In memoriam: Rudolf Boon


Op 7 april 2014 is Rudolf Boon overleden. Hij is 94 jaar geworden. Dat er in ons blad aandacht aan hem gegeven wordt heeft alles te maken met zijn geschriften over de verhouding tussen het volk Israël en de christelijke gemeente. Daarover heeft hij een eigen geluid laten horen, dat op den duur niet onopgemerkt is gebleven.


Zijn levensloop is begonnen met zijn geboorte in 1920 te Amsterdam. Zijn ouders waren niet kerkelijk betrokken, en Rudolf Boon is gedoopt (door K.H. Miskotte) toen hij al kandidaat in de theologie was. In de crisisjaren van de Tweede Wereldoorlog was hij al op zoek gegaan naar de wortels van zijn bestaan, en vond die in het christelijk geloof. Daarbij zijn Karl Barth, maar vooral ook Jan Koopmans van grote betekenis geweest.

In 1954 werd hij in de Nederlands Hervormde gemeente van Landsmeer bevestigd en hij bleef er tot zijn emeritaat in 1984. Daarna is hij benoemd tot hoogleraar in de liturgiewetenschap aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Die functie werd in 1991 afgesloten na het bereiken van de leeftijd van 70 jaar.


Kenmerkend voor zijn werk is vooral zijn zoektocht naar de bron van de kerk. Mede door zijn betrokkenheid als historicus heeft die zoektocht hem in een breed veld van onderzoek gevoerd. Begon het met zijn kennisname van de leer van de kerk bij Karl Barth, hij vond daar ook aan­wijzingen die hem brachten bij onder meer Calvijn en Bucer. Vervolgens kwamen de kerkvaders van de vroeg-christelijke kerk in het vizier. Tot dusver een begrijpelijke ontwikkeling, zoals toen nog gebruikelijk was bij het zoeken naar de bronnen. Dat reikte tot het nieuw-testamentisch getuigenis. Een enkeling ging verder terug, en dat zien we met nadruk bij Boon gebeuren: het zoeken naar de wortels in het jodendom.

Dat brengt ons bij de eerste uitvoerige studie van Boon op dit terrein. ‘De joodse wortels van de christelijke eredienst’ (1970). Voor dit boek was toen geen uitgever te vinden. Het werd gelukkig gepubliceerd in de reeks ‘Mededelingen van de Prof. Dr. G. v.d. Leeuwstichting’. Juist deze studie was baanbrekend, niet alleen met het oog op de liturgiegeschiedenis, maar vooral ook door de breedvoerige citaten uit de joodse literatuur. Het heeft nog wel enige tijd geduurd tot deze relatie met de joodse liturgie in de handboeken werd genoemd en uitgewerkt.

In 1974 verscheen het boek ‘Ontmoeting met Israël’, met als ondertitel ‘Het volk van de Torah’. Het is de uitgewerkte tekst van een serie radio-lezingen, waarin de auteur een geslaagde poging onderneemt om te beschrijven hoe het verschijnsel Israël door de eeuwen heen door Joden zelf is ervaren. Het kan daardoor goede dienst bewijzen voor het gesprek met Israël.

In 1983 verscheen het boek ‘Hebreeuws Reveil’ dat als ondertitel meekreeg: ‘Wat bracht christen-theologen rond 1500 in de leerschool der rabbijnen?’. Met dit boek wilde Boon aantonen vanuit de geschiedenis, waarom het belangrijk is in de leer te gaan bij de joodse theologie. Dat is geen zaak van modieuze trends. Dit boek is ook van belang vanwege de verklaring van een aantal rabbijnse termen.

Daarnaast verscheen een aantal kleinere geschriften en artikelen waarin de verhouding Joden-Christenen in praktische verklaringen werd omschreven.


Rudolf Boon heeft in dit opzicht aan de kerk een belangrijke dienst bewezen, niet het minst door te wijzen op bescheidenheid in plaats van hoogmoed. Van bescheidenheid getuigt zijn levensloop en zijn terugblik daarop in hoge mate. Zijn geschriften, ook die welke andere aspecten van kerk en cultuur behandelen, zijn nog steeds van belang. Zijn aandacht voor de traditie, en hoe deze een plaats kan krijgen in onze tijd is uiterst actueel.

ds. Hans Ruiter
Vrede over Israël jrg. 58 nr. 3 (juni 2014)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel