Wekenfeest - Pinksteren

Schriftstudie n.a.v. Leviticus 23:15-16


Men is het erover eens dat het Pinksterfeest oorspronkelijk een verwijzing naar de oogst inhoudt, zoals dat ook met het Paasfeest (Pesach) het geval is. Terwijl met Pesach een begin gemaakt wordt met de oogst, wordt de oogst afgerond met Sjavoeot. Dit Hebreeuwse woord betekent letterlijk ‘weken’. In Ex. 23:16 wordt Pinksteren genoemd ‘het feest van uw oogst, van de eerste vruchten van uw arbeid, die ge op het veld gezaaid zult hebben’. Maar in Ex. 34:22 lezen we voor het eerst de aanduiding ‘feest der weken’, het feest van de eerstelingen van uw tarweoogst.

Omertelling

Nadere gegevens vinden we in Lev. 23:15-21. Daar luidt Gods gebod dat de Israëlieten dagen moesten gaan tellen vanaf de dag na de sabbat van Pesach tot op de vijftigste dag. Het gebod luidt in Lev. 23:15 letterlijk: ‘En ge zult tellen vanaf de dag na de sabbat, vanaf de dag dat ge de omer van het beweegoffer brengt, ze zullen zeven volkomen sabbatten zijn.’

Deze telling staat daarom bekend als de omer-telling. Het Hebreeuwse woord omer is de aanduiding van een bepaalde maat, ook wel door ‘garf’, een bundel korenhalmen, weergegeven. Door een speciale uitspraak van de beginletter hebben we in onze vertalingen wel het woord gomer staan. Het duidt de hoeveelheid manna aan die elke Israëliet tijdens de woestijnreis dagelijks tot zich mocht nemen (Ex. 16:16). Men schat het op ongeveer ruim drie pond.

Het is sinds lange tijd gewoonte in de synagoge op de tweede avond van Pesach na de gebruikelijke lofzegging uit te spreken: ‘Vandaag is het één dag van de omer’. De volgende avond telt men, liefst bij het invallen van de avond: ‘Vandaag is het twee dagen van de omer’. Maar na de eerste week worden de dagen én de voorbije weken geteld, bijvoorbeeld: ‘Vandaag is het 33 dagen, dat is vier weken en vijf dagen van de omer’.


Het valt op dat veel feesten meerdere, vaak zeven, dagen in beslag nemen. Maar voor het feest van Sjavoeot geldt dat het maar één dag duurt. Voor de Joden buiten het land werd er voor alle zekerheid nog een dag extra aan toegevoegd (zoals bij alle feesten) opdat in ieder geval de voorgeschreven dag als feestdag zou worden gevierd.


In Lev. 23 lezen we ook welke offers er werden verwacht: behalve twee beweegbroden ook de nodige dierenoffers. Staat er in Lev. 23 een vrij zakelijke opsomming van voorschriften, in Deut. 16:9-16 vinden we behalve de opdracht tot tellen ook de innerlijke gesteldheid die dan van de Israëliet verwacht wordt: ‘Gij zult vrolijk zijn voor het aangezicht van de HEERE, uw God (...) en gij zult gedenken dat gij een dienstknecht geweest zijt in Egypte.’

Hier vinden we een duidelijke heenwijzing naar de uittocht uit Egypte. Het joodse feest der weken is dan ook te zien als het verlengde van Pesach, als de vijftigste Paasdag. Het wordt dan ook wel het Slotfeest genoemd.

Na de uittocht uit Egypte leidde God Zijn volk in het beloofde land om daar van de opbrengst van het land te leven. Dankbaarheid aan de HEERE staat centraal. Het Wekenfeest heeft geen eigen symbolen of ceremoniën en kent ook geen uitgebreide viering, zoals Pesach of Soekot.


Dat op Sjavoeot in de synagoge en in de joodse woningen op enkele opvallende plaatsen bloemen zijn aangebracht laat nog zien dat de oude betekenis van oogstfeest niet vergeten is. Tegelijk wordt van de versiering met bloemen van de biema (verhoging waarop de Tora wordt gelezen) en de heilige arke (waarin de wetsrollen worden bewaard) gezegd dat dit moet worden gezien als symbool van de hellingen van de berg Sinaï, die tijdens de wetgeving met bloemen en planten waren bedekt. Dat brengt ons bij de tweede betekenis van het Wekenfeest.

Gedenkdag wetgeving

In de eeuwen na Christus’ geboorte veranderde nl. de betekenis van Sjavoeot voor de Joden. De tempel was er niet meer en de meerderheid van het volk leefde ook niet meer in het beloofde land. Dus kon er geen oogst meer voor Gods aangezicht gebracht worden. In de rabbijnse traditie werd nu de verbinding gelegd met de geschiedenis van Israël gedurende de woestijntocht. Het Wekenfeest krijgt het karakter van het gedenken van de wetgeving van God aan Zijn uitgeleide volk bij de Sinaï. Dit verband wordt door de Bijbel zelf niet gelegd, maar we kunnen wel begrijpen dat zo’n belangrijk moment in Israëls volksbestaan dat toch ook onderweg naar het beloofde land plaatsvond op deze manier extra aandacht heeft gekregen.

D. Hausdorff schrijft Jom Jom, in zijn bekende leerboek voor joodse kinderen:

Op Pesach werden we een volk, op Sjavoeot, het feest waarop we de Tora kregen, werden we een bijzonder volk, werden we Gods volk. Zonder Tora zouden we een gewoon volk zijn, zoals er zoveel volkeren waren of zijn.


Zo is ook de gewoonte ontstaan - waarvan men de ouderdom niet weet - om vanaf de avond van Sjavoeot tot bijna in de morgenstond zich met het bestuderen van de Tora bezig te houden, afgewisseld met een eenvoudige maaltijd of andere versnaperingen. Deze nacht heet de leel sjavoeot, de nacht van Sjavoeot. Dr. G.H. Cohen Stuart geeft in zijn boek over de joodse feesten de verrassende opmerking van de joodse geleerde Steven Fine door dat we in Hand. 2:1 kunnen lezen dat de discipelen al bijeen wáren toen de Pinksterdag aanbrak. Hadden zij er soms ook al de Sjavoeot-leernacht op zitten? Het zou een verklaring kunnen zijn, maar we moeten er wel rekening mee houden dat deze instelling toch van later datum zal zijn geweest.

Ook voor de arme en voor de volken

In Lev. 23:22 is de laatste verordening betreffende Sjavoeot dat men de rand van het veld niet geheel zal afmaaien en de oogst daarvan niet zal opzamelen, maar het voor de arme en voor de vreemdeling zal laten liggen. Hier spreekt Gods zorg heel duidelijk! Sjavoeot en armenzorg horen blijkbaar bij elkaar.

In de joodse traditie is het dan ook gewoonte om op dit feest het boek Ruth te lezen, de geschiedenis van een vrouw die zich vanuit het heidendom voegt bij het volk van God, ja, bij (en door) de HEERE Zelf. Ruth is het prototype geworden van de degenen die erbij komen. Om het in woorden van het boek Handelingen te zeggen: die worden toegevoegd.

Hoewel er in het jodendom vanouds ook een particularistische, dus strikt ‘nationaal’ denkende stroming is (God heeft vooral een band met Zijn volk en niet met de overige volken), zijn er ook andere geluiden binnen het jodendom te horen.


In de liturgie van de dagen naar Sjavoeot toe, waarin na de telling een kort gebed wordt uitgesproken, wordt nl. ook een psalm gezegd. Het is psalm 67, die na het opschrift precies negenenveertig woorden bevat! Behalve dat is het bij uitstek een psalm waarin het visioen getekend wordt van alle volken der aarde, die door God geleid en gezegend zullen worden en Hem zullen loven. Maar hij begint met de bede dat God ‘ons’, dus Israël, genadig zij en Zijn aanschijn over ‘ons’ doe lichten. Opdat ... men op de aarde Uw weg kenne en onder alle heidenen Uw heil! Vanuit Israël gaat Gods heil naar alle heidenvolkeren der wereld uit. Dat is de duidelijke boodschap van deze psalm!

Wat een lezer van het Nieuwe Testament opvalt

Een paar korte notities tenslotte.

H.D. Rietveld
Vrede over Israël jrg. 49 nr. 3 (juni 2005)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel