Rumbula


Kent u Rumbula? Ik had er nog nooit van gehoord, tot ik werd uit­genodigd om in Rumbula een conferentie bij te wonen om de moord op 25.000 Joden te herdenken die daar 70 jaar geleden plaatsvond.

Massamoord

Al in 1941 plande het Nazi-regime een grondige ‘zuivering’ van de hoofdstad van Letland, dat onder de voet gelopen was door de Duitse legers. Alle inwoners van het Joodse getto werden op twee dagen in de winter van 1941-1942 gedwongen hun huizen te verlaten. In rijen moesten ze door de sneeuw lopen naar Rumbula, acht kilometer buiten Riga. Voor grote massagraven werden ze neergeschoten en - menigeen nog half levend - begraven. Mannen, vrouwen en kinderen. Duizenden en duizenden werden zo de dood ingedreven, systematisch, door Duitse nazi’s en door lokale Letse handlangers. Naast de massamoord in de concentratiekampen, was Rumbula een van de grootste slachtingen die in de Tweede Wereldoorlog heeft plaatsgevonden. Te erg is dit voor woorden. Een verschrikking die niet vergeten mag worden. En toch, mij was de naam van de plaats niet eens bekend.

Herdenking

Een Messiasbelijdende Joodse voorganger in Letland wilde om die reden de slacht­offers en daarmee de hele Joodse gemeenschap van Riga gedenken, door een speciale samenkomst te organiseren, precies 70 jaar na dato. Op de plaats waar de duizenden de dood vonden, is een monument opgericht. Zes grote rechthoekige velden markeren de massagraven, in het midden staat een menora, geplaatst op een davidsster, met daaromheen talloze kleine stenen met namen van vermoorde Joden.

Om de massamoord te herdenken was een heel aantal vertegenwoordigers van organisaties uit verschillende landen uitgenodigd. Ik mocht er bij zijn. Alexey Shepelev voerde het woord. Hij is een Russische Jood, voorganger in een Lutherse gemeente. Verscheurd voelde hij zich. Als Jood leed hij mee met wat daar herdacht werd, ‘maar ik ben ook Rus’, zei hij. Zijn grootvader had in het Russische leger gediend, precies in de Baltische staten. Hij had daarvoor speciale onderscheidingen gekregen. Later werd er niet meer over gesproken, waarvoor hij gedecoreerd was, maar Alexey benadrukt de schuld die de Russen op zich hebben geladen in het verdrukken van de Letse bevolking. Enerzijds stond hij daar als Jood, behorend bij het volk van de slachtoffers, en anderzijds als Rus, vertegenwoordiger van de wrede onderdrukking van na de oorlog. Hij keek de samengestroomde Letten aan en vroeg hen om vergeving voor de misdaden, door zijn volk aan hen begaan. Terwijl hij dat zei, kwamen emoties los en werd er gehuild.

Onmiddellijk daarna kwam een volgende spreker: een Duitser die werkt voor een organisatie die Messiasbelijdende Joden ondersteunt. Hij vertelt dat zijn vader aan het Oostfront gevochten heeft en zijn grootvader in Letland is gesneuveld. Ook hij kijkt de mensen aan en brengt zijn diepe verscheurdheid onder woorden. Hij kan niet voor zijn volk spreken, maar wel voor zijn familie, en ook hij vraagt om vergeving.

Naast deze beide sprekers waren er nog meer Rusland, Finland, Noorwegen, Letland, en ik uit Nederland. De Joodse Messiasbelijdende voorganger uit Riga zelf onderstreept het belang van het gedenken van wat gebeurd is. ‘Vergeten leidt tot een nieuwe ballingschap. Alleen gedenken brengt verlossing.’ Het is een wonder van God dat na twee generaties vertegenwoordigers van volken die elkaar zoveel leed berokkend hebben, nu samen kunnen staan bij dit monument, en kunnen zingen en bidden, zo benadrukt hij.

Conferentie

Naast de herdenking was er een conferentie waarin aandacht gevraagd werd voor de positie van Messiasbelijdende Joden in Oost-Europa. De gemeente waar we te gast zijn, telt enkele honderden leden; niet allen zijn Joods, zoals de voorganger, maar een heel aantal wel. Zij zijn zich ervan bewust dat de kerk niet de plaats van Israël heeft ingenomen, maar dat gelovigen uit alle volkeren mogen worden ingelijfd in het verbond dat God met Israël begonnen is, en niet heeft opgezegd. Zeker in Oost-Europa is deze manier van denken bepaald niet vanzelfsprekend, integendeel.

Vanuit Noorwegen sprak dr. Rolph Heitmann, lid van de Noorse kerkendienst aan Israël. Hij besprak de verhouding tussen de kerk en Israël op een manier, waar ik het standpunt van onze kerken in herkende. De kerk heeft Israël niet vervangen, maar er is ook niet een aparte weg voor Israël naast de kerk. We bewaren de spanning, waarin we belijden dat Gods bijzondere beloften voor Israël blijven staan, en tegelijk weten we dat ook voor Israël er uiteindelijk maar één weg is tot het heil van God, door het werk van de Here Jezus Christus. Heitmann concludeert hoe belangrijk het is om Israëls plaats te zien, verwonderd te zijn over het geheimenis dat wij als heidenen in Israël mogen worden ingelijfd en ons bewust te zijn van onze opdracht Israël tot na-ijver te wekken, door liefde, erkenning en gebed.

Ik vond het een voorrecht om ook een bijdrage aan de conferentie te kunnen geven. Naast het internationale gezelschap waren er veel gemeenteleden uit Riga zelf aanwezig, die betrokken reageerden op mijn uitleg van Romeinen 11.

Sjofar

Op zondag waren er twee kerkdiensten, waar leden van verschillende gemeenten naar toe kwamen. Ik schat dat er zeker 700 bij elkaar waren, christenen uit Rusland en Letland, met Messiasbelijdende Joden, om de eenheid in Christus te beleven en deze gemeenschap zichtbaar te maken in de omgeving. Naast het herdenken en de bezinning in de conferentie, was dit getuigenis een belangrijk doel van de samenkomst. Daarom waren vertegenwoordigers van alle kerken in Riga uitgenodigd, en velen hadden aan die uitnodiging gehoor gegeven, van Luthers tot orthodox, van Katholiek tot evangelisch. Juist de focus op Gods trouw aan Israël was reden om die brug te slaan, hoewel de meningen hierover wel verdeeld bleven.

Aan het eind van de dienst op zondag werd herhaald, waar de herdenkingsdienst op zaterdag in Rumbula mee geëindigd was. Op de plaats waar de beenderen van de tienduizenden begraven waren werd Ezechiël 37 gelezen. De laatste woorden van die profetie spreken over de Geest: ‘Ik zal mijn Geest in u geven, zodat gij herleeft, en Ik zal u doen wonen in uw land. En gij zult weten, dat Ik de HERE, het gesproken en gedaan heb, luidt het woord des HEREN.’ Dit trof mij, omdat precies deze woorden ook staan uitgeschreven bij de ingang van het monument Yad Washem in Jeruzalem, waar de doden van de holocaust worden herdacht. De voorganger verbond deze verwachting niet alleen met het herleven van Israël als volk, maar ook met de persoonlijke verwachting, dat bij het klinken van de laatste bazuin God de doden zal doen herleven. Om die verwachting in herinnering te brengen, werd tijdens deze bijeenkomst de ramshoorn - sjofar - geblazen. ‘Hoor Israël, de HERE is onze God, de HERE is één.’ En nog eens werd de sjofar geblazen. Zo werd het herdenken van wat er gebeurd was in Rumbula verbonden met de verwachting op God, die de zijnen niet vergeet.

dr. Michael Mulder
Vrede over Israël jrg. 56 nr. 1 (jan. 2012)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel