Jiddisj
‘Het Jiddisj is de taal die de niet geassimileerde Asjkenasische (d.i. Duitse) joden in Centraal- en Oost-Europa in het leven van alle dag binnen de gezinnen en de Joodse gemeenschap gebruiken of tot voor kort gebruikt hebben’, aldus Prof. Franz Joseph Baranek, een Duits Germanist en kenner van het Jiddisj bij uitstek.
Het ontstaan en de ontwikkeling van het Jiddisj
Al in de Romeinse tijd vestigden Joden zich in Duitsland, met name in de Rijnstreek.
Volgens Sebastian Franck in zijn ‘Chronika des gantzen teutschen Landes’ uit het jaar 1538, zouden de Joden in Ulm al in de eerste eeuw van onze jaartelling een brief hebben ontvangen van de Joden uit Palestina. In deze brief zouden de Palestijnse Joden hun broeders in Ulm hebben verteld over de kruisiging van Jezus. Of deze brief ooit zo geschreven is, is de vraag. In ieder geval moest het verhaal over de brief bewijzen, dat de Joden van Ulm onmogelijk schuldig konden zijn aan de kruisiging van Jezus Christus.
Later, rond het jaar 1000, namen de Joden de Duitse dialecten van hun omgeving over en onderscheidden zij zich in hun taalgebruik niet meer van hun omgeving. Daarbij behielden zij wel zekere Romaanse elementen in hun nieuw aangenomen taal. Verder werd het Joden-Duits, het ‘Juden Taitsch’, verrijkt met talloze Hebreeuwse en Aramese woorden.
Toen in de Middeleeuwen de Joden werden verjaagd uit Duitsland en zij oostwaarts trokken naar Polen en Rusland, waar zij welkom waren, namen zij hun ‘Juden Taitsch’ mee. Contacten met de lokale bevolking in de landen waar zij zich vestigden hadden tot gevolg, dat in het Jiddisj nogal wat Slavische woorden werden opgenomen. De Joden die naar het oosten trokken noemde men Asjkenazische Joden, (Asjkenaz = Duitsland).
In de leerhuizen, de baté-midrasj, en de talmoedscholen, de jesjivot, werd in het Jiddisj gedebatteerd. Rond 1700 was er sprake van een bloeiend geestelijk en cultureel leven. Zo was in de Oekraïne in die tijd de Joodse bevolkingsgroep de enige in de hele wereld, waar er voor alle kinderen, ook voor de meisjes, leerplicht bestond. Op deze wijze werd een autonoom, dat wil zeggen van de omgeving onafhankelijk, cultureel leven op hoog niveau ontwikkeld. Een solide ontwikkeling van de gehele bevolkingsgroep was daarvan het gevolg.
Ook de Chassidim (een ‘bevindelijke’ stroming binnen het jodendom) leerden in het Jiddisj. Jiddisj was de taal van het hart van de Joden in Oekraine, Rusland, Polen en Hongarije en de Chassidim brachten het geloof in God weer terug in de harten van de Joden die woonden in de ‘sjtetls’ van het Oost-Europese platteland.
Tot op het hoogtepunt van de ontwikkeling van het Jiddisj in het Oost-Europa van voor 1940 bleef echter het Duits de hoofdmoot van de Jiddisje taal uitmaken; het fundament en het bouwskelet van de taal bleef dus Duits, ondanks de opname van Hebreeuwse en Slavische elementen. (In het Jiddisj is het woord voor vertalen dan ook ‘taitschen’.) In percentages uitgedrukt kan men stellen dat 75% Duits is. Daarnaast 20% Hebreeuws en Aramees en 5% Slavisch, en verder ook een kleine rest van Romaanse woorden.
Toen de Joden in de 19e eeuw weer begonnen terug te keren naar Duitsland verdween het Jiddisj weer. In Duitsland werd door de Joden weer Duits gesproken, zij het gekleurd door het Hebreeuws. Ook in Nederland, Engeland, Frankrijk en Amerika spraken de meeste Joden de landstaal, maar ook hier gekleurd door het Hebreeuws. Alleen de onderste lagen van de Joodse bevolking hielden vast aan het Jiddisj.
Bij de Sefardische (Sfarad = Spanje) Joden die uit Spanje verdreven werden na 1492 ziet men een gelijksoortige ontwikkeling. Veel Joden trokken naar Noord-Afrika, de Balkan en Turkije. Zij namen het Castiliaans van hun dagen mee en bleven dit spreken in de landen waar zij zich vestigden. Hun taal, waarin overigens veel minder Hebreeuws of Aramees is verwerkt dan in het Jiddisj, heet het Ladino.
Nog onlangs heeft de Europese Commissie zowel het Jiddisj als het Ladino opgenomen in de lijst van te beschermen minderheidstalen binnen de Europese Unie.
Het bijzondere van het Jiddisj
Vanouds spreken en schrijven de Joden Hebreeuws en Aramees. Misschien is Aramees wel te betitelen als het Jiddisj van 2000 jaar geleden. Ook onze Heiland sprak Aramees. Onlangs nog werd in de dienst in onze kerk (Broek op Langedijk) het Onze Vader in het Aramees gebeden door een Syrische jongen, in de taal dus van Jezus. Heel indrukwekkend.
Hoewel de constructie van het Jiddisj Germaans is, wordt de taal geschreven met Hebreeuwse letters. Dat wil dus ook zeggen: van rechts naar links. Verder kent het Hebreeuwse alfabet geen klinkers, alleen medeklinkers en een tweetal zogenaamde ‘lautlose’ letters, één (de alef) voor de klanken uit het voorste gedeelte van de mond en één (de àjin) voor de keelklanken. Als hulp bij het lezen gelden ook nog een drietal medeklinkers als aanwijzing van de te kiezen klank bij het uitspreken van de woorden, de joet, de héh en de vàv.
In het Jiddisj worden, in tegenstelling tot het Hebreeuws en het Aramees van de Bijbel, geen streepjes of puntjes gebruikt om daarmee de juiste uitspraak veilig te stellen. In de loop van de tijd verandert een taal vooral doordat de uitspraak van de klinkers verandert. En dat leidt er weer toe, dat ook de schrijfwijze verandert. In het Jiddisj is dat niet het geval, immers: de klinkers worden in het geheel niet geschreven. Zo kunnen Joden uit Zuid-Amerika en de Oekraine elkaar schriftelijk zeer wel verstaan, terwijl dat mondeling veel moeilijker is. De medeklinkers veranderen namelijk niet of nauwelijks. (Een uitzondering wordt gevormd door de letter tav. Deze wordt door de Asjkenasische, dus Duitse Joden, veelal als een S uitgesproken, terwijl de Sefardische Joden, dus uit de landen rond de Middellandse Zee, inclusief Israël, de T laten staan)
Het Hebreeuwse schrift, op zich een absurditeit voor het van het Duits afgeleide Jiddisj, bleek zo toch de noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan van een wereldwijde Jiddisje cultuur en literatuur. Pogingen om Jiddisje teksten met Latijnse letters te schrijven mislukten jammerlijk.
"As a jid hot a hunt, is oder der hunt nischt kain hunt oder der jid nischt kain jid"
(Als een Jood een hond heeft, is de hond geen hond of de Jood geen Jood)
De invloed van het Jiddisj op het Nederlands
Voor 1940 woonden er 140.000 joden in Nederland. Misschien dat de helft van hen het Jiddisj gebruikte als onderlinge omgangstaal. Het is verbazingwekkend hoeveel woorden er uit het Jiddisj in de Nederlandse omgangstaal zijn terecht gekomen. We zijn het ons vaak helemaal niet eens bewust, maar we kunnen rustig stellen, dat honderden, zo niet duizenden woorden en uitdrukkingen in het Nederlands een Jiddisje oorsprong hebben.
Woorden waarbij het heel duidelijk is dat zij een jiddisje oorsprong hebben, zijn bv.: smeris = politieman, bajes = gevangenis, majum = water, jajum = wijn, jatten = handen of stelen, gabber = vriend, gannef = dief, mazzel = geluk, een meijer = een briefje van 100 gulden (mea = honderd), joet = tien gulden (de getalswaarde van de letter joet = 10), enzovoort.
Maar er zijn ook woorden waarvan je geen enkel vermoeden hebt dat zij uit het Jiddisj tot ons zijn gekomen. Zo is bolleboos afgeleid van ba’al ha bajit = huiseigenaar. Lef hebben is afgeleid van het Jiddisje woord lev = hart. Snaaien is afgeleid van sjinajim = tanden. Smoes is afgeleid van sj’moeá = gerucht. Ook hier kunnen vele voorbeelden volgen, maar we laten het bij deze.
Het Jiddisj in onze tijd
Is het Jiddisj een dode taal geworden? Dat zeker niet. Maar of er nog veel mensen zijn die het Jiddisj als moedertaal gebruiken is zeer de vraag. In New York leven een aantal Joodse families die zich voorgenomen hebben thuis in hun gezinnen uitsluitend Jiddisj te spreken. Ook in de oude stad van Jeruzalem kun je Jiddisj horen spreken, maar dan wel met een duidelijk Amerikaans accent. Dit zijn veelal ultra-orthodoxe Joden, die het te banaal vinden om de heilige Hebreeuwse taal te gebruiken als omgangstaal.
Isaac Bashevis Singer zei: ‘Jiddisj is de taal der doden, maar is geen dode taal’. Kennen we niet allemaal de musical ‘Anatevka’ (The fiddler on the roof)? Tevje de melkman is een jid. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw worden er niet alleen in Israël, maar ook in Duitsland en Amerika weer toneelstukken in het Jiddisj opgevoerd, zoals ‘Schwer zu sein a Jid’ van Scholem Aleichem. Later gevolgd door de opvoering van de klassieke opera ‘Die Machscheife’(De heks) van Abraham Goldfaden, niet alleen in Tel Aviv, (met een simultaan vertaling in het Hebreeuws!), maar ook in Berlijn, Moskou, Londen en Warschau.
Het Jiddisj zal zeker de taal blijven waarin de ‘Jiddisje Witz’, de joodse mop, wordt verteld. Enkele daarvan zijn in de kadertjes afgedrukt.
"Mojsche, woss lachtsstu asoi?" - "Ej gor nischt! Ich hob mir derzeijlt a witz"
(Moos, wat lach je toch? Ach niets, ik heb mezelf een mop verteld)
Geraadpleegde literatuur:
- Salcia Landmann, Jiddisj, das Abenteuer einer Sprache, Walter-Verlag, Olten, 1962
- Shmuel Atzmon, Jiddisj, Wiederbelebung einer Sprache, die nie tot war, uit Festschrift aus Israel, 1994
- Henk Heikens, e.a. Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands, Sdu uitgevers, den Haag 2002
- Het Jiddisj leeft door Max Arian in de Groene Amsterdammer, 06-10-1999
- Jiddisje Levenswijsheid, Hanan J. Ayalti, vertaling Nico Polak, Elmar bv, z.j.
- Bronnen van joodse Wijsheid, Schuyt & Co c.v. Uitgevers, Haarlem, z.j.
drs.ir. Cor van der Spek
Vrede over Israël jrg. 49 nr. 2 (maart 2005)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel