Thuis in Jeruzalem


Vijfenhalf jaar woonde Albert Groothedde samen met zijn vrouw Martha en hun vier kinderen in Jeruzalem. Hij werkte daar als Israëlwerker namens het Centrum voor Israëlstudies. Op 1 augustus keerden zij terug naar Nederland. Een afscheidsinterview.

Hoe was het om als gezin in Israël te wonen en te werken?

Israël is een prachtig vakantieland. Om er te wonen is soms een ander verhaal. De samenleving is hard, het conflict tussen Joden en Palestijnen is manifest en het warme weer bij tijden slopend. Tegelijkertijd voelden we ons bevoorrecht om uitgerekend in Jeruzalem te mogen wonen. Voor een theoloog is dat natuurlijk ‘the place to be’.

Gaandeweg zijn we ons ook echt thuis gaan voelen in Israël. Je leert de omgangsvormen beter duiden, dankzij de groeiende kennis van het Ivriet kun je je beter mengen in de samen­leving en ook wordt het land je eigen. Bij ons vertrek lieten we een grote groep vrienden en kennissen achter in Israël. Dat maakte het afscheid nemen niet gemakkelijk.

De kernwoorden van het CIS zijn luisteren, dienen en getuigen: hoe heb je daaraan handen en voeten kunnen geven?

Het kernwoord luisteren heb ik ingevuld door veel te studeren in Israël. Ik heb bijvoorbeeld een hele reeks vakken gevolgd aan het Schechter Instituut in Jeruzalem. Dat is een conservative-Joodse rabbijnenopleiding. Ik heb daar veel geleerd over het Jodendom en ook over de Joodse omgang met de Bijbel en de traditie.

We hopen dat het werkwoord dienen eerst en vooral tot uiting kwam door onze levens­instelling. We hebben geprobeerd om vanaf het begin onze harten open te stellen voor de ‘locals’. Dat leverde veel mooie gesprekken en ontmoetingen op en andersom hebben we zo ook veel betrokkenheid en liefde ervaren.

Het CIS steunt ook heel concreet, als uiting van ‘dienen’, een aantal lokale projecten. Daarmee werken we indirect aan bijvoorbeeld het bevorderen van goed samenleven tussen Jood en Arabier en de bestrijding van (verborgen) armoedebestrijding.

Wat betreft het kernwoord getuigen; dat heeft alles te maken met je hele zijn. Als christen praat je niet alleen over Jezus, maar weerspiegel je ook Jezus — als het goed is. Voor dat laatste is genade onontbeerlijk. Gelukkig kunnen we zeggen dat ook ons ‘zijn’ in Israël regelmatig aanleiding gaf tot vragen en getuigende gesprekken.

Onvergetelijk zijn in dit verband ook Bijbelstudies die ik mocht organiseren. Samen met Joodse en christelijke contacten bestudeerden we gedeelten uit het Nieuwe Testament. Tijdens die Bijbelstudies heb ik meer dan eens gemerkt dat het Woord en de Geest krachtig getuigen. Daarvan ben je, ook in Israël, afhankelijk.

Hoe breed waren je contacten? Kun je iets vertellen over je contacten met liberalen, orthodoxen, ultra-orthodoxen en seculieren?

Als CIS hebben we contact met allerlei verschillende Joden. Op organisatorisch niveau hebben we vooral contact met conservatieve Joden. Dat zijn Joden die je theologisch grofweg kunt positioneren tussen liberale Joden en orthodoxe Joden. Zij hechten waarde aan de Joodse traditie en de Joodse manier van leven (zoals orthodoxe Joden), maar verhouden zich ook redelijk ontspannen tot de moderne samenleving (zoals liberale Joden).

Op persoonlijk vlak had ik ook geregeld contact met orthodoxe Joden. Met hen zijn er overeenkomsten op bijvoorbeeld ethisch gebied of als het gaat om de Schriftopvatting. Een orthodoxe Jood benadert een christen en het christendom vaak wel met wat meer argwaan.

Liberale Joden zijn het minst dogmatisch en staan daarom van nature eerder open voor bijvoorbeeld de interreligieuze dialoog. Omdat het geloof voor veel liberale Joden soms wel heel vrijblijvend is, vond ik dat werkinhoudelijk gezien een iets minder interessante doelgroep.

Seculiere Joden ontmoet je in Israël vooral in Tel Aviv en omgeving. Ook zij vormden voor het CIS, als theologisch instituut, geen directe doelgroep. In het dagelijkse leven ontmoette ik natuurlijk wel regelmatig seculiere Joden. Het is een groep die spiritueel opvallend vaak zoekend is en op allerlei manieren zingeving uitprobeert. Vanuit die houding proef je bij hen ook wel belangstelling voor Jezus.

Had je naast relaties met Joden ook contacten met Arabische Israëli’s en Palestijnen?

Jazeker. Wij hebben altijd geprobeerd om de ander, wie het ook is, als medemens, als mede­schepsel te blijven zien. We groetten de Arabische caissière in het Arabisch, namen vaak de Arabische bus — wat een Jood niet snel zou doen — en gingen geregeld naar Bethlehem. Dit laatste vertelden we niet tegen onze Joodse buren. Een aantal van hen kon daar niet goed mee omgaan. Zij zagen in elke Arabier een terrorist — wat vanuit hun biografie te verklaren is.

Ik voelde en voel een bijzondere betrokkenheid op christelijke Arabieren. Met hen deel je het geloof in Jezus Christus. Dat geeft een band. Vaak begon ik daarom een praatje als ik een Arabier ontmoette met bijvoorbeeld een kruisje om zijn nek. Dat leidde in sommige gevallen tot leuke contacten.

Trouwens, ook veel niet-christelijke Arabieren heb ik leren kennen als fijne, warme mensen. In oktober, aan het begin van de onlusten tussen Israël en Hamas, heb ik bewust ook enkele Arabische contacten een berichtje gestuurd waarin ik aangaf voor hen te bidden om vrede.

Wat zie je als de oogst van 5,5 jaar leven en werken in Israël voor de band tussen de kerken en het joodse volk?

De resultaten van het werk zijn slecht meetbaar. Ik kan je bijvoorbeeld niet op een briefje geven hoeveel mensen tot geloof zijn gekomen — iets wat opvallend veel mensen in Nederland graag willen weten. Dat het werk, ook als het daarom gaat, niet vruchteloos was, weet ik wel. Dat is bemoedigend!

Meetbaarder is de output naar Nederland toe. Ik heb tal van artikelen, columns en andere bijdragen geschreven. Martha en ik hebben samen meer dan tachtig video’s voor kinderen gemaakt (zie www.deverkenners.info). Samen met Joodse auteurs heb ik verder een aantal mailprojecten opgezet voor Nederlandse christenen.

Ik kijk ook met plezier terug op de tientallen lezingen die ik in Jeruzalem heb mogen verzorgen voor Nederlandse groepen. Ik heb goede hoop dat bij sommigen — en hopelijk via de Verkenners-video’s ook bij jongeren — hiervoor de interesse voor Israël en het Joodse volk is aangewakkerd en dat het hen stimuleert om zich verder te verdiepen in de onopgeefbare verbondenheid tussen de kerk en het Joodse volk.

Is bekend wat je nu gaat doen?

Mijn contract bij het CIS loopt tot eind november. Samen met bestuur en directie kijken we of het mogelijk is dat ik parttime bij het CIS betrokken kan blijven. Daarnaast hoop ik de komende periode de predikantsmaster aan de Protestants Theologische Universiteit af te ronden. Wat daarna volgt is aan God. De regie van ons leven ligt in Zijn handen. Het is rustgevend om Hem te volgen.

drs. Niels van Driel
Verbonden jrg. 67 nr. 4 (nov 2023)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden
x