sociale wetten, die de heerschappij van God over het volk en het land in herinnering willen roepen. De slaven worden vrijgelaten en het land wordt teruggegeven aan de vroegere bezitter. De armen en de rijken verdelen het land opnieuw - en iedereen krijgt weer gelijke kansen.

Zo kon je in Israël dus eigenlijk geen land verkopen. Je kon het alleen huren of verhuren, of je kon een aantal mogelijke opbrengsten van het land verkopen: precies zoveel, als er nog te verwachten waren tot het jubeljaar. Het land zelf is van God - Hij heeft het Israel gegeven om te leven - maar niet zó, dat ze er alles mee kunnen doen, wat hen invalt.

En de mensen blijven ook Gods mensen: slavernij is er ook in Israël geweest, maar het werd beperkt. Het kon geen situatie worden, waar je kinderen en kleinkinderen nooit uit zouden komen. Vijftig jaar kon het op zijn hoogst duren, en dat is dan ook nog een zeer lange tijd. Twee generaties konden slaven zijn, maar dan werden de mensen weer vrijgelaten en mochten ze opnieuw proberen, een eigen bestaan op te bouwen.

50 jaar ‘Vrede over Israël’

En wat betekent het voor ons, dat een blad 50 jaar bestaat? Ja, het is dus een halve eeuw, maar het is ook, volgens het tellen van de Bijbel, een volheid: een bijzonder, afgerond, tijdperk. Het is de tijd van twee generaties, die zo lang is, dat mensen kunnen verarmen of zeer rijk worden. Zo’n ongelofelijk lange tijd zijn we al met Israël bezig, en ook al hebben we geen slaven vrij te laten en geen land terug te geven, het is wel bij uitstek een periode om bij stil te staan en op terug te kijken. Dat is dan ook, wat er in deze aflevering van het blad gebeurt.

Ik denk dat we voor ons kerkelijk leven van een grote verrijking mogen spreken, wanneer het gaat over de betekenis van dit werk, dat de naam van Israël draagt. Het lezen over land en staat Israël, het leren over de wijze, waarop het joodse volk zijn trouw aan God vorm en gestalte geeft, de bezinning op de vragen, die we van de kant van Israël krijgen over ons Christen-zijn in woord en daad: het zijn slechts enkele van vele aspecten van een verdieping en verbreding van ons geloven.

We hoeven daarvan niets terug te geven na vijftig jaar, maar het is wel zaak, dat we ons ervan bewust zijn, dat het hier bij uitstek het eigendom van God is, waar we mee bezig zijn. Het is vergelijkbaar met zijn land en zijn mensen. Israël blijft volk-van-God, dat we aan onze zijde vinden als gelovigen en dienaars van de God van Abraham, Izaak en Jacob.

En op de eerste dag van het 51e jaar gaat het weer gewoon verder. Niet bij nul, maar wel met nieuwe inzet en vreugde, al zo’n volheid van tijd te mogen schrijven en lezen over de dingen van God.

drs. Rien van der Vegt
Vrede over Israël jrg. 50 nr. 4 (sep. 2006)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel