Israël na 11 september
Verbijstering
Een ieder zal met verbijstering blijven terugdenken aan de grootste terreurdaden uit de geschiedenis van Amerika die de stad New York hebben getroffen op 11 september vorig jaar. Het gebeuren met de drie vliegtuigen die zich in de twee WTC-torens en het Pentagon boorden leek een boze droom, maar was werkelijkheid. Naar we aannemen zijn het Bin Laden en de zijnen geweest die Amerika een enorme slag hebben toegediend. Volgens hun religieusideologische opvatting moest aan de invloedsfeer van ‘de grote satan’, die met zijn moderne levenswijze een bedreiging voor de Islamitische wereld vormt, een halt worden toegeroepen.
Het was een extremistische daad met grote gevolgen. Immers, een antwoord van Amerika kon niet uitblijven. Maar tegen wie of wat zou het zijn gericht? Zou het een strijd worden tussen de westerse wereld en de Islam of zouden de pijlen gericht worden op het terrorisme dat vanuit extreem fundamentalistische motieven werd verricht? Gelukkig is gekozen voor de strijd tegen het terrorisme. De resultaten tot nog toe hebben we gezien in de strijd die in Afghanistan gevoerd is. De aanslag heeft gevolgen gehad voor heel de wereld en stellig ook voor de Israëlisch-Palestijnse kwestie. We willen trachten na te gaan hoe de 11de september de situatie in Israël heeft beïnvloed.
Hoe houd je Amerika te vriend
De grote vraag na 11 september was voor welke partij Amerika de grootste sympathie zou hebben. Arafat trad snel op tegen de vreugde-uitingen aan Palestijnse zijde over de terroristische aanslag. Demonstratief gaf hij bloed voor de slachtoffers als teken van meeleven en officieel veroordeelde hij de criminele daad.
Premier Sharon riep direct na de aanslag een dag van nationale rouw uit en betuigde zo solidariteit met het Amerikaanse volk. Israël verwachtte van Amerika meer begrip. Nu de Verenigde Staten zelf door terrorisme getroffen waren, zou men wel beter kunnen invoelen wat Israël al zolang meemaakte. Opiniepeilingen in Amerika wezen in de richting van meer begrip voor Israël.
President Bush wenste rust. Hij kon om de acties in Afghanistan te laten slagen, geen problemen in het Midden Oosten gebruiken, zeker niet nu veel Arabische landen de coalitie tegen terreur steunden. Dus maande hij Israël geen provocatieve acties in de Palestijnse gebieden te ondernemen en riep hij de Palestijnse Autoriteit op gewelddadige acties te voorkomen. Had hij dan zoveel hart voor Jood en Palestijn? Neen, het Amerikaanse belang gaf mijns inziens de doorslag.
De uitspraak van Bush op 2 oktober dat hij altijd al een voorstander van een Palestijnse staat was geweest, werd in de strijd om het winnen van de gunst van de VS door Arafat en de Arabische landen met gejuich begroet, maar bij de joodse bevolking met schrik aangehoord. Sharon vergeleek Bush zelfs met Chamberlain die aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog Tsjecho-Slowakije weggegeven had. De kwestie tussen Bush en Sharon werd bijgelegd, maar is typerend voor de angst aan Israëlische zijde.
Nadat op 11 oktober George Bush zich uitsprak voor de stichting van een Palestijnse staat, deden op 16 oktober ook de Britse premier Tony Blair en onze eigen premier Kok een duit in het zakje. Ze sloten zich bij de uitspraak van Amerikaanse president aan.
Vriend van Amerika blijven betekent blijkbaar spitsroeden lopen. Het leek erop dat Arafat sneller dan Sharon de voordelen onderkende die geoogst zouden kunnen worden van gehoorzaamheid betuigen aan de VS.
Zelfs de Europese Unie zet Arafat onder druk
Hoe de belangen van Israël worden afgemeten aan de hand van de aandacht voor de bestrijding van terrorisme, bleek uit het vervolg van de gebeurtenissen. Het terrorisme in Israël stak de kop weer op met o.a. een aanslag op de minister van toerisme, Rechavam Ze’evi. Hij werd in koelen bloede vermoord. Toch keerde men zich in het buitenland aanvankelijk tegen Israël vanwege de tegenmaatregelen die Sharon nam. Hij liet, omdat de Palestijnse Autoriteit naliet de moordenaars op te sporen en uit te leveren, de Palestijnse gebieden door het leger bezetten. De redenering daarbij was: waarom zou Israël ter bestrijding van terrorisme de gebieden niet mogen aanvallen, terwijl Amerika dit wel mocht in Afghanistan. Het antwoord is even simpel: omdat dit Amerika niet uitkwam. Daar was ook wel iets voor te zeggen, want met het binnenvallen van de Palestijnse gebieden kan Israël het probleem van het terrorisme op termijn niet oplossen.
Bij de kansarme Palestijnse burgers zou een permanente bezetting van hun gebieden het verlangen om verzet te plegen door middel van zelfmoordacties alleen maar vergroten.
Inmiddels ging het toch tot Amerika en de Europese Unie doordringen, dat Arafat sterk onder druk gezet zou moeten worden om de gewapende intifada een halt toe te roepen.
Er waren twee bloedige aanslagen voor nodig, op 1 december in Jeruzalem en op 2 december in Haifa, om een ongewoon felle reactie aan de Europese Unie te ontlokken. De Europese verklaring van 10 december ging zelfs zover dat men Arafat aanmaande om ‘de terroristische netwerken’ in de autonome Palestijnse gebieden te ontmantelen. Het was de eerste keer dat de Europese Unie het Palestijnse leiderschap op deze wijze benaderde. Tegelijkertijd liet ook Amerika Arafat weten dat het geduld met hem nu echt op was.
Het is echter de vraag of deze lijn in de toekomst blijvend gevolgd zal worden. Het lijkt me meer een nieuwe sterk pragmatische aanpak waarbij druk wordt uitgeoefend waar het op dit moment het meeste effect sorteert, en waarbij tevens duidelijk gezegd wordt welke van beide partijen in gebreke blijft.
Europa zal wellicht, zodra de gelegenheid zich voordoet, opnieuw terugvallen in een houding van grotere sympathie voor de Palestijnen dan voor Israël. En Amerika? Zal het na het volbrengen van de acties tegen het terrorisme zijn Arabische helpers niet moeten belonen? En zal het daarom misschien de sympathie voor Israël niet moeten temperen?
Dat stelt ons voor de vraag of er in de nabije toekomst iets positiefs te verwachten valt voor de relatie tussen Israël en de Palestijnen.
Verwachtingen voor de nabije toekomst
De verwachtingen voor de nabije toekomst zien er vrij somber uit.
Van Arafat is mijns inziens nooit een definitieve stap op de weg naar vrede met Israël te verwachten. Hij doet altijd voorlaatste stappen. Daarvoor zijn een aantal redenen te geven. Enerzijds heeft het te maken met zijn persoonlijkheidsstructuur.
Anderzijds speelt de invloed van fundamentalistisch islamitische bewegingen binnen de Palestijnse samenleving een grote rol. Het is de vraag of hij nog wel echt grip heeft op leiders van de Hamas en de Jihad. Bovendien speelt binnen zijn eigen PLO de Fatah-Tanziem militie, het onofficiële Palestijnse leger, een zeer dubieuze rol. Het geeft leiding aan de huidige intifada.
Ook van Sharon is niet een doorbraak te verwachten. Hij heeft geen echt vredesplan en zet zich niet echt in voor het construeren van een weg tot vreedzaam samenleven van de twee volken.
Van de Arabische landen rondom Israël is ook niet veel te verwachten. Zij hebben eigenlijk nooit in positieve zin hun nek uitgestoken voor de Palestijnen. Terecht heeft Arafat zich altijd door hen in de steek gelaten gevoeld.
Europa en Amerika trachten hun eigen belangen in de regio veilig te stellen en te behartigen. Zij kiezen nu eens voor de ene partij, dan weer voor de andere.
Men gaat in Israël zowel aan Joodse als aan Palestijnse zijde door een donkere tunnel en vanuit het einde van deze tunnel gloort nog weinig licht.
Het valt te hopen, dat er op korte termijn leiders zullen opstaan, die aan beide zijden van de frontlijn de moegestreden en angstige gezichten van hun mensen zullen zien. Gezichten van gewone mensen die aan beide kanten snakken naar vrede. Leiders die dan hun nek durven uitsteken om vrede te bewerkstelligen. Dat zou een grote zegen zijn.
drs. Kees van den Boogert
Vrede over Israël jrg. 46 nr. 1 (feb. 2002)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel