Moeten Joodse christenen de Thora houden?


“... Dan zal iedereen inzien dat de verhalen die over jou [Paulus] worden verteld onwaar zijn, en dat ook jij doet wat de wet voorschrijft.” (Handelingen 21:24)


Paulus moet doen wat de wet voorschrijft. Dat is vreemd. Juist hij legt er de nadruk op, dat je niet bij God komt door te doen wat de wet vraagt. Zo legt hij het evangelie uit aan heidenen. Door Jezus is er een nieuwe toegang tot het leven met God. Daarom hoeven heidenen die christen worden zich niet met handen en voeten gebonden te voelen aan de wet, zoals je die in het Oude Testament kunt vinden.

Geldt datzelfde nu ook voor christenen uit de Joden? Wie dat vandaag aan hen zelf vraagt, zal grote verschillen ontdekken. Sommigen van hen zeggen, dat zij inderdaad vrij zijn van de wet. Maar anderen stellen juist dat zij als Jood nog wel degelijk de geboden moeten gehoorzamen die God gegeven heeft. Ook als zij in Jezus geloven, blijven ze zich aan alle voorschriften van de Thora voor het Joodse volk houden. Hoe stelde Paulus zich hierin op? Dat blijkt uit een concreet voorval in het boek Handelingen.


Als Paulus in Jeruzalem komt na zijn derde rondreis wordt hij warm verwelkomd (vers 17). Hij verhaalt hoe God door zijn preken veel mensen tot het geloof heeft gebracht. De gemeente in Jeruzalem antwoordt dat ook bij hen velen tot het geloof in Jezus gekomen zijn. Zij blijven overigens wel Joods leven volgens de gewoonten van de wet... (vers 20)

Dat men dit laatste fijntjes opmerkt, heeft een donkere achtergrond. Er gingen in Jeruzalem geruchten over Paulus, dat hij Joden zou leren om zich niet meer aan de wet te houden. Zo zou hij hen bijvoorbeeld aansporen zich niet te laten besnijden. Voor Jakobus en de oudsten in Jeruzalem is het ondenkbaar, dat Paulus zich zo zou opstellen. Ze hadden er uitvoerig met elkaar over gesproken en de uitkomsten samen vastgelegd. Alleen de gelovigen uit de heidenen, niet-Joodse gelovigen dus, hoefden zich niet aan de hele wet te houden; zij hoefden zich niet te laten besnijden, ook andere verplichtingen werden hen niet opgelegd (Hand. 15:5,19,28, herhaald in 21:25.

Men was het er kennelijk over eens, dat de Joodse gelovigen deze dingen wel moesten blijven volbrengen. Zij dienden zich te blijven onderscheiden van de volken, ook nadat men tot het geloof in Jezus gekomen was. De wet had weliswaar een andere betekenis gekregen, doordat Jezus deze had vervuld, maar daarmee was deze niet afgeschaft . Tal van specifieke bepalingen die voor het Joodse volk golden, werden in de eerste gemeente dus niet terzijde geschoven. Denk daarbij aan het vieren van de oudtestamentische feesten en onderhouden van de sabbat, de besnijdenis, de reinheids- en voedselvoorschriften, het gaan naar de tempel en het brengen van offers in de tempel.


Kennelijk heeft Paulus’ visie op de voorschriften van de wet in zijn eigen tijd al veel misverstanden opgeroepen. Wetsbepalingen mogen volgens hem geen voor­waarden worden voor het geloof, alsof men zich daardoor waardiger kon maken voor God. Bevrijdend voor gelovigen uit de heidenen, maar Joodse gelovigen konden daardoor in verwarring raken: zijn die bepalingen van God nu ineens helemaal zonder betekenis?

In zijn eigen leven laat Paulus zien, dat de wet voor hem nog wel degelijk een grote rol speelt. Als hij terugkijkt op zijn leven, zegt hij dat hij de gebruiken van zijn Joodse voorouders niet terzijde geschoven heeft (Hand. 28:17). Als hij in Jeruzalem is, blijft hij naar de tempel gaan en brengt daar net als andere volks­genoten offers (Hand. 24:17). Als hij zich aan een gelofte bindt, scheert hij zijn haar af, zoals Numeri 6 voorschrijft (Hand. 18:18). Het past helemaal in deze lijn, als Jakobus en de oudsten in Jeruzalem hem vragen diezelfde gehoorzaamheid te laten zien door een voorbeeld te stellen voor de andere Joodse gelovigen. Om die reden verzoeken ze hem ook nu de verplichtingen van een gelofte op zich te nemen en de daarbij behorende offers in de tempel te brengen (Hand. 21:24).

Paulus stemt daarmee in. De meningen verschillen over de precieze aard van de voorschriften waaraan hij zich onderwerpt, maar niemand kan ontkennen dat de apostel zich hier van harte schikt onder een aantal precieze wetsbepalingen. Zo maakt hij zichtbaar dat hij geen afval van de wet van Mozes predikt, zoals sommigen beweerden.


Blijkbaar gaan het geloof in Jezus en het onderhouden van deze wetsbepalingen voor Paulus helemaal samen. Als hij daaraan twijfelde, zou hij zich zeker niet ter wille van menselijke overwegingen in een bocht gewrongen hebben. Op andere momenten laat hij zich kennen als een vechter die voor zijn zaak staat, zodra hij denkt dat het evangelie gevaar loopt. Dat is hier niet zo.

Om die reden zien veel Joden die Jezus als de Messias erkennen het ook vandaag als een verplichting voor zichzelf om voluit de Thora te blijven onder­houden. Soms doet men dit bewust om het evangelie niet ongeloofwaardig te maken voor andere Joden. Meestal is er ook een veel diepere reden: men weet zich hiertoe als Jood door God geroepen, net als de eerste christenen.

Er zijn andere Joodse volgelingen van Jezus, die de gemeenschap met de kerk uit alle volken zo beleven, dat zij zich juist niet willen onderwerpen aan de wet; zij willen geen blokkade opwerpen voor de band met niet-Joodse gelovigen. Wat ook voor hen dieper gaat: zij zouden het onderhouden van specifieke wetten als een belemmering zien om in de vrijheid te leven, waarin Jezus hen gebracht heeft. Daardoor zouden zij zich ontrouw voelen aan de roeping om werkelijk vrij te zijn.

Zo bepaalt de eigen situatie in hoge mate hoe Joodse gelovigen de houding van Paulus in hun eigen leven toepassen. Niet-Joodse gelovigen doen er goed aan oog te hebben voor deze vragen, waarmee veel Joodse gelovigen bezig zijn. Wie eerlijk luistert naar de Bijbel, zal hier niet in één zin een pasklaar antwoord op hebben.


Dit artikel zal worden opgenomen in Ongemakkelijke teksten van de apostelen (red. Rob van Houwelingen en Reinier Sonneveld), dat eind november verschijnt bij uitgeverij Buijten & Schipperheijn te Amsterdam

dr. Michael Mulder
Vrede over Israël jrg. 57 nr. 5 (dec. 2013)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel