Mohammed


Hij kwam met een noodgang aanhollen, gooide wat stoeltjes opzij, en kwam bij de man op die op de vloer lag. Ik mocht een groep rondleiden door Israël, en midden in een groot restaurant van een hotel werd één van de gasten onwel. Het liet zich ernstig aanzien, en dus was er sprake van enige paniek, zeker toen snelle medische hulp van buiten uitbleef.

Kennelijk was hij door zijn collega obers gebeld, en dus holde hij het restaurant binnen. Ik keek vragend naar één van die collega’s. “He is a nurse” zei hij. Toen hij, na de eerste consternatie, weer terugliep, zag ik op zijn naambordje dat hij Mohammed heette.


Later die avond, toen bleek dat het beter ging met de patient, ging ik op zoek naar Mohammed. Ik vond hem in de keuken. “Ik wil je bedanken voor je snelle hulp”, zei ik hem. “Hoe heet je”, vroeg hij mij. “Ik heet Andries”, zei ik. “Ik heet Mohammed” zei hij.

We gaven elkaar een stevige handdruk en keken elkaar even diep in de ogen. “Ik ben blij dat ik dit voor uw gast heb kunnen doen”, zei hij. “En ik ben blij dat ik jou kan bedanken”.

We keken elkaar nog even aan en toen scheidden onze wegen zich.


Die avond mocht ik een inleiding houden over het “Israelisch-Palestijnse conflict”. Maar vooraf vertelde ik over mijn ontmoeting met Mohammed, met de verzuchting, dat als we elkaar meer in de ogen zouden kijken..., enfin u begrijpt het.

En daarna ging het over Herzl, het plan Peel, de Oslo-akkoorden en nog veel meer. Herzl schrijft in Der Judenstaat prachtige zinnen over zijn droom, dat de oprichting van een eigen staat, tot grote zegen zou zijn voor alle volkeren in het Midden Oosten. De volkeren zouden elkaar gaan helpen om hun landen economisch en cultureel tot grote ontplooiing te brengen.

De staat is er gekomen. De samenwerking niet. Integendeel. Maar soms zie je een heel klein teken van hoop.

drs. Andries Knevel
Verbonden jrg. 63 nr. 4 (nov. 2019)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden