‘Wie bepaalt de agenda van Jezus?’
De Nobelprijs voor de literatuur werd dit jaar toegekend aan de schrijver V.S. Naipaul. Hij heeft zich verdienstelijk gemaakt met vooral één bepaald genre: het reisverhaal. Het Evangelie van Lukas bevat ook een reisverhaal. In ons gedeelte zegt de Here Jezus zelf, dat Hij moet reizen (vs.33). Lukas voegt het reisverhaal van Jezus in vanaf 9:51, waar we tegelijk Zijn bestemming ontdekken: Jeruzalem (19:44). Daar wacht Hem het kruis. Maar Zijn uiteindelijke doel is de hemelse heerlijkheid. De vraag is, wie het reisschema bepaalt.
Jezus en de Farizeeën
Op een bepaald moment adviseren een aantal Farizeeën Jezus dringend Perea, het gebied van Herodes, te verlaten. Herodes zou het op Zijn leven hebben voorzien (vs.31). De meeste oudere verklaringen veronderstellen, dat het hier intussen gaat om een samenzwering tussen Herodes en de Farizeeën. En hoewel hun belangen nogal verschilden, nemen ze tegenover Jezus inderdaad vaker samen initiatief (Mk. 3:6; 12:3). Beiden zouden Hem liever in de buurt van Jeruzalem hebben, omdat de kans om Hem in te rekenen daar groter zou zijn. Een boosaardige bedoeling onder het mom van een vriendelijk advies. In het licht van Luk. 11:53 moet ook hier deze mogelijkheid niet worden uitgesloten.
Per se noodzakelijk is deze negatieve uitleg overigens niet. De laatste tijd maken nieuwtestamentici ons erop attent, dat het beeld dat wij vanouds van de Farizeeën hebben, bijstelling verdient. Zo is in Zijn uitleg van de wet de Here Jezus het vaker met de Farizeeën eens, dan wij vaak denken. En Zijn uiteindelijke veroordeling is waarschijnlijk veel meer het werk geweest van de Sadduceeën dan van de Farizeeën. Laat het zo zijn, dat zij wel afstand hielden, ze stonden vaak niet onwelwillend tegenover Jezus. Met name Lukas laat dat zien (7:36; 14:1). Kunnen het niet gewoon aardige Farizeeën geweest zijn? Die had je namelijk ook! Maar ook dan mogen zij de agenda van Jezus niet bepalen...
Jezus en Herodes
Dat Herodes Jezus liever kwijt was dan rijk, valt te verklaren. De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus meldt, dat Herodes een man was, ‘die rust en gemakzucht liefhad’. En hoe je verder ook over Hem denkt, dat komt Jezus nogal eens verstoren. Bovendien deed Jezus hem aan Johannes de Doper denken en dat deed zijn geweten spreken. In 7:9 zegt Lukas, dat Herodes Jezus te zien trachtte te krijgen. En als Herodes belangstelling voor je had, waren je dagen meestal geteld. Maar ook Herodes mag het reisschema van de Here niet bepalen. De Here Jezus spreekt over hem als ‘die vos’ (vs.32). Dat staat in de rabbijnse geschriften voor een sluwheid, die uiteindelijk niets oplevert. De Here getuigt vorstelijk van Zijn koninklijke werken: boze geesten uitdrijven en zieken genezen. Hij is inderdaad de Sterkere, van wie Johannes gesproken had. En wat zou de vos van Perea uitrichten tegen de leeuw van Juda? Wat kan de koning trouwens voor bezwaar hebben tegen deze zorg voor zijn onderdanen?
Jezus heeft Zijn eigen agenda: voor vandaag en morgen heb Ik hier nog werk, op de derde dag kom Ik ermee klaar. Voor de beleving van een Jood hoeven dat niet precies dagen van 24 uur te zijn. Hij kon daarin horen, dat Jezus binnenkort klaar zou zijn met Zijn werk. Op de derde dag zou Hij ‘gereed zijn’ of (zoals de Statenvertaling heeft): dan ‘word ik voltooid’. In het Grieks herken je het woord, dat vanaf het kruis klinkt: ‘volbracht’. Binnenkort zal de Here Zijn doel bereiken. Dan zal Hij gedaan hebben, waarvoor Hij over de aarde is komen reizen: volbrengen, wat nodig is om verlossing te bewerken voor Zijn volk in de vergeving van hun zonden (Matt. 1:21). Hij zal een zoendood sterven. En Zijn opstanding daarna brengt de verlossing aan het licht. Ook als Jezus niet direkt vertrekt, blijft Hij op reis naar die verlossende derde dag (vs. 33a; verg. Hosea 6:2).
Jezus en Jeruzalem
Vermoord worden door Herodes zou trouwens een traditie doorbreken. Niet zonder ironie houdt de Here de Farizeeën voor, dat het toch Jeruzalem is, dat de profeten stenigt en doodt (vs. 33b)? Stenen gooien in Jeruzalem, dat gebeurt al eeuwen. Israël neemt ze op tegen de Godsgezanten. Wat een moeite heeft Jeremia er ondervonden, Zacharia vond er de dood, volgens de overlevering Jesaja ook. En dat het nog altijd doorgaat, zal duidelijk worden aan de dood van Jezus. Jeruzalem heeft wat dat betreft een naam hoog te houden! De vredesstad bleek ook de wrede stad.
Maar denk niet, dat het de Here niet smart. In dat dubbele: Jeruzalem, Jeruzalem... (vs. 34a) klinkt diepe emotie door. Net als in dat ‘Hoe dikwijls...’ (vs. 34b). En dan maakt de Here met een oudtestamentisch beeld duidelijk wat Híj zo dikwijls heeft gewild: voor Jeruzalem zijn wat een moedervogel is voor haar jongen, een kloek voor haar kuikens. Zodra er onraad dreigt, roept zij hen tot zich en bergt ze onder haar vlerken. Zo mocht Jeruzalem alles wat God vanouds voor Israël wilde zijn (Deut. 32:11; Ps.91:4), ontvangen in Jezus. Maar Jeruzalem heeft niet gewild. Jeruzalem wilde niet zo klein zijn als een kuikentje. Ze wilde pronken als een pauw met haar tempel en eigen godsdienstigheid.
Daarom is het geen lot maar schuld, dat Jeruzalem nu aan zichzelf wordt overgelaten (vs. 35a). Letterlijk vertaald zal Jeruzalem als een onbewoonbaar verklaard huis achterblijven. Niet alleen onbewoonbaar voor mensen, maar zelfs voor God. Dit is inderdaad in de lijn van de profeten (1 Kon. 9:7; Jer. 22:5). ‘Ik heb mijn huis verlaten...’ zegt de Here door Jeremia. Eerst de ballingschap en later de verwoesting door de Romeinen bewijzen, dat het geen loze dreigementen zijn. Hoe God verdween uit Jeruzalem... Maar nogmaals, het doet de Here Jezus zo zeer. Jeruzalem, Jeruzalem... En Zijn klacht vindt een echo in het hartzeer van de apostel Paulus (Rom. 9:2). Gelukkig bepaalt ook Jeruzalem de weg van Jezus niet.
Jezus en Zijn Vader
Zoals we tot nu toe gezien hebben, is Jezus op Zijn reis vervuld van een profetisch zelfbewustzijn. Hij weet Zichzelf volkomen in de lijn van de oude Godsgezanten. Hij is de Godsgezant bij uitstek, die wat al de eerderen niet bewerken konden, op de derde dag volbrengen zal. Hij reist naar Jeruzalem volgens het eeuwig raadsplan van Zijn Vader. In vs. 33 licht het op, waar Jezus zegt: ‘Ik móet ... reizen.’ Dat is het heilig moeten van Gods plan. Lukas paalt op die wijze vaker de weg van Jezus af: 2,49; 19:5; 24:44. Niemand anders bepaalt de agenda van Jezus dan Zijn hemelse Vader alleen. Jezus’ weg is te traceren tot in de eeuwige ontferming van Gods Vaderhart.
Voor Hemzelf is het niet bepaald de weg van de minste weerstand. Velen hebben getracht Hem af te leiden. Hij heeft er ook zelf tegenop gezien. ‘Hoe beklemt het Mij, totdat het volbracht is’ (12:50). Maar omdat Hij voorbij dat ‘totdat’ wilde gaan, kan er nu ook voor Jeruzalem een ‘totdat’ blijven. ‘Totdat gij zegt: Gezegend Hij die komt in de Naam des Heren!’ (vs. 35). Dat zal gezegd worden straks bij Zijn intocht in Jeruzalem. Wéér, nóg een appèl. Maar het zal - en zo is het hier bedoeld - in de hele wereld weerklinken bij Zijn wederkomst. Tot die dag blijft er hoop voor Jeruzalem (Rom. 11:25). Om langs de weg van Jezus te gaan schuilen onder de vleugels van God. Zo blíjft in Christus aan Israël het Woord van de profetie. Als de profeten dreigden met oordeel en ondergang, was dat altijd om tot terugkeer te bewegen. Met een belofte van terugkeer van de Here (zie bijv. Ps. 79).
Jezus en wij
Als ons iets niet past, is het als vanuit een helicopter de weg van Jezus te beschouwen. Hoog verheven boven Herodes en de Farizeeën, boven het eigenwillige Jeruzalem. Heel vaak heeft de christelijke kerk zich daaraan bezondigd. En ze doet het nog, én als zij meent dat Israël heeft afgedaan én als ze denkt dat zíj nu de agenda van de toekomst kan bepalen. De beste reisverhalen zijn die, waarin je wordt meegenomen op reis. Dat is ook Lukas’ bedoeling. Alleen gelovig volgend achter Jezus aan zullen wij, eigenwillige zondaren, delen in het heil van de derde dag. Dan zullen we ook delen in Jezus’ hartzeer over en hoop voor Jeruzalem.
J.G. Schenau
Vrede over Israël jrg. 46 nr. 1 (feb. 2002)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel