‘Zijn bloed...’

Bijbelstudie over Mattheüs 27:25


‘Telkens kon ik mijn aarzeling om Joden te doden overwinnen door de herinnering aan deze tekst’ - zo getuigde een SS-beul tijdens de Neurenbergse processen die na de tweede wereldoorlog tegen de duitse oorlogsmisdadigers zijn gevoerd.

Hij is niet de enige: ‘ga jij maar weg, zegt een spelend kind tegen z’n joods makkertje, want jullie hebben de Here Jezus vermoord’.

Vanaf Gabbata loopt een van joods bloed doordrenkt spoor door de geschiedenis.

Voor de rechtvaardiging van dat spoor heeft men déze tekst gebruikt - is dat terecht? Is een eeuwenlang onheil voor de Joden de onherroepelijke en donkere keerzijde van het heil in Christus voor de heidenen die wij zijn?

Rondom de tekst

(Van de lezer/es wordt verwacht dit gedeelte, met de bijbel erbij, door te nemen)

Als Pilatus ontdekt dat zijn diplomatieke moeite om van Jezus af te komen, niet lukt, wast hij zijn handen. Voor de Joden is dat een duidelijke verwijzing naar Deut. 21:1-9. Zo maakt de bange Pilatus zich vrij: ik weet van niets, ik heb part noch deel aan deze zaak; de gevolgen kunnen mij ook niet aangerekend worden. En dan zegt hij dezelfde woorden die nog maar ‘n enkel uur geleden de overpriesters en de oudsten tegen Judas gesproken hebben: ‘ge moet zelf maar zien wat er van komt’ (vs 4). Nou, daar hebben de aanwezigen geen enkele moeite mee: ‘Al het volk antwoordde en zeide: zijn bloed over ons en onze kinderen’.

Al het volk - het héle verbondsvolk dat door de bijzondere zorg en leiding van de Here zo’n uitzonderlijke positie onder de volken heeft gekregen? Hoe groot is die daar en op dat vroege uur bijeengeschoolde menigte? Spreekt die namens allen?

Ze nemen de verantwoordelijkheid over. Daarmee spreken ze O.T.-ische taal - zie Joz. 2:19, 2 Sam. 3:29 en 1 Kon. 2:32vv; zie ook wat later de hogepriester zegt in Hand. 5:28. Bloed doen komen over = verantwoordelijk / schuldig stellen. Dat nemen deze mensen op zich. Wellicht met de gedachte dat dit verbondsbloed van deze godslasteraar (zie 26:65) niet tot God zal roepen om wraak en niet kostbaar is in Gods oog.

Het is wel afschuwelijke taal: verachting met betrekking tot Jezus; maar ook ten opzichte van hun kinderen, die ze bij deze verantwoordelijkheid betrekken.


Maar: is daarmee de deur naar het heil voor Joden voorgoed in het slot gevallen? mag de kerk anti-joodse woorden en daden legitimeren met verwijzing naar deze tekst? geldt deze verantwoordelijkheid alle eeuwen door?


Enkele algemene opmerkingen

  1. Mattheüs schrijft om zijn joodse volksgenoten ervan te overtuigen dat Jezus de beloofde Messias is, de Koning van Israël. Vandaar zijn vele citaten uit het O.T.
  2. Wie wil verwijzen naar Matt. 23:35/36 en dan wil stellen dat dit betrekking heeft op de verwoesting van Jeruzalem, moet daarbij ook bedenken dat Jezus spreekt van ‘dit geslacht’.
  3. Naar Gods eigen woord reikt de zonde van de vaderen niet verder dan tot het derde/vierde geslacht, - zie Ex. 20:5; daarbij dient ook bedacht te worden wat Ezechiël in hfdst. 18 schrijft.
  4. Jezus Zélf heeft om ‘vergeving’ gebeden (Luk.23,34), daarbij verwijzend naar hun ‘onwetendheid’. Die uitdrukking komt ook voor in Hand.3,17 (‘onkunde’).
  5. Wanneer de hogepriester in Hand. 5:28 spreekt over ‘het bloed van deze man’ kan daar stellig een gevoel van beschuldigd-worden in doorklinken; maar de apostelen zeggen dat de bedoeling is ‘om Israël bekering en vergeving van zonden te schenken’ (vs 31).
  6. Dat God zijn volk - ondanks (tijdelijke) verharding - niet verstoten heeft, blijkt duidelijk uit Rom. 9-11.
  7. En de vraag laat zich niet onderdrukken: hoe rein heeft de kerk in haar traditie, hoe rein hebben de kruisvaarders, hebben duitse christenen en nederlandse het bloed van Christus geacht’?
  8. Zijn wij in staat en hebben wij het recht om tot de Joden te zeggen: ‘eigen schuld, dikke bult’? en kan ooit door de kerk - als wilde loot geënt (Rom. 11:17) gepocht worden als van een ‘ziende’ tegenover een ‘blinde’?

ds. Hedde Biesma
Vrede over Israël jrg. 41 nr. 1 (feb. 1997)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel