Sjoel Elburg:

Museum voor Joods leven in de Mediene (Provincie)

Een lege Mezoeza

Op vrijdag 6 juli j.l. werd in Elburg het museum voor Joods leven in de Mediene geopend. De opening werd verricht door de Commissaris van de Koningin van Gelderland, Clemens Cornielje.

Rabbijn Jacobs uit Amersfoort, lid van het comité van aanbeveling, bracht aan de deurpost van het museum, de voormalige synagoge van Elburg, een Mezoeza aan. De Mezoeza is een kokertje met daarin een stukje perkament waarop een gedeelte van de Tora staat geschreven. Door het Woord in het kokertje wordt op deze wijze het huis aan God gewijd. In deze door de Rabbijn aangebrachte Mezoeza is het stukje wetsrol echter bewust weggelaten. Rabbijn Jacobs wilde er een ‘dubbel gevoel’ mee tot uitdrukking brengen.

  • Enerzijds het gevoel van pijn in zijn hart dat het gebouw niet meer wordt gebruikt als synagoge. De Joodse gemeente, levend uit de Tora, ontbreekt sinds de Tweede Wereldoorlog in Elburg.
  • Anderzijds het gevoel van blijdschap dat het gebouw nu een respectvolle en bijzonder mooie functie heeft gekregen. Het is een museum geworden waarin de verhalen van Joodse mensen worden verteld die in Elburg hebben gewoond en waarin het leven in de Mediene, het leven buiten Amsterdam met zijn concentratie van Joden, aandacht krijgt.

Joods leven in Elburg

In het stadje Elburg hebben vooral in de 18de  en 19de  eeuw relatief veel Joden gewoond. Ze werden gastvrij onthaald en hoefden geen angst te hebben voor uit­zetting. Daarbij kwam nog dat Joodse bewoners in Elburg geen extra belasting hoefden te betalen, zoals op andere plaatsen vaak wel het geval was.

Omstreeks het jaar 1800 telde Elburg tussen de vijftig en zestig Joodse inwoners. Dit aantal groeide in de 19de eeuw uit tot 120, waarmee zij vijf procent van de gehele bevolking uitmaakten. De Joodse gemeenschap kon dus al snel gemakkelijk een minjan vormen, een groep van tien mannen van dertien jaar en ouder, om een gebedsdienst te gaan houden.

De roep om een sjoel, Duits-Jiddisj voor ‘school’, kwam naar voren. Sjoel is het Jiddische woord voor synagoge. Het duidt op de verwevenheid van het dagelijks leren (uit Tora en Talmoed) met het uitspreken van de gebeden. Aanvankelijk kwam men samen in een huissynagoge, de woning van David Beem aan de Beekstraat. De groei van de gemeente vroeg echter om een grotere ruimte. De voormalige pak­huizen van de gebroeders Wolff werden tot synagoge omgebouwd, die op 19 januari 1855 feestelijk in gebruik kon werden genomen. De Graaf Hendriksteeg, waar de synagoge kwam te staan, is een wat achteraf gelegen straatje dat parallel aan de hoofdstraat loopt. Achteraf, maar niet omdat men de Joden in Elburg als in een schuilkerk terzijde van de samenleving wilde laten samenkomen. Integendeel, het stadsbestuur had het liever anders gezien, want het deed de suggestie ‘om zoo een sierlijk gebouw dat mede tot verfraaiing der stad kan dienen niet achteraf, maar aan de hoofdstraat te bouwen...!’

Misschien is daarom aan de hoofdstraat, de Jufferenstraat, een schitterend neo­classicistisch poortje gebouwd, dat vroeger toegang gaf tot het pad dat naar de ingang van de synagoge leidde. Al gaande besefte men ‘Wij wandelen in gezelschap ten huize Gods’ (Ps. 55:15), zoals het opschrift boven het poortje vermeldt, en betrad men bij de westzijde de synagoge. De laatste rabbijn van Elburg, Isaac Waaker, benadrukte echter het betreden van de synagoge, want hij gaf in 1933 de volgende vertaling: ‘Het huis Gods betreden we met eerbiedigen schroom.’ De vrouwen scheidden zich direct bij binnenkomst van de mannen af. Zij beklommen de trap naar de galerij der vrouwen, terwijl de mannen de hoofdruimte binnengingen en van daaruit gelijk zicht hadden op de heilige ark aan de oostzijde, de kant die is gericht op Jeruzalem.

Nu betreedt men het gebouw vanuit de Graaf Hendriksteeg en krijgt dan eerst gelegenheid een film te bekijken waarin een indruk wordt gegeven van het Joodse leven in de Mediene.

Levensverhalen

In het museum worden de levensverhalen verteld van voormalige Joodse inwoners van Elburg. En al deze verhalen worden ondersteund met foto's, tekeningen en voor­werpen van hen, zoals het doosje met belangrijke documenten dat de familie De Hond ter bewaring bij de buren afleverde toen ze door de Duitse bezetters werden afgevoerd. Het werd nooit meer opgehaald.


De verhalen geven een goede indruk van het leven van de Joodse gemeenschap. Uitgesloten van de gilden oefenden zij de typisch Joodse beroepen uit als slager, leerlooier, bank van lening houder en koopman. Er werd dus ritueel geslacht en er was een bakker met een Joodse medewerker waar men matses en galletjes (ge­vlochten sabbatsbroden) kon kopen. De gehaktballen die slager Joop Cohen na de sabbat, dus op zaterdagavond, verkocht en die bekendstonden onder de naam ‘pikballen’ vonden gretig aftrek bij de Elburgse bevolking.


De Joden waren echt geïntegreerd en geaccepteerd door de bevolking. Een goed voorbeeld daarvan is Anna Schapira. Ze had onderwijs genoten aan het Instituut Van Kinsbergen. Ze kreeg daar ook een baan als onderwijzeres. De curatoren van het Instituut besloten uit respect voor Anna’s levensovertuiging om de lessen van zaterdagmorgen te verzetten naar de vrije woensdagmiddag. Het overwegend protestants-christelijke Elburg hield echt rekening met de Joodse bevolking. Zo werden, mede uit respect voor de Joodse inwoners, de Koninginnedagen in het begin van de twintigste eeuw niet op zaterdag gevierd maar op de daaropvolgende maan­dag.

Een vooraanstaand Joodse burger als Barend Wolff, die vijftig jaar voorzitter van de Joodse gemeente is geweest, was van 1883-19919 tevens onafgebroken lid van de gemeenteraad van Elburg.


Ook grafstenen vertellen dikwijls iets over het levensverhaal van een Joodse bewoners. Van Rabbijn Nathan Förster, die van 1834-1861 in Elburg woonde en die jarenlang chazan, voorzanger was van de Joodse gemeente, was lezen we:

Hier rust...
Hier stond hij 16 jaren met gezang
Hij gaf zijn stem voor zijn gemeente in gezang
De Eeuwige had hem een stem gegeven om te onderwijzen en te danken
Hij wist met zijn hart te onderscheiden tussen wat verboden was en wat was toegestaan
Om oprecht en eenvoudig de Tora, de wetten en geboden, te bewaren
Hij zal in vrede rusten en bewaard worden tot het einde der geslachten.


De stenen op de Joodse begraafplaats, die op korte afstand van het museum ligt, geven soms ook de functie van de overledene aan:

  • Zegenende handen, iemand uit een priestergeslacht (Cohen).
  • Een priesterkan en schaal, een leviet die de cohen hielp bij het wassen van de handen.
  • Een ramshoorn of sjofar, iemand die bedreven was in het blazen van de bazuin.
  • De davidster, sinds de 19e eeuw het algemeen gebruikte symbool van de Joden.

In het museum kan via een computer een virtuele tocht gemaakt worden over de Joodse begraafplaats. Men maakt zo kennis met de vele Joodse geslachten die van de Elburgse bevolking deel hebben uitgemaakt.


Hoewel de positieve herinneringen aan de voormalige Joodse inwoners van Elburg in het museum centraal staan, mogen de droevig stemmende verhalen niet vergeten worden. Dat heden ten dage gesproken moet worden over een Joods museum in een voormalige synagoge, heeft alles te maken met de oorlogsjaren. In 1947 moest de synagoge aan de gemeente worden overgedragen omdat er geen minjan meer kon worden gevormd. Voor de oorlog was de Joodse gemeente al klein. Velen waren om economische redenen naar de grote steden verhuisd.

In de zomer van 1942 begonnen de Duitsers met de eerste deportaties van Joden uit Elburg. Op dat moment telde Elburg nog maar 22 Joodse bewoners. Uiteindelijk werden er 16 Joden uit Elburg gedeporteerd. Slechts één van de hen keerde levend terug, de reeds genoemde Anna Schapira. Enkele andere bewoners overleefden de oorlog door onder te duiken. Een van hen, Victorina Roosje, beschrijft in het boek Oldebroek in oorlogstijd op aangrijpende wijze het dubbele gevoel dat zij had bij de bevrijding:

Toen het uiteindelijk 5 mei was en de oorlog echt was afgelopen en ik weer naar Elburg ging, waar heel wat mensen op de been waren om feest te vieren, stond ik op de stoep in de Vischpoortstraat nummer 1 met de rug naar de mensen toe tegen de muur te huilen...want toen pas drong écht tot me door: ik had het overleefd - maar m’n familie, m’n ouders, m’n broer, m’n zuster en haar man? Wat was dat moeilijk. En wéér moest ik vechten, zonder familie voor m’n eigen leven ... een plaatsje zien te vinden in de verwarde wereld van toen, zonder geld, slecht in de kleren, maar dat waren er zo veel...
Met Gods hulp heb ik het gered.

Een bezoek meer dan waard

Het nieuwe museum toont meer dan de levensverhalen. Aan de hand van voorwerpen vertelt het ook over de Joodse feesten, de synagoge en eredienst, de levenscyclus en het dagelijks leven. De blikvanger, neergezet op de plaats waar vroeger de Biema stond (de verhoging waar uit de Tora werd gelezen), is een miniatuur van de syna­goge zelf, ingericht zoals deze zelf ooit ingericht was.

Voor groepen bestaat ook de mogelijkheid om, naast het bezoeken van de synagoge tevens rondgeleid te worden door Joods Elburg en een bezoek te brengen aan de Joodse begraafplaats.

Het museum is geopend van dinsdag t/m zaterdag, van 11 tot 17 uur.

drs. Kees van den Boogert
Vrede over Israël jrg. 52 nr. 5 (dec. 2008)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel