Het orthodoxe Jodendom

Jochanan ben Zakkai

Ik wil mijn lezers niet onderschatten, maar denk toch, dat de meesten van u de naam van Jochanan ben Zakkai niet kennen. Joden kennen die naam wel, want hij heeft een belangrijke invloed gehad op de ontwikkeling van de joodse godsdienst. We kunnen met goed recht beweren, dat door hem de orthodoxie ontstaan is. We vinden zijn afbeelding op de grote menora in Jerusalem. Daarboven zien we de ruïnes van de stad, met omgevallen zuilen en de kapotte boog van een poort. En beneden staat Jochanan met de handen ten hemel, de kleding gescheurd, en hij huilt over deze onvoorstelbare catastrofe. Om hem heen zitten enkele andere rabbijnen, die boekrollen lezen en bestuderen.

Dat Jochanan zo luid rouw droeg over de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70, vonden sommigen in zijn tijd niet helemaal oprecht. Hij was uit de stad ge­vlucht, hij had voorzien, dat het mis zou gaan met de grote joodse opstand tegen de Romeinen, die in het jaar 67 begonnen was. Toen het einde naderde, had hij zich de stad uit laten smokkelen en contact gezocht met de gehate Romeinen. De Zeloten, de extremistische vleugel bij de opstand tegen Rome, noemden dat eenvoudig “ver­raad”. Het was vanwege hen en ook om de Romeinen, dat Rabbijn Jochanan niet zomaar de stad uit kon wandelen: hij werd door vrienden en leerlingen ge­holpen, volgens sommigen in een doodskist. In het romeinse kamp vroeg hij Vespasianus, de latere keizer, hem “Javne en de geleerden daar” te geven. Daar had Vespasianus niets op tegen: niet de studerende Joden wilde hij overwinnen, maar de opstandi­gen. Jochanan ben Zakkai mocht naar Javne en stichtte daar een nieuw geestelijk centrum voor het Jodendom.

De verandering van Javne

Javne was een kleine stad, niet ver van de plek, waar nu Tel Aviv ligt. Het had niet bijzonder veel betekenis, maar dat veranderde snel. Jochanan kwam er aan in het jaar 68 of 69, en toen dus twee jaar later de tempel verwoest werd, dreigde er van het Jodendom niets over te blijven. Wat moest dat worden zonder centrum en zonder hoofdstad, zonder tempel en Jeruzalem? Jochanan verzamelde geleerden om zich heen en probeerde de lege plaats van Jeruzalem op een waardige wijze in te vullen. De betekenis van Javne nam toe en door meerdere belangrijke beslissingen werd bewezen, dat het joodse leven ook buiten Jeruzalem door kon gaan.

Natuurlijk, in zekere zin wist men dat al wel, want ook na de verovering van Jeruzalem door Nebukadnesar, ruim 600 jaar eerder, was het Jodendom niet ver­dwenen. Toen al waren fundamenten gelegd, waarop kon worden voortgebouwd: aan een jodendom zonder tempel, maar met synagogen en leerhuizen, zonder priesters, maar met rabbijnen. We lezen in het Nieuwe Testament, hoe de synagoge al een vaste plaats was gaan innemen naast de tempel.

Het Jodendom bleef. Wat verdween, was de pluriformiteit, de veelkleurigheid van de godsdienst. De rabbijnen, eerder Farizeeën genoemd, zetten zich door, andere stromingen verloren na het jaar 70 hun betekenis. De Zeloten hadden, zeker na de opstand onder Bar Kochba (135) niet veel invloed meer. Hetzelfde gold voor de Sadduceeën, voor wie de tempel steeds veel sterker het middelpunt van het geloof was geweest dan voor de Farizeeën.

Zo veranderde het Jodendom na de genoemde gebeurtenissen ingrijpend. Op het eerste gezicht is daaraan de diaspora schuld, de verstrooiing van de Joden over de wereld. Maar dat was een proces, dat allang begonnen was - en ook na 70 bleven veel Joden in het land Israel wonen, zij het op een bepaalde afstand van Jeruzalem. Belangrijker was de genoemde verandering in de godsdienst, waardoor het rabbijnse denken, de traditie van de Farizeeen, bepalend werd voor alle Joden. Zij waren uit­eindelijk degenen, die gewonnen hadden bij de verwoesting van 70 - al hadden ze dat zelf vermoedelijk zo niet gewild en al zal de rouw van Jochanan over de tempel zeker wèl oprecht geweest zijn.

Gebeden als reukwerk

Het was natuurlijk een probleem, dat mèt de verwoesting van de tempel de offer­dienst onmogelijk werd. Er waren geleerden, die daarmee de mogelijkheid van verzoening over de zonden van het volk als verloren beschouwden. Jochanan ben Zakkai probeerde de mensen hoop te geven. Hij stelde, dat er een andere manier is om verzoening te doen, namelijk met daden, die door de liefde geinspireerd zijn. En hij haalde Hosea 6:6 aan: “Want in liefde heb ik behagen, en niet in slachtoffer.” Zo werden ook de gebeden in de synagoge gezien als een vervanging van de offers. De dagelijkse gebeden worden gehouden op de tijd van de offers, ze zijn als reukwerk voor Gods aangezicht.

De rabbijnse traditie

Zo werd het Jodendom na 70 eenvormiger dan in de tijd daarvoor. Wel woonden er Joden in allerlei landen, en dit had natuurlijk tot gevolg, dat ze zich aanpastten aan de omgeving, dat de mensen verschillende talen spraken, verschillende kleding droegen, niet dezelfde beroepen uitoefenden - maar dit betrof steeds het dagelijks leven. De godsdienst was in grote lijnen overal gelijk. De gebeden, de feesten en de wijze, waarop ze gevierd worden, de geboden, die men hield: het werd alles opge­schreven in het Hebreeuws en de mensen, in elk geval de geleerden, konden het lezen. In Javne begonnen de rabbijnse discussies over belangrijke - en minder belangrijke - onderwerpen. Het Sanhedrin kwam er samen. De sjofar werd er ge­blazen, wat eerder alleen in Jeruzalem gebeurde. En om te beginnen stelde men vast, welke boeken in de Bijbel horen, en welke niet. Dat lag nog niet helemaal vast, over bijvoorbeeld Esther en Prediker was lang discussie. Javne nam, zo goed en zo kwaad als dat mogelijk was, de plaats van Jeruzalem in. Dat duurde niet zo lang, want later trokken veel geleerden naar Galilea, maar met de grote veranderingen is de naam Javne verbonden: daar begon het “orthodoxe Jodendom”.

In de volgende eeuwen groeide die Rabbijnse literatuur. De commentaren op de Bijbel en de gesprekken - of discussies - over alle aspecten van het joodse leven werden voortgezet. In synagogen en leerhuizen op heel verschillende plaatsen, maar steeds met elkaar in gesprek, werd de zogenaamde “mondelinge leer” ontwikkeld en uitgebreid. Het werd verzameld en na ongeveer 500 jaar voorlopig afgerond in de Talmud. Daar verschenen later ook weer commentaren op. Zo begeleidde de leer het joodse volk door de geschiedenis.

Alles is orthodox

Dat is eigenlijk orthodox: die traditie, dat staan en leven in die traditie. Dan zijn er mensen, die meer geboden houden en er zijn er, die met minder tevreden zijn, maar dat is niet eens zo bepalend. Eeuwenlang was de orthodoxie de enige joodse bestaans­wijze - en tegelijk de garantie, dat het jodendom bestaan bleef en joods bleef, ook na twintig eeuwen diaspora.

De weinigen, die niet orthodox leefden, die de band met het Jodendom ver­braken, verloren zich in de geschiedenis. Ze sloten gemengde huwelijken, hun kinderen telden niet meer als Joden. Men had als Jood alleen toekomst, wanneer men erbij bleef. Men wist, waaraan men zich te houden had. En bij vragen kon men naar de rabbijn gaan, die in gesprek met collega’s uit verleden en heden een ant­woord geven kon. Allen waren “orthodox”, en niemand kende dat woord.

Orthodoxie als stroming

Rond 1800 verandert dat. Er komen eerste afsplitsingen, er ontstaan stromingen, waarover nog veel meer geschreven gaat worden in de rest van deze serie artikelen.

Maar voor de orthodoxie is dat een grote verandering. Nog altijd vormt zij de grote meerderheid in het Jodendom, maar ze is niet meer “alles”, er komt keuze­vrijheid, en in zekere zin lijkt dat op de situatie in de tijd van het Nieuwe Testa­ment, met de meerdere mogelijkheden.

Wie zijn er dan nu orthodox? In de eerste plaats natuurlijk degenen, die ervoor gekozen hebben, in die lijn van de rabbijnse traditie voort te gaan. Niet liberaal, niet ultra, maar in de breedheid van heel-Israël. Maar daar zijn er ook heel wat bij, die niet zo bewust gekozen hebben, die gewoon gebleven zijn bij de grootste groep. Dat is vooral in Israël het geval, waar “iedereen” als orthodox gerekend wordt, behalve degenen die héel bewust gekozen hebben voor een liberalere stroming of voor de ultra-orthodoxie.

Gewoon orthodox

Zo moeten we bij orthodox niet ál te orthodox denken. In de praktijk zijn er heel wat orthodoxe Joden, die zelf uitmaken, waar voor hen de grenzen liggen. Natuurlijk zijn er dingen, die absoluut duidelijk zijn, maar de precieze viering van de feest­dagen is in veel gevallen een persoonlijke zaak. De orthodoxie als “stroming” is breder en machtiger dan het totaal van de orthodox levende personen. Maar ze vinden eigen­lijk allemaal, dat liberalen amper echte Joden zijn, en dat de ultra-orthodoxen het wat overdrijven. Doe gewoon, houd het midden, blijf bij de traditie. Zo is het altijd geweest, in ieder geval sinds Jochanan ben Zakkai.

drs. Rien van der Vegt
Vrede over Israël jrg. 57 nr. 2 (apr. 2013)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel