Spreken met Israël - zwaktebod of krachtenveld?


Eén van de kerntaken van het Deputaatschap voor Kerk en Israël van onze kerken is het gesprek aangaan met Israël. Dat gebeurt op verschillende manieren. In Nederland maken deputaten deel uit van diverse overlegplatforms, waar Joden en christenen elkaar ontmoeten. In Israël werkt sinds 1953 de zgn. ‘Israëlwerker’. Hij gaat daar gesprekken aan met Joden uit diverse religieuze richtingen. Op dit moment is dat drs. C.J. Rodenburg.

Nu wordt nog wel eens de vraag gesteld of deze taakstelling niet wat al te gewoontjes is. Zouden we geen hogere ambitie mogen en misschien ook wel moeten hebben, dan alleen het gesprek aan te gaan? Het werk onder Israël wordt daarbij nogal eens gelegd naast zendingswerk, dat we als kerken ter hand nemen. Daarin wordt actief geprobeerd gemeentes te planten en toe te rusten. Zou iets dergelijks ook niet in Israël moeten gebeuren? Zou onze houding ten opzichte van Israël niet missionair moeten zijn?

Verlangen

Achter deze vragen gaat een diep verlangen schuil naar het behoud van Israël. Wat zou het heerlijk zijn, wanneer het Joodse volk Jesjoeah als de Messias zal (h)erkennen! Israël is het volk van Gods eerste liefde. Via Abraham en diens nageslacht zouden alle geslachten op aarde gezegend worden. Een belofte, die vervuld werd in de komst van Gods Zoon. Hij werd geboren in de schoot van Israël. Zoon van God, Zoon der mensen, maar ook Zoon van Abraham. Als kerk moeten we toch wel verlangen naar het moment waarop de Joden Hem zullen zien als de van God gegeven Verlosser? Nu ligt er bij vele Joden nog een bedekking over hun hart (2 Corinthiërs 3:12 ev). Wanneer de HERE echter zijn beloften voor Zijn volk in vervulling doet gaan, zal deze bedekking worden weggenomen.

Het komt mij voor dat een kerk waarin dat verlangen ontbreekt, letterlijk ontworteld is. Ze is losgeraakt van haar oorsprong, die ligt in het Joodse volk. Met Paulus mogen we als christenen uit de heidenen Israël tot jaloersheid verwekken en hen de heerlijkheid van Christus tonen door uit Hem te leven en te spreken (Romeinen 11:11 en 13-14).

Een geheel eigen plaats

Het is dan vervolgens natuurlijk wel de vraag hoe we aan dit verlangen invulling geven in de praktijk. Het antwoord op die vraag blijkt niet zo eenvoudig te zijn. Dat geldt zowel in zendings- als evangelisatiewerk. Maar juist ook met het oog op Israël. Israël neemt voor de kerk een geheel eigen plaats in. Het betuigen van Jezus als de Messias vraagt dan ook een geheel eigen vorm en aanpak.

  1. Israël is immers voor een christen niet gelijk aan enig ander volk in de wereld. Joden zijn geen heidenen, maar kinderen van Gods verbond.
  2. We lezen samen met hen het Oude Testament, als het Woord van God dat niet aan ons, maar aan hen is toevertrouwd (Psalm 147).
  3. Verder hebben we als kerk al een lange geschiedenis van omgaan met Israël. Een geschiedenis die helaas meer dieptepunten van vervolging en bekering onder dwang dan hoogtepunten kent. We kunnen en mogen die geschiedenis niet zomaar vergeten.

Hoe dan?

Welke middelen hebben we om Israël jaloers te maken en hen de gestalte van Jezus Christus te tonen? Niet alleen wat betreft het uitgangspunt, maar ook wat betreft de vorm om aan het verlangen naar de vervulling van Gods beloften voor Israël gestalte te geven, moeten we ons laten leiden door de Bijbel zelf. Paulus’ methode is die van het gesprek. In Handelingen 17 staat dat hij in samenspraak ging met de Joden (vs. 17) en op de Sabbat gedeeltes uit het Oude Testament behandelt en die uitlegt met het oog op Christus (vs. 2-3). Op diverse andere plaatsen in Handelingen komen we dit ook tegen.

Je herkent in deze wijze van optreden de manier waarop Jezus zelf dat gedaan heeft. Sprekend in de synagoge in Nazareth legt Hij de profetieën van Jesaja uit op zichzelf: ‘Heden is dit Schriftwoord voor uw oren vervuld’ (Lucas 4:21). Ook de Farizeeën en schriftgeleerden benadert Hij door met hen in gesprek te gaan.

Gesprek

De manier waarop we het Joodse volk willen bereiken met het evangelie noemen we tegen deze achtergrond dus ‘gesprek’. Het gesprek is het middel om samen met Israël te luisteren naar de Schriften, die van Messias Jezus getuigen (vgl. Johannes 5:39).

Dat kan, gezien het bovenstaande, nooit een vrijblijvend gesprek zijn. In de ontmoeting met Israël moeten van beide kanten veel misverstanden en vooroordelen uit de weg geruimd worden. Toch betekent dat niet dat het bij het uitwisselen van informatie bij een wat heen en weer praten blijft. Wanneer dat het doel zou zijn, zouden we geen vorm geven aan het verlangen dat ook de Joden Jezus als de Messias zullen leren kennen.

Tegelijk drukt het woord ‘gesprek’ ook een zekere gelijkwaardigheid uit tot de gesprekspartner. Die gelijkwaardigheid zit niet in de gedachte, als zou Israël de persoon van Jezus als Gods Zoon niet nodig hebben om tot het heil te komen. Maar wel in het diepe besef, dat we spreken met mensen, voor wie Gods bijzondere beloften nog altijd geldig zijn. Paulus waarschuwt de christenen met een heidense achtergrond in Rome ervoor zich te verheffen boven het Joodse volk (Rom. 11:20).

Met iemand in gesprek zijn betekent ook een zekere mate van afstand nemen. Die afstand is ten opzichte van Israël geboden vanuit de vaste overtuiging dat alleen de Heilige Geest de bedekking van het aangezicht van Israël kan afnemen. Dat mag ons bescheiden maken in ons werk. De HERE wil dat werk gebruiken als instrument in Zijn hand. Maar we moeten niet meer dan instrumenten willen zijn. Misschien meer nog dan in het zendingswerk moeten we ons dit in het werk onder Israël bewust zijn. De geschiedenis laat zien dat een al te vurige bekeringsdrang tot grote ongelukken kan leiden.

Krachtenveld

Het is de taak van de kerk om het gesprek met Israël aan te gaan. Daarbij kan het bij woorden alleen niet blijven. Ook metterdaad mag Israël tot jaloersheid verwekt worden. Ons spreken en handelen wordt daarbij als het goed is gedreven door de liefde van God in Messias Jezus.

Vanuit de overtuiging Israël maar niet Israël te laten (zoals Christenen voor Israël bepleit), maar tegelijk beseffend dat we ons niet boven Israël moeten ver­heffen, gaan we het gesprek aan. Daarbij zijn we diep afhankelijk van het werk van de Heilige Geest. We moeten in ootmoed onderkennen dat in dat (soms moeizame) gesprek de Geest de openingen moet geven om Jezus als de Messias te betuigen. Als kerken mogen we daar om bidden, pleitend op de beloften die aan Israël gegeven zijn.

Spreken met Israël: geen zwaktebod, maar hopelijk een krachtenveld van de Geest!

drs. Florimco van der Rhee
Vrede over Israël jrg. 54 nr. 2 (apr. 2010)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel