Bewijzen uit de bodem


Op 30 november 2018 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties weer anti-Israëlische besluiten. Twee resoluties, genaamd ‘Jeruzalem’ en ‘Vreed­zame oplossing van de Palestijnse kwestie’, negeren de Joodse banden met Jeruzalem. De teksten noemen de Tempelberg alleen met de islamitische naam Al-Haram Al-Sharif. Dat de berg de meest heilige plek voor Joden is, en dus ook een Joodse naam heeft, wordt compleet genegeerd.


Hoe zit het eigenlijk met de ‘bewijslast’ voor de band tussen het land Israël – in het bijzonder de stad Jeruzalem – en het Joodse volk? Daar valt wel wat over te zeggen. Wat er de afgelopen decennia aan archeologische schatten uit de bodem is gehaald, is overtuigend bewijs voor de nauwe band tussen het land en het volk Israël. Enkele voorbeelden.

Zegel van een gouverneur

Enige tijd geleden hebben Israëlische archeologen een zegel van de gouverneur van Jeruzalem van 2.700 jaar geleden ontdekt. Mogelijk werd dit gebruikt voor de verzegeling van een zending of geschonken als souvenir. De afbeelding op klei bevat twee mannen die tegenover elkaar staan met daarbij de woorden ‘behoort toe aan de gouverneur’ (in het Hebreeuws: ‘le-sar ha-ir’).

Volgens het Bureau voor de Antieke Oudheid bevestigt deze vondst dat in deze tijd de stad Jeruzalem bestuurd werd door een gouverneur die er het hoogste gezag had. Hierover wordt melding gemaakt in 2 Koningen en 2 Kronieken. Dit zegel bewijst dat er aan het einde van de eerste tempelperiode een Joodse hoofdbestuurder was over Jeruzalem. In die tijd werden gouverneurs of stadhouders overigens benoemd door de koning.

Bulla van Hizkia

Van 727-698 voor Christus regeerde koning Hizkia over Juda en Jeruzalem. Uit die periode is ook een zegel, een ‘bulla’, gevonden. Het zegel is ovaal en ongeveer 13 mm breed. Het maakte deel uit van een document gemaakt van papyrus. Dit document was getekend door koning Hizkia. Er staat in oud Hebreeuws schrift: ‘Dit behoort toe aan Hizkia [zoon van] Achaz koning van Juda’. Tevens staat er een symbool op van een gevleugelde zon.

Jeruzalem was in de tijd van Hizkia, de hoofdstad van Juda. De vondst werd al in 2009 gedaan, maar archeologen hebben nu pas ontdekt wat de inscriptie betekent. Dit is de eerste keer dat een ‘bulla’ in verband kan worden gebracht met een koning uit Israël of Juda. Opnieuw een ‘bewijs uit de bodem’ dat er in Juda een Joodse koning regeerde.

Steen van Hananiah

Als laatste voorbeeld noem ik de spectaculaire archeologische vondst van een oude steen met daarop de inscriptie ‘Jeruzalem’ in het Hebreeuws. Deze steen werd tijdens graaf­werkzaamheden gevonden in Jeruzalem. De volledige tekst op de steen luidt als volgt: ‘Hananiah zoon van Dadalos van Jeruzalem’. Archeoloog Yuval Baruch en professor Ronny Reich van de universiteit van Haifa, die de inscriptie bestudeer­den, merken op dat  inscripties over Jeruzalem uit de eerste en tweede tempel­periode vrij zeldzaam zijn: ‘Dit is de enige bekende inscriptie uit de tweede tempel­periode waarin de volledige spelling van de naam Jeruzalem (in het Hebreeuws) verschijnt’.

Zeldzaam of niet, eeuwen voor het begin van onze jaartelling komt de naam ‘Jeruzalem’ dus al voor als naam van Gods stad. Het gebruikte Hebreeuws op de ‘steen van Hananiah’ was de taal waarin de Joden destijds schreven. Wie meer voorbeelden van ‘bewijzen uit de bodem’ wil hebben, kan er via internet legio vinden!

drs. Lieuwejan van Dalen
Verbonden jrg. 63 nr. 1 (jan. 2019)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden