Jeruzalem in de eindtijdverwachting van de Middeleeuwen


Drie belangrijke godsdiensten zijn met liefdesbanden aan Jeruzalem verbonden. Jodendom, christendom en islam hebben elk hun eigen relatie met deze stad. Hoezeer de belangstelling voor Jeruzalem binnen elk van deze godsdiensten ook varieert, zij hebben alle gemeenschappelijk, dat de stad des vredes aanwezig is in de religieuze gevoelens van hun aanhangers. Ook in de wetenschappelijke bezinning wordt aandacht aan de status van Jeruzalem gegeven. Dit is niet van de laatste tijd, hoewel door de gebeurtenissen in Israël de belangstelling voor Jeruzalem in deze eeuw zeer is toegenomen.


Als we ons in dit artikel richten op de plaats en betekenis van Jeruzalem in de eindtijdverwachting van de Middeleeuwen, kunnen we niet om een stukje geschiedenis heen. De functie die Jeruzalem in het verleden of eerste begin van de drie godsdiensten vervulde, is mede bepalend voor de positie van die stad in hun verwachting van de eindtijd. Het is ook bepalend voor hun aanspraak op Jeruzalem. Geldt dat ook voor onze beoordeling van de betreffende rechten die men laat gelden in de drie tradities? Het is binnen het kader van dit artikel uiteraard niet mogelijk hierop een antwoord te geven. Hoewel het zeer interessant zou zijn om af te wegen welke politieke consequenties hieraan verbonden moeten of kunnen worden voor de huidige problematiek.

Jeruzalem in het jodendom

Eerst zullen we de positie van Jeruzalem in het jodendom bezien. Daarvoor gaan we terug naar het Oude Testament. Aanvankelijk was Jeruzalem niet het belangrijkste cultische centrum. Plaatsen als Silo, Beth-El, en Sichem waren meer van betekenis. David maakte Jeruzalem tot de hoeksteen van de samenleving, vooral in religieus opzicht, door de ark des verbonds naar die plaats over te brengen. Daarna staat Jeruzalem bekend als de heilige stad. God heeft immers deze stad uitverkoren.

In Psalm 48 wordt de status van Jeruzalem als koningsstad van God bezongen. Het is de zichtbare plaats van Gods tegenwoordigheid op aarde. Die vooraanstaande positie is te danken aan het feit dat onder Salomo een eeuwige woning voor God werd gebouwd. De tempel verleende aan Jeruzalem haar grootsheid.

In de 8e eeuw trad de profeet Jesaja op in Jeruzalem. Hij bestraft Jeruzalem om haar ontrouw en onrecht. Zijn handelingen zijn tegen de Heere geweest. In de stad waar David heeft gelegerd zal treuring komen want ze zal belegerd worden. De Heere der heerscharen zal Jeruzalem bezoeken met verterend vuur. Daarnaast zijn er in de profetieën van Jesaja ook heilsbeloften voor Jeruzalem. Des HEEREN Woord zal uitgaan uit Jeruzalem. Het zal een geruste woonplaats zijn, een tent waarvan de pinnen in eeuwigheid niet uitgetrokken zullen worden. Door Gods verlossende daden zal Jeruzalem een heilige stad worden, Jes. 52:1. De reinheidsvoorschriften voor de tempel worden toegepast op heel de stad.

Telkens blijkt dat de uitspraken over Jeruzalem in nauw verband staan met Gods handelen. Tussen Jeruzalem en de HEERE bestaat een relatie, zoals dat met geen andere stad het geval is. Heel scherp komt dat uit als Jeruzalem wordt verwoest en de tijd van ballingschap aanbreekt. De profeten Jeremia en Ezechiël laten er geen twijfel over bestaan dat de oorzaak van dit onheil te wijten is aan de zonde van het verlaten van Gods wet. Als de verwoesting een feit is, horen we van veel klaagzangen bij de steenhopen. Er is grote droefheid over de ondergang van de stad. In de klaagliederen klinkt de hoop op God door: Zijn trouw is groot. Daarom is er verwachting van herstel: ‘vernieuw onze dagen als vanouds!’ De ballingen buiten het beloofde land hebben Jeruzalem niet afgeschreven. ‘Indien ik u vergeet, o Jeruzalem!’ (Psalm 137). In hun uiting geven aan het verdriet is er tegelijk hoop op herstel en wederkeer. Een motief dat in de joodse traditie steeds aanwezig blijft.


Na de definitieve verwoesting van Jeruzalem in de tweede eeuw door de Romeinen krijgt het verlies van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel een vaste plaats in de literatuur en liturgie van de rabbijnen. Men wilde dat Jeruzalem als centrale gedachte in de traditie zou blijven voortbestaan. In het ‘achttiengebed’ bijv. wordt God gebeden om terug te keren naar Jeruzalem, en in haar spoedig de troon van David op te bouwen. In het zevengebed dat op sabbat wordt uitgesproken, wordt gevraagd: ‘Mogen onze ogen aanschouwen, dat U naar Sion terugkeert in mededogen.’ Jeruzalem speelt ook een rol in de gebedsrichting. Zij die in Israël bidden, richten daarbij hun hart naar Jeruzalem. De negende van de maand Av is de jaarlijkse herdenkingsdag aan de verwoesting van de heilige stad. Bij het vieren van het Paasfeest wordt het heimwee naar die stad gehoord in de wens: ‘volgend jaar in Jeruzalem’.

Gedurende de eeuwen dat Jeruzalem onder vreemde overheersing was leefde de gedachte aan een Messiaanse verlossing voort. De stad Jeruzalem werd daarvan een onderdeel, met religieuze en politieke gevolgen voor de toekomst van het joodse volk. Deze verwachting inspireerde vele joden om pelgrimages te maken naar Jeruzalem en te bidden bij de resten van de muur van de tempel. Jeruzalem had voor de joden ook waarde vanwege de grote rots op het tempelplein. Het was de steen die God geplaatst heeft. Want daarop werd de hele wereld gegrondvest, aldus de Talmoed. Deze gedachte sluit aan bij de joodse opvatting dat de plaats van de tempel eeuwige heiligheid bezit.


Toen de kruisvaders zich in Palestina vestigden, werd Jeruzalem ingenomen. Het werd de joden verboden om nog bij de tempelmuur te bidden. In de verstrooiing tijdens de Middeleeuwen zien we Jeruzalem een plaats krijgen in het verlangen naar herstel. In de landen buiten Kanaän hadden de joden te maken met invloed van de Arabische cultuur. Dit vond z’n oorzaak in de verspreiding van de Islam. Joodse schrijvers uit die tijd leggen nadruk op de herinnering aan het verleden. Een dichter verwoordt de joodse positie in de Arabische wereld aldus: ‘ik beschouw mij als bijna verloren. De zoon van de slavin is het die ik dien’. Daarmee wordt Ismaël bedoeld, de stamvader van de Arabieren. Ze voelden zich als ballingen in een vreemd land. Daar werd de herinnering aan de verwoeste tempel levendig. Zouden de joden ooit nog terugkeren naar hun verloren land? De ballingschap werd ervaren als een bedreiging voor het voortbestaan van het joodse volk. Het verstrooide Israël was niet bij machte om de heilige band met Jeruzalem vorm te geven. Het verlangen van Spaanse joden naar Jeruzalem vinden we weergegeven in een gedicht van Jehoeda ha Levi uit Toledo: ‘Sion, vraag jij niet naar het welzijn van je gevangenen? Zij die jouw welzijn zoeken, de rest van jouw kudden. De groet van een gevangene van verlangen, die zijn tranen vergiet als dauw van de Hermon en hen wil laten stromen op jouw heuvels.’ We vinden bij deze ballingen een verlangen naar herstel van Jeruzalem, vaak in samenhang met de komst van de Messias.

Tijdens de late Middeleeuwen zagen de kabbalisten de ballingschap als een door God afgekondigde kosmische ramp waarin het lijden van Israël een afspiegeling was van het lijden van de wereld. Derhalve zou de verlossing van Israël tegelijk de verlossing van de wereld met zich mee brengen.

In de rabbijnse traditie ontwikkelt zich de gedachte aan een hemels Jeruzalem. Vanwege Zijn liefde voor de aardse stad, heeft God in de hemel een Jeruzalem voor Zichzelf gemaakt. Dat betekent dus dat het aardse Jeruzalem niet z’n waarde ontleent aan het hemelse. Jeruzalem heeft in zichzelf de betekenis van heilige stad. De religie van de joden is niet verbonden aan bepaalde heilige plaatsen, maar aan het land zelf. Niet aan hetgeen gebeurde in Jeruzalem, maar aan de stad zelf. Hierin onderscheidt het jodendom zich van het christendom en de Islam.

Een ander geluid horen we bij Maimonides (1138-1204). Hij was een leidend figuur uit het middeleeuwse jodendom. Volgens hem zal de Messias komen zonder allerlei voortekenen. De wereld draait gewoon door. Er vindt geen verandering plaats in de geschapen wereld. De verlossing van het joodse volk is een precedent voor de verlossing van de hele wereld. De thema’s van ballingschap en verlossing worden niet geplaatst in het kader van een verwachting met het doel van een herstel van Jeruzalem als heilige stad.

Jeruzalem in de islam

Waarom is Jeruzalem een heilige stad voor de Islam? In de Koran komt de naam Jeruzalem niet voor. De profeet Mohammed is er waarschijnlijk nooit geweest. Toch hangt het belang van Jeruzalem voor de moslims samen met de band die er volgens hen tussen Mohammed en Jeruzalem bestaat. Mohammed had Jeruzalem nl. als plaats aangewezen waarheen men zich moest richten bij het bidden. Dit in navolging van Salomo en Daniël. Het heeft echter slechts enkele maanden zo gefunctioneerd. Al vrij snel is de Ka’ba in Mekka de gebedsrichting geworden. Dit feit kan dus niet een afdoende verklaring zijn voor de islamitische claim op Jeruzalem als heilige stad.

Een andere reden voor de band tussen Mohammed en Jeruzalem vinden we aangegeven in de Koran. We lezen er de volgende zegenspreuk: ‘Gezegend zij Allah die zijn knecht ’s nachts bracht van de heilige moskee naar de verste moskee.’ Met de eerste, gewijde moskee wordt bedoeld het heilige huis, de Ka’ba, in Mekka. De tweede moskee ziet op de gebedsplaats in Jeruzalem, de rots op het tempelplein. Op miraculeuze wijze zou Mohammed door de engel Gabriël naar een gevleugeld paard zijn geleid, waarmee hij naar Jeruzalem werd gebracht. Daar ontmoette hij zijn voorgangers Abraham, Mozes en Jezus.

Een andere uitleg van de genoemde zegenspreuk leest daarin de hemelvaart van Mohammed. Vanaf de rots zou de profeet ten hemel zijn gegaan, naar het heiligdom dat het verst verwijderd is. Van Mekka was die directe lijnverbinding naar de hemel er niet. Via Jeruzalem is Mohammed die weg gegaan. Zo heeft de traditie van de heiligheid van Jeruzalem die er in het jodendom en christendom al was, ook een plaats gekregen in de religieuze gedachten van de Islam.

Omstreeks het jaar 638 werd Jeruzalem veroverd door kalief Omar. Daardoor kreeg Jeruzalem nog meer betekenis voor de mohammedanen. De vele christelijke kerken en plaatsen die zich in Jeruzalem bevonden, vormden een uitdaging voor de moslims. Op het tempelplein werd, mogelijk van een bestaande Byzantijnse kerk, de Al-Aqsamoskee gebouwd. Die naam is een verwijzing naar de aangehaalde spreuk uit de Koran. De identificatie is duidelijk. Hiermee is gezegd dat de betekenis van Jeruzalem voor de moslims niet van politieke aard was. De heiligheid van Jeruzalem is voor de Islam gebaseerd op godsdienstige motieven.

Over die inname van Jeruzalem door de Arabieren zijn er verschillende tradities in omloop. In sommige verhalen komt de bedoeling naar voren om de rechten van de christenheid op de kerken te bevestigen. Zoals de vermelding dat de kalief niet in de Grafkerk zelf, maar op de trap had gebeden, om te voorkomen dat moslims zich hierop later zouden beroepen om de kerk in een moskee te veranderen. In Islamitische tradities wordt een andere voorstelling van zaken gegeven. Kalief Omar kwam op het tempelplein en zou daar de plaats hebben herkend waar Mohammed had gebeden!

Over de bouw van de koepel over de rots bestaat meer overeenstemming. Dat is gebeurd ter herinnering aan de nachtelijke reis van Mohammed. Door de oprichting van de rotskoepel, die werd voltooid in 691, werd het mohammedanisme gepresenteerd aan jodendom en christendom. Of sterker nog, daarmee proclameerde de Islam de wettige erfgenaam van beide godsdiensten te zijn! De rotskoepel is symbool voor het beheersen van het land door de Islam. Dit heiligdom moest mooier zijn dan de heilige grafkerk, om daarmee de triomf van de Islam boven het christendom uit te drukken. De teksten die aan de binnenkant van de rotskoepel zijn aangebracht, bevestigen de godsdienstige bedoeling. Een daarvan luidt: ‘Hij heeft niet verwekt en is niet verwekt.’ Dit is gericht tegen de christelijke opvatting, want in deze tekst wordt ontkend dat God een zoon kan hebben. Door deze godsdienstige motieven werd Jeruzalem na Mekka en Medina de derde heilige plaats in de Islam.

Hier stuiten we op een opmerkelijk verschil tussen het christendom en jodendom enerzijds het mohammedanisme anderzijds. In het jodendom en christendom liggen historische feiten ten grondslag aan de religieuze betekenis van Jeruzalem. We kunnen dan denken aan het koningschap van David. Jeruzalem is de stad waar Christus heeft geleden, is gestorven en opgestaan. In de Islam is het omgekeerde het geval. Eerst richtte zich hun geloof op Jeruzalem, en pas daarna kwamen de moslems zelf in de stad.


In de middeleeuwen worden de moslems uit Jeruzalem verdreven door de kruisvaarders. Aanvankelijk bracht die verovering bij de moslems geen hevige reactie te weeg. De verering van Jeruzalem als heilige stad leefde blijkbaar nog niet zo sterk. Later werd men zich bewust van de christelijke dreiging. In 1187 slaagt Saladin er in Jeruzalem op de kruisvaarders (de Franken) te veroveren. Toen verloor de stad haar christelijk karkater. Het kruis dat op de rotskoepel stond, werd onder luid gejuich verwijderd. De overwinning van de Islam is een feit. De moslems voelden zich verplicht de stad te beschermen tegen ongelovigen. Ze laten zich Jeruzalem niet zomaar weer afnemen. Dit wordt duidelijk onder woorden gebracht in een brief die Saladin aan Richard Leeuwenhart schrijft. Wanneer Leeuwenhart als kruisvaarder probeert Jeruzalem op de moslems te veroveren, schrijft Saladin hem: ‘Jeruzalem is veel meer van ons dan van u. In feite is het van groter betekenis voor ons dan voor u, omdat het de zetel is van de hemelvaart van onze profeet en de plaats waar de engelen zich verzamelen.’ Met een beroep op een godsdienstig motief wordt de aanspraak op Jeruzalem gemotiveerd. Jeruzalem moet behouden blijven voor de Mohammedanen als heilige plaats. Het wordt een pelgrimsoord voor hen. De heiligdommen van joden en christenen moeten worden bezocht alsmede de graven der profeten. Een gebed in ‘Al-Quds’ (de heilige stad) staat gelijk met duizend gebeden elders.

Een belangrijk gevolg van de kruistochten is dat de geest van de heilige oorlog levend wordt. De Al-Aqsa-moskee moet gezuiverd worden van de aanbidders van het kruis. De moslems worden aangemoedigd als gelovige strijders aan de djihad (heilige oorlog) deel te nemen. Dit wordt soms net als het bidden, vasten en aalmoes geven, als een godsdienstplicht beschouwd. De betekenis die Jeruzalem in de islamitische godsdienst heeft gekregen wordt door hen als volgt aangeduid. Jeruzalem was de woonplaats van onze vader Abraham, de plaats van waar de gezegende profeet Mohammed ten hemel steeg. Hier daalde de goddelijke openbaring neer. Het is het land waar de mensheid voor de dag des oordeels verzameld zal worden, de grond waar de opstanding der doden zal plaats vinden.

Jeruzalem in het christendom

Welke plaats had Jeruzalem in het middeleeuwse christendom? Het antwoord op die vraag is niet te verklaren zonder de gegroeide traditie er bij te betrekken.

In de eerste eeuw was Jeruzalem niet een apart thema in het denken van de christenen. In 135 na Christus werd Jeruzalem afgebroken en als Romeinse kolonie herbouwd. Die nieuwe stad was niet meer een gewijde stad. Door de vestiging van de Romeinen verloor Jeruzalem de status van heilige stad. Justinus (150) meende dat aan het eind der tijden Christus zou terugkeren naar Jeruzalem. Dan zouden de christenen Jeruzalem herbouwen en met Christus regeren in vrede. Deze gedachte heeft echter in die tijd niet algemeen ingang gevonden.

In de derde en vierde eeuw ontwikkelde Jeruzalem tot een christelijke bedevaartplaats. Dit nam zeer toe nadat Constantijn de Grote de Heilige Grafkerk had laten bouwen. Wat trok de pelgrims naar Jeruzalem? Ze bezochten de kerkgebouwen die op plaatsen stonden waar Jezus was geweest. Men wilde iets beleven van Jezus’ leven en lijden. Het heilige van Jeruzalem bestond voor hen niet in de plaats maar in de persoon van Christus Die daar had geleefd. Het historische Jeruzalem was dus niet belangrijk, maar de verbondenheid met hetgeen daar was gebeurd. Met eigen ogen wilde men die omgeving zien. Ze wilden in de praktijk daar voelen wat het betekent om in de psalm te zingen: ‘daar staan o Godsstad, onze voeten’. Door het aanraken van overblijfselen van Jezus, kreeg men geweldige emoties die als versterking van het geloof werden beleefd. Een pelgrimsreis naar het beloofde land stelde in staat tot een beter christelijk leven. De behoefte aan fysiek contact bracht met zich mee dat Jeruzalem een grote rol ging spelen in de geloofsbeleving van de christenen.


In de middeleeuwen komt er verandering in de betekenis van Jeruzalem voor het geloof. Het aspect van de toekomst komt er bij. Die gedachte was eeuwenlang op de achtergrond geraakt. Maar nu komt er aandacht voor Gods daden in Jeruzalem in de toekomst. Die stad zal aan het einde der tijden weer het middelpunt gaan vormen van de wereld. Christus zal daar terugkeren en het laatste oordeel zal zich daar voltrekken. De bedevaart wordt in verband gebracht met het einde van de wereld. Daardoor kreeg Jeruzalem in de elfde eeuw een meer centrale betekenis. In de oudheid was het een voorrecht om de heilige plaatsen te zien. Nu werd het meer als noodzakelijk ervaren omdat het eeuwig heil er aan werd verbonden. Een bezoek aan Jeruzalem was niet meer genoeg. De wens kwam op om Jeruzalem te bezitten en de heidenen uit die stad te bannen. Een plaats die zo van belang is voor de toekomstige redding van de mens moet niet in handen van de ongelovigen zijn. Toen paus Urbanus II opriep om een kruistocht te ondernemen, werd hieraan dan ook enthousiast gehoor gegeven.

Naast de andere plaats die Jeruzalem in de geloofsbeleving ging innemen, lag er ook een politieke reden achter de kruistochten. Jeruzalem was in Turkse handen gevallen. De keizer riep de paus te hulp om het heilige land te bevrijden. De leus ‘God wil het!’ vond ruime ingang onder de ridders en het gewone volk.


Er wordt verschillend geoordeeld over de drijfveren achter de kruistochten. Was het een soort apocalyptische beweging? Waren de kruisvaarders van mening dat met de bevrijding van Jeruzalem een duizendjarig rijk zou aanbreken? Dat zou betekenen dat het einde van de geschiedenis nabij zijn. De mensheid stond dan vlak voor het laatste oordeel. Nu is voor een apocalyptische beweging kenmerkend dat ze zichzelf ziet als Gods uitverkoren instrument die tegen de machten der duisternis moet strijden. De boze krachten zullen vernietigd worden en het goede zal nu overwinnen. Dat houdt tevens in dat de tijd is gekomen dat die uitverkorenen vrij zijn. Men acht zich niet meer gebonden aan regels. De gebruikelijke normen gelden niet meer. Niet zelden ontaardt zo’n beweging in zedeloosheid en chaos.

Dergelijke kenmerken worden echter niet terug gevonden bij de deelnemers aan de kruistochten. Uit verslagen van ooggetuigen vernemen we dat de reis naar het beloofde land moeilijk was. Velen werden door twijfel overmand en wilden liefst terug naar huis. Een gevoel van zondigheid was duidelijk aanwezig met de angst dat daardoor alles zou mislukken. Tijdens angstige momenten bij een veldslag waarbij men dacht gedood te worden, gingen velen ter biecht bij de geestelijken om hun zonden te belijden. Er was geen collectief gevoel van vrijheid omdat nu toch het einde was gekomen.

De kruisvaarders gingen dus niet naar Jeruzalem om het einde der tijden daar te beleven. Wat trok hen wel naar Jeruzalem? Allereerst was er het verlangen om de ongelovigen uit de heilige plaatsen te verdrijven. Door ten strijde te trekken tegen de vijand kon men als soldaat in dienst van God staan. Dat was een nieuwe mogelijkheid voor de leken die niet in een klooster gingen. Daarnaast was er de behoefte om in het heilige land de plaatsen te zien en aan te raken waar Christus was gestorven en opgestaan. Men wilde de heilige voorwerpen kussen en aanraken als uiting van het geloof. Zo wilde men de geestelijke band concreet beleven.

Daarbij speelde een grote rol de nieuwe betekenis die Jeruzalem kreeg, zoals hierboven aangewezen. Het Jeruzalem op aarde werd niet alleen meer gezien als een beeld van de kerk of verwijzing naar het hemelse. De stad zelf werd als het ware een verbindingsschakel naar de zaligheid. Wie in het aardse Jeruzalem binnen trad kreeg daar een voorsmaak van de hemel. Die hoop gaf veel kruisvaarders de kracht om door te gaan. In een brief aan de paus waarin hij op de hoogte gebracht werd van het verloop van de kruistocht, lezen we: ‘Moogt gij de tocht, waartoe gij hebt opgeroepen en die wij begonnen zijn, samen met ons beëindigen en voor ons de poorten openen tot beide Jeruzalems.’ Alsof hemel en aarde elkaar daar raken. De ervaring van de kruistocht heeft te weeg gebracht dat Jeruzalem een grotere plaats kreeg. Daar was God dichterbij dan op welke andere plaats ter wereld ook. Een voorbeeld daarvan horen we in een aanmoediging die aan de kruisvaarders werd gegeven voordat de aanval op Jeruzalem werd ingezet: ‘Uit verre landen zijn wij gekomen om op deze plaats te bidden en het graf van onze God met een kus te vereren. Deze stad is gebouwd naar het model van het Hemels Jeruzalem; deze stad is de vorm van die waarnaar wij verlangen. De vijanden die in deze stad zijn, zijn de instrumenten van de onzichtbare. Als zij overwinnen, moet gij zeker vrezen dat de hemelse stad voor ons ook gesloten zal blijken.’ Hier wordt opgeroepen tot inname van Jeruzalem met het oog op de toekomst. Jeruzalem werd de poort naar het hemels vaderland. Zo wezenlijk is het aardse Jeruzalem voor de eindbestemming van de mens. In een reisgids voor Jeruzalemgangers lezen we: ‘Kijk dan naar het heilige Jeruzalem en beschouw ook datzelfde Sion dat voor ons het hemels paradijs allegorisch verbeeldt.’

Toen de stad was veroverd begon men Jeruzalem ook in verband te brengen met de eindbestemming van de mensheid als geheel. De antichrist kon nu komen en de eindtijd beginnen. In de twaalfde en dertiende eeuw bereikte de gerichtheid op Jeruzalem haar hoogtepunt. Op alle wereldkaarten werd Jeruzalem afgebeeld als het middelpunt van de wereld.

Voor de christenen in de middeleeuwen was Jeruzalem niet meer alleen een stad met een bijzonder verleden. Het werd de stad van de toekomst. Volgens Bernard van Clairvaux was Jeruzalem heiliger dan de plaats van het brandende braambos. Daar zal de mens niet meer in een spiegel zien maar van aangezicht tot aangezicht.


In bepaalde christelijke kringen merken we in de tweede helft van onze eeuw een opleving van deze verwachting rondom Jeruzalem. De terugkeer van veel joden naar Israël wordt als een teken gezien dat God daarin of spoedig daarna Zijn beloften aan Israël gaat vervullen. Een bezoek aan het beloofde land wordt door velen gedragen door de gedachte dat het aardse Jeruzalem het middelpunt zal vormen bij de wederkomst van Christus en het uitvoeren van het laatste oordeel. In zoverre zij daarin het erfgoed van de kruisvaarders met zich dragen, kan het ons verblijden dat zij op een meer vredelievende wijze hun pelgrimage gestalte geven.

De reformatie heeft de middeleeuwse bedevaarten niet overgenomen, eerder verworpen. De positie van het aardse Jeruzalem is ondergeschikt aan het Jeruzalem dat boven is, hetwelk is ons aller moeder, (Galaten 4: 26). Hier komt een fundamenteel verschil aan het licht met jodendom en islam. In de Openbaring is het nieuwe Jeruzalem, dat van God neerdaalt, de samenvatting van alles wat Gods volk mag verwachten. Daar zal hun heil volkomen zijn.

ds. Jan Pieter Boiten
Vrede over Israël jrg. 43 nr. 4 (okt. 1999)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel