Geroepen om vrij te zijn

Schriftstudie n.a.v. Leviticus 18:1-5 en 19:1-2

Geloven in een God die niet bestaat

In de stad waar ik als kind ben opgegroeid heeft collega Klaas Hendrikse, predikant in de Protestantse Kerk in Nederland, o.a. te Zierikzee, nogal wat stof doen op­waaien met zijn boek getiteld: Geloven in een God die niet bestaat.

Die titel is op zich eigenlijk niet zo schokkend en er is zelfs wel wat voor te zeggen. Mijn pen bestaat, bijvoorbeeld. Je kunt hem pakken, ergens neerleggen, maken of breken. Een mens bestaat ook, je kunt hem een hand geven, voelen, zien. Als je op die manier ook over God spreekt - Hij bestaat, zoals de stoel waarop je zit, ook bestaat - dan moet je toch zeggen: zó bestaat God niet. Je kunt God moeilijk laten samenvallen met iets uit de schepping die Hijzelf heeft gemaakt.

Tot zover kan ik mijn collega dus wel volgen. Maar vervolgens zegt hij dat God de naam is die je geeft aan een gebeurtenis. Als iemand in het ziekenhuis hem vraagt waar God is, antwoordt hij dat hij Hem al drie keer is tegengekomen op de gang. In de liefde waarmee voor de zieken wordt gezorgd.

Dat is op het eerste gehoor niet eens zo gek. Je zou kunnen zeggen: ik kan daarin iets van Gods liefde ervaren. Maar dat is wat anders dan dat die ervaring of gebeurtenis zelf God is. Dan zou God samenvallen met een bepaald moment waarop iets gebeurt dat mij zo aanspreekt, dat ik dan God noem.

De radicaliteit van de bijbel; afstand en nabijheid

De bijbel is wat dat betreft veel radicaler. Die zegt dat de HERE heilig is. Dat betekent klip en klaar dat God met niets en niemand te vergelijken is. Plechtig uitgedrukt: Hij is de gans Andere. Hij bestaat niet op een manier zoals mensen, dieren, dingen of gebeurtenissen bestaan. Hij ìs. Of, zoals Hij in het boek Exodus spreekt: Ik ben die Ik ben; Ik zal zijn die Ik zijn zal; de Eeuwige die niet samenvalt met wat bestaat.

De bijbel zegt wél dat Hij de oorsprong is van al het bestaande: Schepper van hemel en aarde. En nu het wonderlijke - dat noemen we in de kerk ‘genade’ - deze gans Andere, de Heilige, verbindt zich wel aan schepselen. Dan gaat een woord als ‘verbond’ een rol spelen. De regenboog wordt een teken dat God zich verbindt aan al wat leeft. Dit is het teken van het verbond, dat ik geef tussen Mij en u en alle levende wezens die bij u zijn; mijn boog stel ik in de wolken, opdat die tot een teken zij van het verbond tussen Mij en de aarde (Genesis 9:12 en 13).

De besnijdenis wordt een teken dat God zich verbindt aan zijn volk Israël. Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde; gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u (Genesis 17:10,11). Die verbinding, dat verbond, is niet vanzelfsprekend. Dat is genade.

Die radicaliteit waarmee God zich distantieert van al het bestaande, vind je in Leviticus 19. Ik ben heilig. Dat woordje heilig duidt een gigantische afstand aan. Maar tegelijk is er die nabijheid met zijn volk. Dat blijkt al uit die naam met allemaal hoofdletters, HERE, de weergave van het tetragrammaton (JHWH). Gods naam, de Onuitsprekelijke, heilig. Maar diezelfde naam betekent ook nabijheid: Ik ben die ik ben; Ik zal zijn die ik zijn zal; Ik ben er, of, nog anders: Ik ben erbij! Zie ook Hosea 11:9: Ik ben God en geen mens, heilig in uw midden. En die nabijheid wordt nog eens extra onderstreept door de woorden: uw, jullie God. Je mag dus met Mij omgaan, als een kind met zijn vader.

Zonde en genade

De afstand tussen God en ons wordt nog eens vergroot omdat de bijbel ons tekent als zondaars. Het hele boek Leviticus bevat verkeersregels die gelden tussen God en zijn volk. En dan blijkt de zonde en de daarmee gepaard gaande onreinheid zo’n barrière te zijn tussen God en zijn volk, dat bij allerlei handelingen telkens weer bloed moet vloeien. Dat is vreselijk, maar tegelijk ook een wonder, want door dat bloed is er ook verkeer mogelijk met God.

Op het punt van het reinigingsbloed is er nu een groot meningsverschil tussen christenen en Joden. Christenen belijden dat de Heilige zo naar dat goede en open verkeer tussen Hem en zijn volk verlangt, dat Hij zelf mens is geworden. Via die mens, Jezus genaamd - ‘want Hij zal zijn volk redden van hun zonden’ - is er open verkeer mogelijk met God, de Heilige en gans Andere. Het bloed van Jezus, Gods Zoon, reinigt immers van alle zonden.

De Heilige en de heiligen

Ik ben heilig, zegt God. Maar dan moeten jullie ook heilig zijn. Heilig zult gij zijn, want Ik, de HERE uw God, ben heilig.

De besnijdenis is een teken van de verbinding van de heilige God met zijn volk. En wij, christenen, zeggen: de doop is een teken van de verbinding van de heilige God met zijn volk. Gedoopt en wel word je in de heiligheid van God betrokken. God heilig, uniek, apart? Dan ook jullie, die bij God horen, heilig, uniek, apart! Dat zijn we niet vanuit onszelf. Dat zijn we omdat God een relatie met ons is aangegaan. We zijn door de doop geheiligd in Christus. Daarom: wees heilig!

In het boek Leviticus wordt dan aan dat heilig zijn praktische invulling gegeven. En dat blijkt niet altijd mee te vallen.

In hoofdstuk 18 bijvoorbeeld wordt de sfeer geschetst waarin Israël heeft geleefd en zal leven. Aan de ene kant Egypte. Daar kom je vandaan, zegt God. Aan de andere kant Kanaän, daar ga je naar toe. Van het stierkalf, een godsvoorstelling van de Egyptenaren, waren de Israëlieten nogal onder de indruk in de woestijn. Sterk, stevig, vitaal, wat wil je nog meer. En Baäl van de Kanaänieten, ook niet te versmaden, een heer met potentie, dat belooft wat.

Deze heren hielden het leven van de Israëlieten behoorlijk in de tang. Hun hele manier van doen werd erdoor bepaald. De Heilige, gans Andere, werd ervoor in­geruild. Baäl, die je gunstig moest stemmen om iets van hem gedaan te krijgen. Dat gespitst zijn op vruchtbaarheid, welvaart, groeiende economie, bracht mensen er soms toe om zelfs kinderen op te offeren.

Praktisch protest tegen heidendom

Leviticus zegt: daar laat je je niet mee in, want je hoort bij de gans Andere, de Heilige. Allerlei voorschriften die je in dat boek dan tegenkomt, gaan in tegen die heidense leefsfeer.

Zo kom je bijvoorbeeld allerlei wetten tegen op het gebied van de seksuele moraal. Dat is een praktisch protest tegen de manier waarop de Kanaänieten met seksualiteit omgingen. Helemaal gefocust op vruchtbaarheid die je zelf kon be­werken, in je gezin, op het land, in de samenleving. Groei en bloei en welvaart die de goden je konden geven. Je kon het bevorderen in een bandeloos seksueel leven. Dat wordt in Leviticus nu juist aan banden gelegd. Want niet Baäl is God. Maar de HERE, de gans Andere, de Heilige.

Christenen en het boek Leviticus

Hoe moet je nu als christen met al die voorschriften omgaan die je in Leviticus tegenkomt? Ik denk niet dat daar een algemeen antwoord op te geven is. Je moet de godsdienstige achtergrond voortdurend in de gaten houden. Soms hebben ze te maken met de heidense eredienst. Daar was bijvoorbeeld prostitutie een rituele gebeurtenis om de vruchtbaarheid te bevorderen. Homofilie had daar ook mee te maken.

M.a.w.: zomaar de voorschriften van Leviticus direct toepassen op onze situatie, dat levert problemen op. Je moet telkens weer een vertaalslag maken naar onze tijd. Wat zijn de achtergronden van toen? Wat zou het in onze tijd kunnen betekenen? In ieder geval heeft het iets te maken met je grenzen weten in een samenleving waar mensen grenzeloos hun eigen lusten botvieren.

Al die geboden uit de Tora hebben met leven in vrijheid te maken. Het gaat niet om plagerijen, maar om optimale ruimte voor het menselijk leven voor het aange­zicht van God. Er is geen andere God dan de HERE. Er is ook geen leven buiten de relatie met de HERE. En die relatie wordt beleefd door te wandelen in de tuin van zijn geboden; zijn geboden die goed zijn voor het leven van mensen.

Veel Joden doen er moeite voor om daar handen en voeten aan te geven. Dat vinden wij wel eens overdreven. Het komt soms over als wel erg wettisch, forma­listisch of gekunsteld. Maar het heeft ten diepste met Vreugde der Wet te maken; een vrolijk dienen van de HERE.

Christenen ontvangen het boek Leviticus uit de handen van Christus. Hij heeft alles volbracht wat daarin staat. Maar omdat het te maken heeft met optimaal leven voor het aangezicht van God, mogen ook wij ermee bezig zijn. Levend in de vrijheid die Christus geeft, mogen we met het boek Leviticus bezig zijn om niet onze vrijheid te misbruiken en onze lusten te botvieren.

De brief aan de Galaten en het boek Leviticus

De brief aan de Galaten, die de vrijheid in Christus propageert, blijkt zo helemaal aan te sluiten bij het boek Leviticus. Die twee bijten elkaar niet. Dat is opmerkelijk. Ik citeer:

Want gij zijt geroepen, broeders, om vrij te zijn; (gebruikt) echter die vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees, maar dient elkander door de liefde. Want de gehele wet is in één woord vervuld, in dit: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.
Dit bedoel ik: wandelt door de Geest en voldoet niet aan het begeren van het vlees. Het is duidelijk, wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgoderij, toverij, veten, twist, afgunst, uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht, partijschappen, nijd, dronkenschap, brasserijen en dergelijke, waarvoor ik u waarschuw, zoals ik u gewaarschuwd heb, dat wie dergelijke dingen bedrijven, het Koninkrijk Gods niet zullen beërven.
Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Tegen zodanige mensen is de wet niet. Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd.
Indien wij door de Geest leven, laten wij ook door de Geest het spoor houden. (Galaten 5:13,14,16,19-25)


Het doet me denken aan Jeremia 31:31-34 waar gesproken wordt over een nieuw verbond. Dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des HEREN: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn (Jeremia 31:33). Geest en wet staan hier niet tegenover elkaar. Door de Geest wordt er juist werk van gemaakt om de wet in praktijk te brengen.

Biedt dit niet een invalshoek voor het gesprek met Israël? Dat we allereerst kijken naar: wat hebben we gemeenschappelijk? Waar gaan we voor? Kunnen we misschien gezamenlijk iets van Vreugde der Wet meemaken? Om dan gezamenlijk eens te kijken wat ieders drijfveren zijn? Daar aangekomen, zou het gesprek wel eens extra spannend kunnen worden. Als we dan met Israël Vreugde der Wet maar niet vergeten.

ds. Jan Groenleer
Vrede over Israël jrg. 53 nr. 1 (jan. 2009)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel