Hieronder staat de tekst van de handreiking voor verootmoediging en schulbelijdenis voor God wegens nalatigheid jegens de Joden in en rond de Tweede Wereldoorlog.
Daaronder vindt u ook:

Verder wijzen we op:




Handreiking


Ondergetekenden hebben voor de kerken een Handreiking opgesteld voor een zondag van verootmoediging en schuldbelijdenis, waarin de kerken uitspreken nalatig te zijn geweest in het opkomen voor de bedreigde Joodse gemeenschap in ons land tijdens de holocaust.


De Handreiking bevat een inleidende tekst, de schuldbelijdenis en een gebed. Ondergetekenden vragen de plaatselijke kerken deze teksten met de gemeente te delen in de kerkdienst op zondag 15 november 2020. Het staat in de vrijheid van de kerken om van de bewoordingen in de inleidende tekst en het gebed af te wijken. Wij vragen wel dringend de tekst van de schuldbelijdenis niet te wijzigen, want we willen hierin met één mond spreken.


Ds. R. ter Beek (GKv)
Ds. C.P. de Boer (CGK)
Ds. L. van Dalen (CGK)
Ds. D.J. Diepenbroek (HHK)
Ds. R. van de Kamp (HHK)
Ds. A.A.A. Prosman (Geref. Bond)
Dr.ir. H.J. Schouten (CGK)
Ds. J.H. Soepenberg (GKv)
Drs. P.J. Vergunst (Geref. Bond)
Ds. M.W. Vrijhof (CGK)




Inleidende tekst


Gemeente,


We willen op deze zondag ons in een verklaring uitspreken over de nalatigheid van de kerken om op te komen voor de bedreigde Joodse gemeenschap in ons land tijdens de holocaust.


In de afgelopen week werd herdacht dat in Duitsland in 1938 de Kristallnacht plaatsvond. Het was de nacht waarin het streven van de Nazi’s om het Joodse volk in Europa te vernietigen levensgroot zichtbaar werd. Veertien honderd synagogen werden in brand gestoken; duizenden winkels van Joodse eigenaren vernield. Ook ons land kreeg met die vernietiging te maken toen we in 1940 door de Duitse legers bezet werden en de anti-Joodse maatregelen ook hier van kracht werden.


Inmiddels ligt die periode van de Tweede Wereldoorlog ver achter ons. We vieren dit jaar dat we alweer 75 jaar in vrijheid leven. Dat we nu aandacht vragen voor die periode uit het verleden heeft te maken met de overwegend afstandelijke houding die de kerken in die tijd aannamen tegenover het grote lijden dat over de Joodse gemeenschap in ons land kwam.


In de afgelopen tijd klonken er verschillende stemmen in onze samenleving, onder andere van de regering en de Nederlandse Spoorwegen, die uiting gaven aan de verbintenis tussen heden en verleden. Stemmen die erkenden dat de Joodse gemeenschap aan haar lot is overgelaten toen de vervolging losbarstte en de vernietiging zich aandiende. Ook de koning erkende dat het hem niet loslaat dat zijn overgrootmoeder te weinig deed vanuit Londen om op te roepen tot hulp aan de Joden in Nederland.


Deze stemmen uit de samenleving stellen ons een vraag: ‘Kerken, hebt u gedaan wat in uw vermogen lag om Joodse medeburgers te beschermen in het uur van het dodelijke gevaar?’ Deze ernstige vraag hebben de kerken zich al vaker gesteld. Maar nog nooit kwam het tot een gezamenlijk gedragen belijdenis van schuld uitgesproken voor het aangezicht van God.


We weten dat de kerken tijdens de Tweede Wereldoorlog op bepaalde momenten stelling hebben genomen tegenover de barbaarse maatregelen van de bezetter; en ook dat er christenen zijn opgestaan om bescherming te bieden aan Joodse medeburgers in nood. Maar in grote lijnen was er een neutrale houding. Er werd ook geen verband gelegd tussen de vernietiging van het Joodse volk en de plek die dit volk ontving in de geschiedenis van Gods heil (Romeinen 9:1-5). Dit is een duistere erfenis die de kerken met zich meedragen en die mede een verhindering is geworden voor het licht van het evangelie om helder in onze samenleving te schijnen.


Het past de kerken om nu gezamenlijk tegenover God schuld te belijden voor haar passieve houding bij de deportatie van het Joodse volksdeel in onze samenleving. We mogen eraan denken dat bij een oprechte erkenning van schuld zich door Gods belofte van vergeving een nieuwe weg opent. In het gaan van een nieuwe weg moet duidelijk worden dat de kerken daadwerkelijk afstand hebben genomen van een schuldig verleden.





Belijdenis van schuld


Vanuit onze verbondenheid met de kerk van vroeger tijden en vanuit de erkenning dat wij al te lang onze stem niet hebben laten horen, belijden wij beschaamd onze nalatigheid ten aanzien van de Joodse gemeenschap en anderen aan wie door de kerken onrecht is aangedaan zowel voor, tijdens als ook in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. We erkennen dat onze nalatigheid het volk betrof waaraan een blijvende bijzondere positie is toevertrouwd in de geschiedenis van Gods heil.


We zijn nalatig geweest toen het antisemitisme in het Europa van voor de oorlog toenam en wij onze stem daar niet tegen hebben verheven.


We zijn nalatig geweest toen ten tijde van de bezetting in steeds ernstiger mate anti-Joodse maatregelen werden genomen en wij bleven zwijgen.


We zijn nalatig geweest toen om ons heen Joodse medeburgers werden opgepakt en afgevoerd en wij dat hebben laten gebeuren.


We zijn nalatig geweest toen opgejaagde Joodse medeburgers bij ons een schuil­plaats zochten en wij onze huizen voor hen gesloten hielden.


We zijn nalatig geweest toen wij ervoor kozen minder krachtig tegen de Joden­vervolging te protesteren ten einde de eigen gemeenteleden van Joodse komaf te beschermen.


We zijn nalatig geweest toen de realiteit van de vernietigingskampen bekend begon te worden en wij dat onrecht niet aan de kaak hebben gesteld.


We zijn nalatig geweest toen Joodse medeburgers terugkeerden uit de kampen en de onderduik en hun rechtmatige eigendommen weer opeisten en wij niet naar hen luisterden en hun rechten niet erkenden.


We zijn nalatig geweest toen Joodse families hun in de oorlog ondergedoken kinderen weer kwamen ophalen en wij hen hun kinderen niet meer wilden afstaan.


Het is met schaamte dat wij onze nalatigheid erkennen. Tegelijk erkennen we met dankbaarheid de moed van hen uit ons midden die wel hun stem verhieven en tegen het onrecht streden.


We gedenken hen die de moed hadden Joodse medeburgers bescherming te bieden en in die onderduik hun Jood-zijn te respecteren. Hun moed brengen wij respectvol in herinnering.
We noemen met dankbaarheid hen die na de oorlog de Joodse kinderen in de onderduik weer toevertrouwden aan hun Joodse families.


We erkennen dat velen die moed en dat respect niet opbrachten.


Het belijden van nalatigheid houdt het voornemen in dat wij, die niet anders en beter zijn dan de generaties die ons voorgingen, verplicht zijn lering te trekken uit wat wij nu als schuld benoemen.


Het is ons gebed dat God ons onze tekortkomingen vergeeft, onze schuld verzoent en onze harten vernieuwt. Moge Gods Geest ons verlichten om in onze dagen moedig het kwade te weerstaan waar het zich manifesteert in antisemitisme en vreemde­lingen­haat, opdat wij niet opnieuw nalatig zullen zijn.


Wij verootmoedigen ons tegenover de Joodse gemeenschap van onze dagen. We nemen de verplichting op ons, ons naar vermogen in te zetten voor de veiligheid van de Joodse gemeenschap in ons land.



Gebed


God van Abraham, Izak, Jakob en Israël,
die wij omwille van Jezus, de Messias, onze Vader mogen noemen,
met eerbied en ontzag roepen wij U aan
en doen een beroep op Uw ontferming.

Gedenkend dat we 75 jaar in vrijheid leven,
zien we met afschuw terug op de tijd
dat hier een geest uit de afgrond heerste,
angst wekkend,
dood en verderf zaaiend,
zinnend op de uitroeiing van Israël, het Joodse volk.


Als deelgenoot van de kerk der eeuwen en haar geschiedenis
belijden wij met schaamte
dat we in veel opzichten nalatig zijn geweest tegenover U
en tegenover het volk, dat U in Uw Woord Uw oogappel noemt.


Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan
door niet onze stem te verheffen
toen antisemitisme toenam in Europa
en ook onze samenleving vergiftigde?


Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan
door niet te spreken
toen de bezetter met anti-Joodse maatregelen
de vernietiging van Uw volk voorbereidde?


Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan
toen we het stilzwijgend lieten gebeuren
dat Joodse medeburgers werden opgepakt en afgevoerd?


Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan
toen wij nalieten om een schuilplaats te bieden
aan Joodse medeburgers die werden opgejaagd en vervolgd?


Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan
toen wij nalieten om op te komen
voor gemeenteleden van Joodse herkomst
toen zij maatschappelijk en kerkelijk in het nauw werden gedreven?


Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan
door te weigeren bij ons ondergedoken Joodse kinderen
terug te geven aan hun ouders of hun families
die waren ontkomen uit de grote verschrikking?


Zie ons aan zoals wij zijn,
met de last van het verleden op onze schouders.
Ontferm U over ons en neem die last van ons af,
vergeef ons onze zonden.


MOMENT VAN STILTE

God van Abraham, Izak, Jakob en Israël,
die wij omwille van Jezus, de Messias, onze Vader mogen noemen,
met respect gedenken we hen
die wel de moed hadden hun stem te verheffen;
het onrecht te bestrijden;
een schuilplaats te bieden aan Joodse medeburgers.
Met dankbaarheid gedenken we hen
die na de bevrijding als vanzelfsprekend ondergedoken Joodse kinderen
weer toevertrouwden aan hun ouders of hun Joodse families.


Laat hun gedachtenis ons tot zegen zijn.


Met eerbied en ontzag roepen wij U aan
en doen een beroep op Uw ontferming
over de Joden die deze verschrikking hebben overleefd
en over de generaties na hen
die voort moeten leven met de erfenis van deze donkere nacht in de geschiedenis.
Zegen hen en bescherm hen,
laat het licht van Uw gelaat over hen schijnen,
wees hun genadig en geef hun vrede.


Laat ook ons delen in die zegen.
Vernieuw ons en verlicht ons door de heilige Geest
om in onze dagen niet nalatig te zijn
maar moedig het kwaad van antisemitisme en vreemdelingenhaat te weerstaan.


God van Israël, verhoor ons gebed omwille van Jezus, de Messias,
in Wie wij U mogen kennen.
In Zijn Naam bidden wij:


Onze Vader...





Vragen en bedenkingen



Velen hebben Joden geholpen, ook uit mijn eigen voorgeslacht.

Dat velen zich wél hebben ingezet wordt nadrukkelijk benoemd. Het staat in de inleiding:

We weten dat de kerken tijdens de Tweede Wereldoorlog op bepaalde momenten stelling hebben genomen tegenover de barbaarse maatregelen van de bezetter; en ook dat er christenen zijn opgestaan om bescherming te bieden aan Joodse medeburgers in nood.

Het staat uitgebreider in de verklaring zelf:

We gedenken hen die de moed hadden Joodse medeburgers bescherming te bieden en in die onderduik hun Jood-zijn te respecteren. Hun moed brengen wij respectvol in herinnering. We noemen met dankbaarheid hen die na de oorlog de Joodse kinderen in de onderduik weer toevertrouwden aan hun Joodse families.

Het staat heel nadrukkelijk in het voorgestelde gebed:

Met respect gedenken we hen die wel de moed hadden hun stem te verheffen; het onrecht te bestrijden; een schuilplaats te bieden aan Joodse medeburgers. Met dankbaarheid gedenken we hen die na de bevrijding als vanzelfsprekend ondergedoken Joodse kinderen weer toevertrouwden aan hun ouders of hun Joodse families.
Laat hun gedachtenis ons tot zegen zijn.

Wij willen en mogen hen zeker niet vergeten, maar juist gedenken als voorbeeld van hoe het ook kon.


Vallen we degenen die in de oorlog wél goed deden niet af?

We kunnen ons indenken dat het voelt als gebrek aan loyaliteit als je nu deze dingen uitspreekt. Het zou ook een gruwelijk gebrek aan loyaliteit en verschuldigde eer zijn, als je niet zou benoemen dat velen - waaronder ook veel christenen, vaak vanuit het geloof - goed waren in de oorlog en gezorgd hebben voor Joden.

Maar zouden juist ook die mensen die zich destijds wél ingezet hebben het niet als een grote moeite en pijn ervaren hebben dat het merendeel van de christenen en vaak ook de kerk als instituut daar niet bij betrokken wilden zijn? Je kunt je in gemoede afvragen of niet juist ook zij blij zouden zijn met een schuldbelijdenis met het oog op de zwijgende meerderheid van toen en ons daarin zouden hebben willen bijvallen.


Wij kunnen achteraf makkelijk oordelen en veroordelen...

Dat is zeker waar - en echt een gevaar. Welke keuzes zouden wij in die tijd hebben gemaakt en aangedurfd? Het was een verschrikkelijk kwade tijd en ongelofelijk moeilijk en heftig. Daarbij past zeker niet een makkelijk oordeel.

Maar wij leven nu juist wel achteraf en wat men toen wellicht niet kon zien, dat kunnen wij nu niet níet-zien. We moeten nu toch - met vrees en beven! - zeggen dat er dingen gruwelijk mis zijn gegaan. Niet om met modder te gooien, maar om zelf door het stof te gaan. Niet uit de hoogte, maar uit de diepte van echt schuld-belijden, beseffend hoe dodelijk een het-laten-gebeuren kan zijn.


Het lijkt een hype te worden om over van alles excuses aan te bieden.

Er zijn inderdaad diverse excuses en uitingen van besef van onze verantwoordelijkheid geweest. Het gaat er niet om daar nu hyperig achteraan te hollen.

De kerk had daarin juist voorop moeten gaan. Zij kan daarbij nu niet achterblijven. Met dat laatste bedoelen we niet dat we als kerk - zoals we dat vaak doen - op afstand achter de wereld aan moeten hobbelen. We bedoelen dat, als je ergens het erkennen en belijden van schuld mag verwachten, dat in de kerk is. We doen het standaard, in elke dienst. Het ook concreet doen, dat wordt moeilijker, pijnlijk. Vooral waar het dan gaat om schuld belijden, wat dieper gaat dan excuses aanbieden.


Zo komt de kerk nog maar weer eens in een kwaad daglicht...

“We moeten nog bekomen van de felle reacties op ‘Staphorst’; we staan er al zo vaak gekleurd op.”

Omdat je houdt van je/de kerk hakt het erin als daar negatief over gesproken wordt, en als dan ook nog eens de ene na de andere klap komt, ja zelfs ook een van binnenuit...

Maar zou het erkennen van schuld juist níet betekenen dat ‘kerken geen goed kunnen doen’? Zou dit nu juist niet het beste zijn om te doen? Misschien kan het alsnog helpen en helen. In elk geval kan het helpen om bewust onder ogen te zien hoe het niet moet, en hoe het toch zomaar ging - en gáát. En dat niet van een afstand, je distantiërend, maar vanuit een diepe en intense betrokkenheid en verbondenheid (zie ook het artikel van C.P. de Boer in De Wekker d.d. 23 okt.).


Het is lang geleden; de generaties van toen zijn onderhand uitgestorven.

Het is zeker lang geleden; te lang geleden. Het had eerder moeten gebeuren.

De bevrijding is dit jaar precies 75 jaar geleden. Daarom is er extra aandacht aan gegeven aan de oorlogsperiode en is er juist dit jaar ook op andere manieren erkenning van schuld geweest. Dat was een van de aanleidingen voor dit initiatief vanuit kerken.

Wij zijn nu ‘het derde en het vierde geslacht’. Maar minstens elke 4 mei brengen we ons weer te binnen dat we er toch ook nu nog geen punt achter kunnen zetten. Tegelijk is de schuldbelijdenis ook nog wat anders dan het gedenken van 4 mei. Althans, voor de meesten zal dat gedenken niet de intentie en intensiteit van de schuldbelijdenis hebben.


Moeten wij schuld belijden over wat ons voorgeslacht heeft gedaan?

Dat strookt niet met ons levensgevoel. Wij denken in onze tijd en cultuur vooral vanuit het individu. Waarom zou jij dan schuld belijden over vroegere generaties (en passant hen schuld in de schoenen schuivend?!). Waarom zou jij dan schuld moeten belijden als jouzelf c.q. jouw eigen voorgeslacht geen blaam treft? - integendeel misschien!

De Schrifstudie over Daniël 9 in het recente nummer van Verbonden wijst op hoe Daniël bad en schuld beleed. ‘Wij hebben gezondigd en ons misdragen, wij...’ Als er nu toch één was die zich kon distantiëren van de anderen en van hun schuld... Daniël zelf was immers altijd een toonbeeld van trouw, moed en goed-zijn. Maar hij distantieert zich juist niet, maar weet zich voor Gods aangezicht sterk verbonden met zijn volk. Dat zegt iets over hoe wij op een zuivere manier en om de juiste reden schuld kunnen belijden: vanuit - zelfs al stel(de) jij je anders op - op een bepaalde manier delen in en diep besef hebben van gemeenschappelijke schuld.




Verwijzingen naar artikelen

(mede) achtergrond van dit initiatief
naar aanleiding van publicatie van dit initiatief
over het intiatief van de PKN

De Protestantse Kerk Nederland heeft het initiatief genomen om aan Joden een verklaring aan te bieden over wat er in en rond de Tweede Wereldoorlog in de kerken mis is geweest. Dit gebeurde in de bijeenkomst ter herdenking van de Kristallnacht die op 8 november werd gehouden in de Rav Aron Shuster synagoge in Amsterdam.

Ook aan deze verklaring is lang achter de schermen gewerkt. Eerst in een latere fase kwamen betrokkenen van het PKN-initiatief en de bovengenoemde groep met elkaar in contact over de plannen die werden gemaakt. Er is toen in goed overleg besloten de beide sporen - die over hetzelfde gaan, maar die toch ook een verschillende insteek hebben - te blijven volgen, in de gedachte en de hoop dat ze elkaar kunnen aanvullen en versterken.

Zo is op 8 november door ds. René de Reuver de verklaring van de PKN in de synagoge uitgesproken en is daar ook op gereageerd door Eddo Verdoner (voorzitter Centraal Joods Overleg). Hieronder een aantal verwijzingen naar hoe dit gedaan is en naar reacties.

reacties van Joodse zijde