Geen Klaagmuur maar venster naar de Eeuwige

Heilige muur

Het is een bekend beeld, dat van het drukke plein met daarachter de hoge Weste­lijke Muur (die ten onrechte Klaagmuur wordt genoemd). Daarboven is het vroegere tempelplein, nu Haram al Sjarief genoemd met twee islamitische heilig­dommen. Het plein is verdeeld in een mannen- en een vrouwengedeelte.

Vlak voor de muur zijn mensen alleen of in groepen aan het bidden. Anderen praten met elkaar of studeren. Weer anderen slepen met tafels en stoelen en daar tussendoor lopen toeristen op zoek naar mooie plaat­jes. We staan bij een van de meest heilige joodse plaatsen in Israël. Duizenden Joden komen dagelijks naar deze ene plaats. Voor sommigen is dat een gewoonte, voor anderen een jarenlange droom. Rouw en troost, hoop en verwachting komen hier samen. Er wordt gezongen en gedanst, er wordt gehuild en gejammerd. Er wordt gefoto­grafeerd en gefilmd om het leven. En dat alles bij een muur. Een heilige muur.

Geloof en leven

Door mijn werk voor het Centrum voor Israëlstudies kom ik in contact met Joden, maar ook met veel christenen. Opvallend vaak hoor ik hen vragen of Joden wel een echte geloofs­beleving kennen. Is er niet veel ritueel en gewoonte in plaats van levende omgang met God? Een andere vraag die vaak gesteld wordt is, of Joden nu wel of niet geloven in de bouw van een nieuwe tempel.

Het zijn vragen die niet eenvoudig kunnen worden beantwoord. We kunnen echter wel een indruk krijgen van het joodse geloof en leven en de Westelijke Muur leent zich daar goed voor. Allereerst zien we bij de muur iets van de joodse geloofs­beleving. Daarnaast zegt het feit dat Joden bij deze ene plaats komen bidden veel over hun visie op de tempel.

We proberen kortom iets van de binnenkant van het joodse denken en leven te zien. Mijn ervaring leert dat op die manier sommige van onze ideeën worden bij­gesteld, maar we ontdekken ook dat er verrassende lijnen lopen naar onze eigen wereld en ons eigen geloof en dat we als Joden en christenen veel te bespreken blijken te hebben.

Joden, christenen en moslims

Voor Joden is de Westelijke Muur heilig, omdat deze vlakbij de plaats is waar ooit de tempel stond. De muur is getuige van een bewogen geschiedenis. Het tempelplein werd meerdere keren veroverd, verwoest en heroverd. Joden, christenen en moslims bouwden er in de loop van de eeuwen hun heiligdommen.

De Westelijke Muur zelf stamt uit de tijd van Herodus de Grote, die het tempel­complex liet uitbreiden en verfraaien. De muur maakte deel uit van de steunmuur onder het plateau waarop de tempel stond.

Eeuwenlang had de muur dan ook geen bijzondere betekenis. In elk geval werden er pas sinds de 16e eeuw afbeeldingen van gemaakt en vermelden reizigers dat Joden bij deze plaats samenkwamen om te bidden. Een oude legende vertelt over een islamitische sultan, die tot zijn woede ziet hoe een oude vrouw vlakbij zijn paleis afval dumpt. Als hij vraagt waarom zij dat doet, legt de vrouw uit dat ze dat in opdracht van een bisschop deed. Hij vroeg de gelovigen iedere maand afval te brengen naar de plaats waar ooit de tempel had gestaan. De sultan laat de plaats afgraven en ontdekt zo de Westelijke Muur.1


Vooral in de laatste eeuwen is de betekenis van de muur sterk toegenomen. In de negentiende eeuw schijnen huisvrouwen te hebben gewedijverd wie het straatje voor de muur mocht schoonmaken. Bezoekers deden hun schoenen uit en namen steentjes mee als aandenken. In onze tijd zijn de muur en ook het plein ervoor uitgegroeid tot de belangrijkste heilige plaats van het Jodendom. De plaats kan permanent worden bekeken via een webcam en het is zelfs mogelijk per email een gebed te versturen, dat vervolgens in de kieren van de muur wordt geplaatst!

Joods verlangen

Wat gebeurt er nu eigenlijk bij die muur? Allereerst zijn er de dagelijkse gebeds­diensten. Zoals overal in de stad wordt ook bij de muur driemaal daags gebeden. Het plein voor de muur is eigenlijk een grote synagoge. Omdat het jodendom geen precieze tijden kent voor de diensten, maar alleen heeft vastgelegd tussen welke tijden die moeten plaatsvinden, zijn er allerlei groepjes mannen die vroeger of later beginnen te bidden. Het is niet ongewoon dat bezoekers wordt gevraagd of ze joods zijn en mee willen doen!

Ten tweede zijn er de bijzondere plechtigheden. Op de 9e van de maand Av wordt de verwoesting van de tempel herdacht. Op deze rouwdag gaan veel religieuze Joden naar de muur om daar het boek Klaagliederen te lezen. Maar er zijn ook vreugdevolle momenten. Op maandagen en donderdagen is het plein gevuld met groepjes mensen die een Bar Mitzwa (zoon der wet) komen vieren. Zonen die dertien jaar worden zijn volgens de traditie volwassen en dragen de verantwoorde­lijkheid te leven naar de Tora. Tijdens de plechtigheid lezen ze een stukje uit een Torarol en geven er een korte preek bij, iets dat een grondige voorbereiding vraagt. Voor velen is dit een hoogtepunt in het leven. Sommigen leggen er zelfs een wereld­reis voor af om Bar Mitzwa te kunnen worden bij de Westelijke Muur!

De muur speelt ook een grote rol in het persoonlijke leven van mensen en misschien zien we daaraan wel het duidelijkst wat de muur betekent. Mensen komen naar de Westelijke Muur om er hun hart te luchten, hun diepste vragen en twijfels uit te spreken, er hun wensen en verlangens voor God te brengen. De muur wordt aangeraakt, kieren worden volgestopt met papiertjes. Alsof God hier dichterbij is dan waar ook.

Door de kieren van de muur

En in zekere is het ook zo, dat God hier op een bijzondere manier aanwezig is. Althans volgens de joodse traditie.

Tijdens de verwoesting van Jeruzalem maakten de Romeinen ook de tempel tot een puinhoop. God woonplaats was vernietigd en de tempeldienst kwam tot een einde. Het joodse volk ervoer dat als een ramp, ook al werd een manier gevonden om het joodse leven voort te zetten zonder tempel. God was nog steeds bij zijn volk. Toch was die ene plaats, waar Hij op een bijzondere manier woonde verdwenen.

Verschillende oude joodse teksten maken duidelijk dat volgens de rabbijnen Gods aanwezigheid, zijn Sjechina, een tijd bij het tempelplein verwijlde. Rabbi Acha zei zelfs: ‘Nooit heeft de Sjechina de westelijke muur verlaten.’ Het is een van de oudste verwijzingen naar de muur. Van diezelfde muur wordt eveneens gezegd dat die ‘nooit is verwoest’. Waarom? Omdat de goddelijke aanwezigheid er verbleef.2 Hoe oud deze teksten ook mogen zijn, duidelijk is dat ze spreken over een muur die behoorde bij de oorspronkelijke tempel. Kennelijk hadden de Romeinen een deel van een westelijke muur laten staan. Pas veel later zijn deze uitspraken overgeheveld op de Westelijke Muur uit onze tijd. Dat stukje muur is immers een van de restanten van het grotere tempelcomplex. In de tijd van de tempel bezat het geen enkele heiligheid. Het bevindt zich echter wel dichtbij het westelijke deel van de tempel. De plaats die God nooit verliet.


Zulke joodse uitspraken als hiervoor moeten nooit al te letterlijk worden genomen. Daarmee bedoel ik niet dat ze bedenksels zijn of fantasieën, maar juist dat ze veel dieper gaan dan het verstandelijke niveau. Ik zou ze eerder geloofsuitspraken noemen, waarin bepaalde overtuigingen naar voren komen. Dat zien we bijvoorbeeld aan de Bijbeltekst die bovengenoemde rabbi Acha aanhaalt. Hij verwijst namelijk naar een passage uit Hooglied 2: ’Hoor, mijn geliefde! Zie, daar komt hij, springend over de bergen, huppelend over de heuvelen. Mijn geliefde is als een gazel of het jong van een hert. Zie, hij staat achter onze muur, kijkend door de vensters, spiedend door de traliën.’ Deze tekst betrekt de rabbi nu op God zelf. Hij is het die achter de muur staat. Uit deze interpretatie spreekt het besef dat de relatie tussen Israël en God gebaseerd is op liefde. Maar ook het besef dat God als een geliefde uitziet naar zijn bruid en dus als het ware vanachter de muur wacht tot zijn volk komt en Hem zoekt.

God woont onder de mensen

Voor de meeste Joden draait hun geloof en leven om die liefdesrelatie of verbonds­relatie. God is aanwezig, Hij laat zich vinden in een leven naar zijn richtlijnen, de Tora. Alle nadruk valt daarom op het hier en nu en niet op de toekomst. Slechts een klein deel van het joodse volk kijkt uit naar de herbouw van de tempel en bereid er zich zelfs op voor. Ik heb daar eerder al eens over geschreven.3 Ik zou hier naar voren willen brengen dat deze groepering een heel bepaalde opvatting heeft over het wonen van God onder de mensen. Kort gezegd komt die visie hierop neer, dat in een nieuwe tempel God op een veel krachtiger manier aanwezig zal zijn in Israël. De heiligheid van die ene plaats zal uitstralen op het volk en het land. Mensen zullen weer aangetrokken worden tot God en zijn Tora gaan navolgen. In deze opvatting is de plaats van de specifieke plek van de tempel heilig in zichzelf. Als God op die plaats woont, zal dat tot gevolg hebben dat het volk heilig gaat leven.

De hoofdstroom van het Jodendom benadrukt echter dat een heilig leven voorafgaat aan Gods wonen bij de mensen en niet andersom. Het Achttiengebed laat dit goed zien. Het bestaat uit negentien delen die elk een concreet onderwerp hebben. Zo wordt uitvoerig gebeden om de inzameling van ballingen, de herbouw van Jeruzalem en de terugkeer van de tempeldienst. Het gebed begint echter met allerlei punten die dichtbij het dagelijks en persoonlijke leven liggen, zoals de vraag om inzicht, om vergeving, genezing en levensonderhoud.

Datzelfde zien we terug in joodse commentaren op de bouw van de tabernakel. In Exodus 25:8 lezen we: ‘En zij zullen Mij een heiligdom maken, en Ik zal in hun midden wonen.’

Maar er is nog iets, en dat hangt samen met een ogenschijnlijk onbelangrijk woordje. Exodus 25:8 zegt namelijk niet dat God in het heiligdom, maar in hun midden zal wonen. God woont niet ergens, op een bepaalde plaats, maar bij zijn volk. Zo gaat Hij met hen mee, door de woestijn en door heel het leven.

De tekst zegt ook het een en ander over wat van het volk wordt gevraagd. Allereerst wordt dit gedeelte over het heiligdom voorafgegaan door teksten die de menselijke verantwoordelijkheid benadrukken. In hoofdstuk 23 staan vele voor­schriften over de relatie tot de naaste en tot God. Daarnaast lezen we dat het volk een woonplaats kan en mag maken voor God. Maar dat gebeurt dan wel gezamelijk. Iedereen kan er een bijdrage aan leveren en die moet in alle vrijwilligheid worden gegeven.4 God woont bij de gemeenschap die met hart en ziel probeert te leven met Hem.

Levend geloof

Kennen Joden een geloofsleven? Dat is nu geen vraag meer, lijkt me. Maar het is duidelijk dat de omgang van Joden met God heel anders is dan die van christenen. Er zijn veel meer vaste gebeden, gebruiken en rituelen. Daarachter gaat een wereld van gevoelens en inzichten schuil. De joodse traditie is zich heel goed bewust van het gevaar dat dit kan leiden tot gewoontevorming. Daarom is onderling gesprek en discussie zo belangrijk. Niet alleen over wat je moet doen en laten, maar ook over het waarom daarvan. Zo worden eeuwenoude teksten opnieuw tot levende woorden, waardoor God de mens aanspreekt.




Noten
1 Zev Vilnay, Legends of Jerusalem. Jerusalem 2004, 161.
2 Numeri Rabba 11,2
3 Zinloze haat en dwaze liefde; rouwen om de tempel, in: Vrede over Israel, september 2005.
4 In Exodus 35 benadrukt Mozes dat ieder naar vermogen moet geven en naar wat zijn hart hem ingeeft.

drs. Kees Jan Rodenburg
Vrede over Israël jrg. 53 nr. 2 (apr. 2009)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel