“Ik moest bidden tot Jezus”


In een verzorgingstehuis in Jeruzalem komt iedere woensdagmorgen een groep Joodse senioren bijeen. De aanwezigen hebben allen Nederlandse wortels en zaten tijdens de oorlog ondergedoken. Vijf van hen delen iets van hun ervaringen met kerk en christenen in de jaren 1942-1945.


“Ik kwam bij de familie Cuperus in Heerhugowaard terecht, dat had mijn vader geregeld. (...) Mijn pleegouders waren gereformeerd. Elke zondag ging mijn ‘oom’ als eerste in de kerkbank zitten, dan mijn ‘tante’ en dan ik. Ik kreeg wat kleingeld voor het zwartfluwelen zakje dat doorgegeven werd. Ook kreeg ik een peper­muntje en een dropje; totdat die niet meer te krijgen waren. Ik herinner me de kerk nog goed. De jongens, die soms een beetje giechelden, konden mij niet schelen. Eén jongen wilde met mij trouwen. Zijn ouders hadden een kruideniers­winkel en hij bracht de artikelen die tante bestelde. Maar in de hemel was besloten dat ik Joods zou trouwen en zo is het ook gebeurd.”

Riva Marcus-Wajnstok, geboren 1932


“‘Gezegend zijn zij die hier in- en uitgaan.’ Een handwerk met deze tekst hing in het huis van de familie Wassink in Eibergen. Zij hebben, na bemiddeling door de gereformeerde dominee uit Eibergen, mijn vader Sallie Zion en zijn broer Zadok twee jaar lang als onderduikers gehad. Behalve de broers Zion bood het kleine huisje van de Wassinks onderdak aan twee joodse meisjes van 16 en 18, hun eigen zoon en neef, die anders in Duitsland tewerkgesteld zouden worden, en drie neergeschoten geallieerde piloten. Totaal negen onderduikers! 

Voor de onderduikers was een ruimte ingericht op de eerste etage van het kleine huisje. Via een touwladder klommen de negen onderduikers naar het ‘hol’. Daar verbleven ze hutjemutje zolang er onraad dreigde. De dappere Leida Wassink hing het geborduurde schilderij met de waardevolle tekst aan de muur precies onder het stuk plafond waar haar kostbare onderduikers in- en uitgingen via de wiebelige touwladder.

Nu, 75 jaar later, hangt het borduurwerk nog steeds bij de Wassinks. Tegenwoordig in de voorkamer van de destijds 10-jarige zoon Wim Wassink. Hij is ondertussen 87 jaar oud. Een vluchtelinge uit Kosovo heeft in de jaren ’90 een kopie ervan geborduurd voor mij en mijn zus Henriëtte, voor ons huis in Israël.

Er bestaat nog steeds een hechte relatie met de Wassinks. Derk en Leida Wassink werden in 2008 postuum geëerd als Rechtvaardigen onder de Volkeren door het Israëlische Instituut Yad Vashem.”

Marcelle Zion. Haar vader Sallie is geboren in 1910


“Ik kwam bij de familie Wiegersma in de Wieringermeer terecht. Ik kreeg een persoonsbewijs en ging als Johanna Maarsen, van Indische afkomst, in hun huishouding werken. In dit gezin met zes kinderen was ik ongeveer negen maanden.

Toen ik mij realiseerde welk groot gevaar mijn aanwezigheid voor het hele gezin vormde, wilde ik er weg. Ik deelde mijn angst met de moeder, maar zij vond dat ik het verkeerd zag. ‘Wij zijn bevoorrecht dat G’d ons wil gebruiken om iets voor een kind van Zijn volk te mogen doen. Dit ervaren wij als een zegen. Neem die niet weg door ons te verlaten.’”

Esther Lengel-Sternheim, geboren 1917


“Ik was negen jaar toen ik moest onderduiken. Ik ben op 28 verschillende adressen geweest. Mijn eerste onderduikadres was bij een dominee. Daarna kwam ik bij nonnen terecht, waar ik moest bidden tot Jezus. Op weer een ander adres kon ik met mijn blonde haar en blauwe ogen gewoon naar school gaan. (...) 

Van de bevrijding werd een groot feest gemaakt, maar ik was op zoek naar wie er van mijn familie nog overgebleven was. Behalve een neef van mijn vader kwam niemand terug. Toen ik terugging naar het huis waar we hadden gewoond, deed de buurvrouw open. ‘Wat! Leef je nog?’, zei ze. Ik wilde naar mijn kamer, maar ze liet weten dat haar dochtertje daar nu woonde.”

Sonja Ellern-Nerden, geboren 1933


“Tijdens de oorlog waren we bij de meest fantastische familie in Holland, Wop en Heiltje Kooistra. In hun kleine woningbouwhuisje verstopten ze maar liefst negen Joden en deelden alles met ons. Toen direct na de capitulatie bij de buren de vlaggen uithingen, stonden we allemaal om de tafel en las Wop Psalm 150 voor: “Halleluja, looft den Heer.”

In al die moeilijke maanden ervoor had Wop, wanneer er iets goeds gebeurde (bijvoorbeeld toen mijn vader zonder penicilline van een ernstige longontsteking genas), in de achterkamer die Psalm 150 van David voorgelezen.

Op de dag van de bevrijding gebeurde er iets moois. Plotseling vroeg de oude mede-onderduiker meneer Pam, een lieverd die we allemaal mochten, om een moment stilte. Uit zijn broekzak haalde hij een verfomfaaid boekje tevoorschijn en met een stem die weer jong klonk, jubelde hij in het Hebreeuws: ‘Halleluja, looft den Heer!’”

Ellis Lehman-Cohen Paraira, geboren 1924


De meeste bijdragen zijn afkomstig uit het boek Uitkijken naar Woensdag. Dit boek is uitgegeven door Elah. Elah is in 1979 opgericht voor en door Nederlanders in Israël. De organisatie verleent psychosociale hulp aan overlevenden van de Tweede Wereld­oorlog. (zie ook www.elah.org.il)

drs. Albert Groothedde
Verbonden jrg. 64 nr. 4 (nov. 2020)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden