Hadderech

(spreek uit: hadrèch, met de klemtoon op de tweede lettergreep)

Inleiding

Op 24 oktober 2003 was het precies 75 jaar geleden dat de Nederlandsche Vereniging van Joden-Christenen (NVJC) werd opgericht. Dat gebeurde tijdens een in Utrecht gehouden vergadering waarin 31 Joodse en 6 niet-Joodse christenen stemden voor de oprichting van een vereniging waarin het stemrecht uitsluitend voor christen-Joden zou zijn. Het slot van de notulen van deze vergadering luidt als volgt: ‘Aan het einde der voorbereidende werkzaamheden past het ons, onze ootmoedige dank aan God uit te spreken. Hij heeft ons door Zijn Heilige Geest geleid, gesterkt en wijsheid gegeven ... Het is ons aller geloof dat de Heere Zijn werk in het leven zal houden, zolang als het Hem behaagt.’

Doelstellingen

De doelstellingen van de vereniging, die in de loop der jaren nauwelijks veranderd zijn, zijn te vinden in de statuten:

‘De vereeniging stelt zich ten doel

  • de Joden-Christenen in Nederland samen te brengen, om den band der gemeenschap met den Heere Jezus, als hun Messias en Zaligmaker, te versterken en den onderlingen band te bevorderen
  • om te getuigen van de vernieuwende kracht, die er voor het Jodendom uitgaat van het geloof in Jezus Christus, den Messias, den Zoon Gods, den Koning de Joden
  • om bij de Christenen, Joodsche zoowel als niet Joodsche, het besef te versterken van de bijzondere plaats, welke Israël blijft innemen in de bedeeling des heils en van de daaruit voortkomende roeping jegens den Joods, en eindelijk
  • om de verbinding met de Joden-Christenen in het buitenland te onderhouden.’

De belangrijkste wijziging die de statuten in de loop der jaren hebben ondergaan is dat de zelfdefinitie ‘Joden-Christenen’ vervangen werd door ‘Jesjoe’a hammasjiach belijdende Joden’. Maar daarover later meer.

Geschiedenis

Onder leiding van de arts Dr. J. Zalman, zoon van een bekend zendeling onder de Joden, ontplooide de pas opgerichte vereniging tal van activiteiten. Zij belegde samenkomsten en gaf een blad uit, ‘de Getuige’. Ze sloot zich aan bij de International Hebrew Christian Alliance, hetgeen niet zonder slag of stoot ging aangezien de voorzitter ervan Vrijmetselaar was.

De in Nederland levende christen-Joden reageerden verschillend op de vereniging. Een aantal van hen was enthousiast, zoals heilsofficier P.W. Cohen die in de vereniging een mogelijkheid zag om uiting aan zijn Jood-zijn te geven. Anderen hadden geen enkele behoefte aan het lidmaatschap van een Joodse vereniging, of waren bang dat de vereniging een kerk zou worden zoals de bekende professor Ph. Kohnstamm.


Eén van de doelstellingen van de vereniging was volgens de statuten ‘het getuigen van de vernieuwende kracht die er voor het Jodendom uitgaat van het geloof in Jezus Christus, den Messias, den Zoon Gods, den Koning der Joden.’ En het middel om dit doel te bereiken was blijkens dezelfde statuten: ‘het opstellen van geschriften ter verspreiding onder de Joden.’ In de praktijk echter bleek een direct contact met hun mede-Joden nauwelijks tot stand te komen, zodat men zich meer ging richten op de niet-Joodse christenen.

Zo richtte men in 1933 een verzoek tot de synode der Nederlandse Hervormde Kerk om een speciale zondag te bestemmen voor de bespreking van ‘het Joodsche probleem’. Helaas werd dit verzoek niet ingewilligd ‘ofschoon de synode ervan overtuigd is dat het de roeping der gemeente is aandacht te wijden aan en voorbede te doen voor Israël.’


In 1933 nam de International Hebrew Christian Alliance het initiatief om een Joods-christelijke kibboets in het toenmalige Palestina op te richten. Het was de Rotterdamse Nathan Berlijn die uitgekozen werd om deze kibboets te leiden. Daartoe moest hij eerst het vak van boer leren. Het benodigde geld werd bijeengebracht door de leden en vrienden van de vereniging. Helaas is het feest uiteindelijk niet doorgegaan omdat de Arabische grondbezitters onder druk van hun volksgenoten de benodigde grond niet aan Joden wilden verkopen.


In 1941 werd de vereniging op last van de Duitsers verboden. Haar leden moesten onderduiken of werden gevangen genomen en overgebracht naar kamp Westerbork, waar zij samen met andere Joodse christenen verbleven in de zogenaamde gedooptenbarak. Vandaar werden ze weggevoerd naar het concentratiekamp Theresienstadt waar ongeveer de helft van hen de oorlog overleefde. De anderen werden gedeporteerd naar het vernietigingskamp Auschwitz en daar omgebracht.

Ofschoon de vereniging officieel ontbonden was, waren er diverse plaatsen in Nederland waar Joodse christenen, voorzover zij niet opgepakt waren, actief bleven. Zo waren er o.a. in Rotterdam en Soest groepjes die voorbede deden voor de gedeporteerden en pakketjes klaarmaakten om naar de kampen te versturen.

Na de oorlog

Na de oorlog waren er aanvankelijk twee verenigingen van Joodse christenen die in het begin van elkaars bestaan niet afwisten. De oude NVJC en een vereniging van jonge Joden die tijdens de oorlog tot de overtuiging gekomen waren dat Jezus de beloofde Messias was. De laatst genoemde was in december 1945 opgericht en heette Hadderech hetgeen betekent ‘de Weg’.

Omdat beide verenigingen feitelijk hetzelfde nastreefden kwam het in 1947 tot een fusie. De nieuwe vereniging bleef NVJC heten en de naam van het verenigingsblad werd van ‘de Getuige’ omgedoopt in ‘Hadderech’.


Ook in de periode na de oorlog trachtte de NVJC een Joods-christelijke kibboets op te richten. Men had een stuk grond op het oog dat voor veel geld van een druzensjeik gekocht kon worden. Het briefpapier was zelfs al klaar. Dit keer was het de kerk die roet in het eten gooide en de grond kocht om er de bekende kibboets Nes Ammim neer te zetten. Wrang was dat de statuten van Nes Ammim bepaalden dat er zich geen christen-Joden mochten vestigen!

Maar uiteindelijk kwam het er toch van. Een aantal jaren later werd door autochtone Israëli’s een Joods-christelijke nederzetting gesticht: de mosjav ‘Jad Hasjmonah’.

‘Christen-Joden’ versus ‘Messiasbelijdende Joden’

In het voorgaande werd regelmatig de term ‘Christen-Joden’ in plaats van het tegenwoordig in zwang zijnde ‘Messiasbelijdende Joden’. U vraagt zich misschien afvragen wat de reden hiervan is.

De term ‘Christen-Joden’ stamt feitelijk uit de periode voor de tweede wereldoorlog. De toenmalige leden van de vereniging identificeerden zich toen veel meer met het christendom dan heden het geval is. Het bestaan van een Joodse staat heeft waarschijnlijk veel bijgedragen aan het feit dat we ons in de jaren na de oorlog steeds meer in de eerste plaats Joods zijn gaan voelen. In Nederland leidde dit in 1969 tot een statutenwijziging waarbij de naam Nederlandse Vereniging van Joden-Christenen gewijzigd werd in Hadderech, Nederlandse Vereniging van Jesjoe’a hammasjiach belijdende Joden.

De belangrijkste activiteiten

De belangrijkste activiteit van de vereniging is het uitgeven van een maandblad met artikelen geschreven door Messiasbelijdende Joden in binnen- en buitenland en door niet-Joodse auteurs die onze opvattingen delen. Het bevat theologische artikelen, artikelen over de staat Israël en verenigingsnieuws.

De vereniging ontvangt van de lezers van het blad regelmatig giften voor allerlei goede doelen in Israël waarbij wij vooral als doorgeefluik fungeren. Soms brengen we bepaalde doelen onder de aandacht van onze lezers zoals enkele jaren geleden het noodlijdende Bikkoer Choliem ziekenhuis in Jeruzalem.

Twee keer per jaar komen we bij elkaar. Eén keer voor onze jaarlijkse ledenvergadering en één keer tijdens het christelijke paasfeest waarop we het lijden en de opstanding van onze Messias gedenken tijdens een Joods-christelijke seideravond.

Messiaans-Joodse theologie

Ofschoon er, voor zover mij bekend, geen officiële Messiaans-Joodse theologie bestaat hebben hedendaagse Messiasbelijdende Joden gemeen dat zij in het algemeen de Bijbel als Gods Woord zien en niet als het spreken van de mens over God, zoals in de moderne theologie het geval is.

Ook voelen zij zich meestal zeer verbonden met Israël en het Joodse volk en zijn zij overtuigd van de bijzondere plaats welke het gehele Joodse volk nog steeds in Gods heilsplan inneemt.


Verschil van mening bestaat over nut en noodzaak van het naleven van de Torah. De groep die het meest aan de weg timmert bestaat uit hen die vinden dat Messiasbelijdende Joden de Torah dienen te houden en wel op traditioneel-Joodse wijze. Omdat de christelijke kerken en groepen hierover een andere mening hebben, hebben deze Messiasbelijdende Joden Messiaanse synagogen opgericht.


Hadderech staat uiteraard ook open voor deze mensen en een behoorlijk aantal van het is dan ook lid van de vereniging. Het bestuur van Hadderech is echter op het punt van het naleven van de Torah een andere mening toegedaan, die in het kort hierop neer komt: ‘de wet doet zonde kennen.’ Daardoor propageert zij het zich houden aan de Torah niet, maar stelt veel meer dat de mens niet in staat is de Torah te houden en dat hij dus een redder nodig heeft.

Verhouding van de Messiasbelijdende Joden tot de Kerk

De Messiasbelijdende Joden hebben het in de kerken en groepen waar zij toe behoren vaak moeilijk, omdat er in het algemeen onvoldoende zicht is op de betekenis van het Joodse volk anno 2004. Begrijpelijkerwijs wordt door niet-Joodse gelovigen vooral benadrukt dat ‘in Christus Jood noch Griek is’ terwijl wij geneigd zijn om onze niet-Joodse broeders en zusters te zien als degenen ‘die eerst ver weg waren en vervreemd van het burgerrecht Israëls maar thans dichtbij gekomen zijn.’ Bovendien missen wij Israël in de uitleg van en prediking over de Bijbel.


Het pijnlijkst wordt dit, althans voor mij, duidelijk tijdens Kerstmis. Het kerstevangelie staat immers bol van de vervulling van de Oud-Testamentische beloften aan Israël. Leest u de lofzang van Maria, Elisabeth en Zacharias maar na. En ook in de door de engelen rond de geboorte van Jezus uitgesproken woorden staat het Joodse volk centraal. Het is elk kerstfeest weer frappant hoe de uitleggers van de Bijbel hier overheen lezen.

Tot Slot

De redactie van Vrede over Israël heeft mij gevraagd op te schrijven wat de Kerk voor de Messiasbelijdende Joden kan betekenen en omgekeerd. Misschien mag ik het antwoord geven met de woorden van Paulus ‘aanvaard elkander’. Wanneer de niet-Joodse gelovigen het Joods zijn van de Joodse gelovigen en alle gevoeligheden en trauma’s die daarmee verbonden zijn aanvaarden en de Joodse gelovigen aanvaarden dat 2000 jaar on-Joodse en vaak anti-Joodse kerkgeschiedenis niet zomaar op te heffen is, dan moet het mogelijk zijn om als broeders en zusters samen te verkeren om zodoende Gods zegen te ervaren, die Hij dan zeker zal gebieden. (Ps. 133)



Hoe is het om Joods te zijn en tegelijk lid van de Chr. Gereformeerde kerken?

Mij is verzocht om over deze vraag enkele gedachten voor dit blad op papier te zetten, hetgeen ik graag doe.

Mijn naam is Irene Griffioen-Fisher en ik ben in Engeland geboren in een Joods gezin. Op school volgde ik algemeen onderwijs en één keer per week ging ik naar het cheider, een Joodse school waar ik Joods onderwijs kreeg en Hebreeuws leerde. Later, op de middelbare school, kreeg ik dagelijks les in het Oude Testament. In onze omgeving woonden geen andere Joden en er was geen synagoge.

In 1943 leerde ik mijn inmiddels overleden man kennen. Hij was bij de marine en is tot 1946 in Engeland gebleven. In die jaren hebben wij een relatie opgebouwd en in 1947 ben ik naar Nederland gegaan om zijn familie te leren kennen. Ik kreeg een baan in Rotterdam en in 1948 zijn we getrouwd. Samen gingen we naar de Chr. Gereformeerde kerk in Hilversum, deden daar belijdenis en ik werd gedoopt bij ds. I. de Bruyne (zie ook ‘de goede belijdenis’ in zijn boekje Pastorvaria).

De familie van mijn man was erg lief voor mij en begripvol - er was natuurlijk een taalbarrière en bovendien waren onze achtergronden zo verschillend. Mijn Joods-zijn was door alle nieuwe ervaringen wat naar de achtergrond verdrongen en van het christendom begreep ik nog niet zo veel. De meeste mensen wisten niet dat ik Joods was. Mijn man probeerde mij veel dingen uit te leggen. Als in persoonlijke gesprekken met kerkmensen mijn Joodse achtergrond genoemd werd kreeg ik de indruk dat dat voor hen tot het verleden behoorde: het had afgedaan, ik was nu immers christen. Het Nieuwe Testament werd belangrijker gevonden dan het oude. Naarmate ik echter meer contact kreeg met mijn familie begon mijn Joodse identiteit weer te groeien.

In de kerk voel ik me vaak alleen. Er wordt naar me geluisterd en dat is het. Een vriendin van me, die ook van Joodse afkomst is, heeft dezelfde ervaring. Jammer dat de Joodse wortels van de kerk zo weinig aan bod komen, met als gevolg een vertekende en onjuiste uitleg van de bijbel. Wat een verrijking zou het zijn als er bij de predikanten - en daardoor ook bij de gemeenteleden - meer kennis over en interesse voor deze dingen zou komen. Nu zijn het slechts enkelen die hierover spreken en schrijven.

Hadderech is de Nederlandse vereniging van Messiasbelijdende Joden. Daar zijn wij beiden lid van en we voelen ons er thuis. Jaarlijks vieren we daar het joodse paasfeest/pesach met elkaar. Van harte hoop ik dat dit stukje mag bijdragen tot meer begrip en interesse voor de positie van Messiasbelijdende Joden binnen de Chr. Gereformeerde kerken.

Hilversum, Irene Griffioen-Fisher




Bronnen:

  • Hadderech 10-1978 en 1-1979 en de jaargang 1998 met bijdragen over de geschiedenis van de vereniging van resp. mevr. M.W. Eberlé-Gotlib (presidente) en Prof. Dr. J.F.L. Bastiaanse
  • Drs. E.J. de Ruiter: Op zoek naar identiteit (doctoraalscriptie over 350 jaar gemeenschapsvorming bij Messiasbelijdende Joden in Nederland); uitgeverij Narratio, Hardinxveld 1989.

dhr. Joop Akker
Vrede over Israël jrg. 48 nr. 3 (mei 2004)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel