De tallíet en de tsietsíet

Een voorschrift uit de Tora

In Deuteronomium 22:12 staat een voorschrift voor de kleding:

Gij zult u gedraaide snoeren maken aan de vier hoeken van het kleed, waarmee gij u bedekt.

In Numeri 15:38-40 wordt gezegd wat de bedoeling daarvan is:

Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen, dat zij zich gedenkkwasten maken aan de hoeken van hun klederen, van geslacht tot geslacht, en dat zij in de gedenkkwasten aan de hoeken een blauwpurperen draad verwerken. Dat zal u dan tot een gedenkkwast zijn; als gij daarnaar ziet, dan zult gij al de geboden des Heren gedenken en die volbrengen zonder uw hart of uw ogen te volgen, dat gij u daardoor tot overspel zoudt laten verleiden, opdat gij gedenkt en volbrengt al mijn geboden en heilig zijt voor uw God.


‘Gedenkkwast’ is de vertaling van het Hebreeuwse woord tsietsiet (meervoud: tsietsiejot). Dat betekent letterlijk gewoon ‘franje, kwast’. De vertaling ‘gedenk-kwast’ geeft wel goed meteen ook de bedoeling weer. De gedenkkwasten willen steeds weer doen denken aan de geboden van de Here, elke keer dat je ze ziet (ze worden ook wel ‘schouwdraden’ genoemd).

Daardoor word je dan niet zo gauw verleid tot ‘overspel’. Die vertaling doet hier denken aan met name seksuele zonden. Maar dat is toch niet de bedoeling. Het gaat om àlles waarmee je aan de HERE ontrouw wordt en van Hem ‘afhoereert’, ofwel: om het gedenken en volbrengen van àl de geboden.

De tsietsiet in het Nieuwe Testament

In het N.T. horen we een paar keer over deze ‘kwasten’.

Jezus waarschuwde voor hen die uit waren op eer van mensen: ‘Zij maken hun gebedsriemen breed en hun kwasten groot’ (Matt. 23:5). Rond het jaar 70 n.C. was er zo ene Ben-Tsietsiet ha-Kassat: zijn tsietsiejot sleepten hem na over de tapijten. Ondertussen droeg Jezus zelf ook, naar het gebod, kwasten aan Zijn kleding. Ze worden uitdrukkelijk genoemd in Matt. 9:20, waar we horen van de vrouw die al twaalf jaar aan bloedvloeiingen leed, en die genezen werd toen ze de (gedenk-) kwast van zijn kleed aanraakte. En ook in Matt. 14:36: zieken ‘smeekten Hem, dat zijn alleen maar de kwast van zijn kleed mochten aanraken’.

De tsietsiejot worden gedragen aan een talliet

Tegenwoordig heeft de gewone kleding niet meer vier hoeken, en de tsietsiet is daaraan dan ook niet meer te vinden. Ze worden gedragen aan de talliet, een ‘mantel’, meestal van wol, katoen of zijde. Er zijn twee soorten talliet: de kleine en de grote.

De zgn. ‘kleine talliet’ wordt altijd gedragen, over een hemd en onder de bovenkleding. Het is een vierhoekige lap met in het midden een gat voor het hoofd. Het wordt vaak zo gedragen, dat tsietsiejot zichtbaar zijn.

Zodra het joodse jongetje kan spreken gaat hij een talliet qatan dragen, die dan doorgaans door oma gemaakt is.

De ‘grote talliet

Deze wordt ook wel ‘gebedsmantel’ genoemd. Het is een rechthoekige doek, in elk geval groot genoeg om hoofd en schouders te bedekken. Hij is wit met zwarte of blauwe strepen.

Om te kunnen zien wat de voor- en bovenkant is, wordt er daar een zgn. ’atara (diadeem) op gemaakt: een strook stof, vaak met daarin geweven het gebed dat wordt uitgesproken bij het aandoen van de talliet.

Dat gebed luidt: ‘Geloofd zijt Gij, Heer onze God, Koning der wereld, die ons geheiligd hebt door Uw geboden en ons bevolen hebt ons met de tsietsiet te omhullen.’ Na het omdoen van de talliet citeert men Ps. 36:8-12: ‘Hoe kostelijk is Uw goedertierenheid, o God; daarom schuilen de mensenkinderen in de schaduw uwer vleugelen...’

Men bedekt eerst het hoofd ermee, en doet de vier hoeken over de linkerschouder. Na een korte pauze laat men de hoeken terugvallen. Meestal wordt hij dan verder alleen over de schouders gedragen, maar ultraorthodoxe joden dragen de talliet ook over het hoofd tijdens de gebeden.

De talliet wordt gedragen bij het ochtendgebed, in de synagoge, maar ook wel thuis. In de synagoge draagt de voorzanger hem bij alle gebeden. Als een cohen (iemand van het priestergeslacht) de priesterlijke zegen uitspreekt, bedekt hij zijn hoofd en handen met de talliet.

Het is gebruikelijk dat, als een joodse man wordt begraven, hij behalve in zijn doodskleed ook in zijn gebedsmantel wordt gewikkeld, waarvan men dan eerst de tsietsiejot, of in elk geval één daarvan, heeft losgeknoopt.

De tsietsiet

De ‘gedenkkwasten’ worden gemaakt volgens vaste regels. De enige regel die de schrift geeft - dat er een ‘blauwpurperen draad’ in moet - wordt niet meer gehouden. Dat kan niet meer, omdat de slakken, die nodig zouden zijn voor het maken van de goede verfstof, niet meer voorhanden zijn. Daarom is er nu helemaal geen blauwe draad meer bij. De strepen op de talliet worden nu soms blauw gemaakt als toch een herinnering aan het gebod.

Op de vier hoeken van de talliet is een versteviging aangebracht. Door een gat daarin steekt men vier witte draden, zodat men acht einden krijgt. Eén daarvan is duidelijk langer dan de andere; dat is de sjammasj, de ‘dienaar’, die om de andere wordt gewikkeld. Dat gebeurt met in totaal 39 omwentelingen (39 is de getalswaarde van ‘de HERE is één’), in vier groepjes (van resp. 7, 8, 11 en 13 omwikkelingen), steeds tussen knopen (waarvan er dus 5 zijn).

Met de getalswaarde van het woord tsietsiet (600), het aantal van de draden (8) en het aantal knopen (5), komt men aan de 613, het totaal aantal van ge- en verboden in de tora. De ‘gedenkkwasten’ willen aan àl die geboden doen denken.

Het is gebruikelijk, bij het reciteren van het laatste gedeelte van het sjema (dat is het hierboven geciteerde Numeri 15:37-41, dat gaat over de tsietsiet!) de tsietsiet tegen de ogen te drukken, en te kussen.

Drie of zeven ‘tekenen’

Samen met de mezoeza en de tefillien vormt de talliet een drietal van ‘tekenen’: symbolen én kentekenen, die teruggaan op de tora. Men spreekt ook wel van de zeven tekenen: 1 mezoeza + 2 tefillien + 4 tsietsiejot.

En de Talmoed zegt: ‘Wie tsietsiet aan zijn kleed, tefillien aan zijn lichaam en de mezoeza aan zijn deurpost heeft, zal niet gemakkelijk zondigen.

ds. Aart Brons
Vrede over Israël jrg. 41 nr. 3 (apr. 1997)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel