Gods ‘tattoo’: Sions muren

Schriftstudie n.a.v. Jesaja 49:14-20

Het is gebruikelijk om vers 16 als kerntekst van dit deel te nemen, wellicht ook door de toepassingen die gemaakt zijn. ‘Zie, ik heb u in mijn handpalmen gegrift, uw muren zijn bestendig voor Mij’ (NBG). Veelal is de toepassing dan: ‘Jouw naam is mijn handpalmen gegraveerd’, en dat vindt dan een plek in een doopdienst, maar ook in een bekende liedtekst van Huub Oosterhuis: ‘Heeft in zijn handen onze naam geschreven.’ Dat is te vinden in het lied ‘De Heer heeft mij gezien en onverwacht ben ik opnieuw geboren en getogen’ (Lied 487, Liedboek voor de Kerken). Wat heeft de auteur van Jesaja nu zelf willen zeggen?


In het begin van dit hoofdstuk (vs. 1-7) is de knecht van de HERE aan het woord. In vers 3 is Israël die knecht, maar er zijn ook messiaanse trekken in de tekst te be­speuren. Twee opdrachten vallen ons op: het terugbrengen van de ballingen (vs. 6a), maar ook de wereldwijde implicatie daarvan: het tot licht en redding zijn van de volken (vs. 6b-7). In vers 8-13 spreekt de HERE zijn belofte tot terugkeer uit. Daar komt ook de situatie van het land ter sprake, het is vol verwoestingen en puinhopen. Onderweg al moet er aan herstel worden gewerkt, landbouw moet voor voedsel zorgen en intussen moet de infrastructuur ook verbeterd worden. Gevangenen en ‘illegalen’ worden bevrijd en tot werk aangezet. Van alle kanten zullen ze over de heerbanen komen. Zijn het de ballingen vanuit de diaspora? Of zijn het vertegen­woordigers van alle volken der aarde? In elk geval zal het reden tot een vreugdevolle intocht zijn.


Maar zover is het nog lang niet. De belofte van de HERE slaat niet echt aan. Sion zegt: ‘De HERE heeft mij verlaten en de HERE is mij vergeten.’ Dat is een erg magere en ook trieste reactie, maar het wordt wel begrijpelijk, als we ons realiseren, dat Sion (=Jeruzalem) volstrekt in puin ligt. Nu Sion genoemd is, en dus Jeruzalem mede aangeduid, blijkt dat het over geheel Israël gaat. De klacht en het verwijt daarin wordt onmiddellijk door de HERE beantwoord en weerlegd. Dat gebeurt met behulp van vier vergelijkingen.


1) De eerste is die van een moeder met haar zuigeling. Zou ze ooit haar kind ver­geten? Het is vrijwel ondenkbaar dat zoiets gebeurt. Een heel enkele keer gebeurt zoiets wel en dan zou je kunnen denken aan het te vondeling leggen van een kind of aan het ‘verkopen’ omdat zo’n moeder te arm is om haar kind te onderhouden. Stel, dat zoiets zou gebeuren... Ik vergeet u niet, zegt de HERE.


2) Het tweede is die van de architect, die het bouwplan voor de wederopbouw van de stad al klaar heeft en bij - of liever - in de hand. Zelfs in de handpalm geschreven. Je ziet de muren alweer oprijzen. Hier komen wel enkele vragen.

Waarom deze oplossing? Wel, omdat hier nergens een naam wordt genoemd. Er wordt geen naam van een mens in Gods handpalmen geschreven en zelfs niet de naam van Sion. Al heeft het geschrevene wel alles met Sion te maken. De muren, die worden wel genoemd als verduidelijkende vergelijking. Het gaat dus om zoiets als een schets, een plattegrond van de stadsmuren, zoals die al in Gods ontwerp staan en moeten worden uitgevoerd. Voor de wijze van noteren wordt een opmerkelijk werk­woord gebruikt, dat correct wordt weergegeven met: graveren, griffen of kerven.

Vraag is dan wel: doe je zoiets met of aan handen of handpalmen? In een paral­lelisme wordt dit woord als synoniem met schrijven gebruikt (vgl. Jes. 30:8a; Job 19:23). Zo moet Sion gerustgesteld en getroost worden. Het woord schrijven of griffen moet weliswaar niet letterlijk worden opgevat, maar de bedoeling is wel degelijk het onuitwisbare aan te duiden, iets wat de HERE voortdurend voor ogen staat.

Op dit punt is het trouwens een duidelijke tegenstelling met wat we in Ezechiël 4:1 lezen. Daar moet de profeet een tichelsteen of kleitablet nemen en daarop de stad Jeruzalem graveren, terwijl het in staat van belegering verkeert. Daar is het een beeld van de verwoesting van de stad. Maar hier gaat het over de wederopbouw.


3) Een derde vergelijking treffen we aan in vers 17: ‘Uw zonen (bouwers, vertaalt de Septuagint) snellen toe; uw vernielers en verwoesters trekken van u weg.’ Er valt over te twisten of er nu zonen (inwoners) worden bedoeld of bouwers. Voor het eerste pleit vers 20, waar het aantal van zonen/inwoners zo groot blijkt dat Sion bijna uit haar muren barst. Voor het tweede pleit vooral de directe context, waar gespro­ken wordt over de vernielers en de verwoesters die wegtrekken, wanneer de bouwers snel naderbij komen. Er is dan sprake van een mooi voorbeeld van een tegengestelde vergelijking. In dat geval wordt nog duidelijker dat het om de herbouw van Jeruzalem gaat. In dit verband is het interessant dat Luther vertaalt met: ‘deine Bawmeister werden eilen.’ Overigens zijn vanuit de ongevocali­seerde tekst beide mogelijkheden te verdedigen. Een dubbele betekenis dus, dan wel een spel met woorden.


4) Een vierde vergelijking treffen we aan in vers 18. Daar wordt gesproken over de ‘bruid’, en het is zeer waarschijnlijk dat daarmee Sion, dan wel Jeruzalem wordt bedoeld. De vraag wordt dan: wie worden er als een sieraad aan de bruid verbonden? De zonen? dat past niet zo goed in de beeldspraak. De bouwers? Om dezelfde reden is dat geen oplossing. Het object zal mogelijk zijn: de muren (van vs. 16). Zij zijn als een hoofdsieraad op de berg Sion. Muren met kantelen roepen immers ook de gedachte op aan een kroon (vgl. Jes. 28:1-6).


In deze verzen wordt troostvol en hulpvaardig gesproken over de herbouw van de stad die op de Sion is gebouwd. Het gaat over Jeruzalem, en tegelijk moeten we niet vergeten dat deze stad wordt genoemd als vertegenwoordiger van geheel Israël.


De beelden wijzen erop dat het nog moet gebeuren. Op het moment van spreken is de situatie van de stad desolaat te noemen. Het gaat wel degelijk geschieden, en dat blijkt uit vervolg. Overal vandaan komen de zonen en dochters. Ze zijn opgegroeid en opgevoed door de koningen van de volken. Dus de volken hebben wel degelijk een functie in de terugkeer van de ballingen. Het voert te ver om hieruit de concluderen dat alle Joden zullen terugkeren naar Jeruzalem. De stammen die in de diaspora verdwenen zijn, opgelost in de volkerenwereld zijn niet meer als zodanig terug te vinden. Wel is het zo, dat Jeruzalem is herbouwd tijdens de terugkeer van de ballingen uit Babylon. Ook later is de stad weer verwoest (70 na Chr.) en weer later weer opgebouwd. De profetische woorden blijken op verschillende tijden tot vervulling te komen.



Gespreksvragen

  1. Kan het woord uit vers 16a zonder meer worden toegepast op de doop en de dopeling?
  2. Is het bestaan van Sion, zowel in verwoesting als in herbouw, noodzakelijk voor het bestaan van het volk Israël?
  3. Hoe mag de gemeente uit de heidenvolken betrokken zijn op Sion, zonder direct deze naam voor de kerk te annexeren?

ds. Hans Ruiter
Verbonden jrg. 61 nr. 1 (jan. 2017)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden