‘Bloed ontwijdt het land’


Op meerdere plekken in het Oude Testament wordt er over vrijsteden gesproken.1 God wil de Israëlieten veilige havens bieden waarheen ze kunnen vluchten als ze achtervolgd en met de dood bedreigd worden. Je kunt de vraag stellen: waarom wil God dat? Wat zit daar ten diepste achter?


In Numeri 35 lees je dat God vrijsteden aanwijst in het beloofde land. Een vrijstad, asiel­stad of vluchtstad is een stad waarheen iemand, die per ongeluk (!) een ander gedood heeft, kan vluchten (vers 6). Binnen zo’n vrijstad geniet zowel een Israëliet als een vreemdeling bescherming, en mag z’n op wraak beluste achtervolger, een familielid van het omgekomen slachtoffer, hem niet doden.

Het betreft steden waar de Levieten wonen (vers 2-3). Als enige stam krijgt Levi geen stuk land als erfdeel, omdat de HEER Zelf zijn erfdeel is (Deut.10:9). Maar de Levieten ontvangen wel plaatsen om te wonen. In totaal krijgen zij achtenveertig steden toegewezen, waarvan zes vrijsteden (vers 6).

God verdeelt deze vrijsteden zorgvuldig over het land Kanaän. Er worden drie vrijsteden ten westen van de Jordaan aangewezen: Kedes, Sichem, Kirjat-Arba (Hebron), en drie vrijsteden in het Overjordaanse, dus ten oosten van de Jordaan: Beser, Ramot, Golan (Joz.20:7-8). Deze steden liggen ruim 100 kilometer uit elkaar, zodat degene die vlucht, niet verder dan ongeveer 50 kilometer hoeft te reizen om er te komen. Zo zijn de vrijsteden goed bereikbaar voor allen die in Gods land wonen.

Recht en gerechtigheid

De steden waar de Levieten leven, zijn niet alleen woonplaatsen. Het zijn ook steden waar kennis van God te vinden is. De Levieten onderwijzen het volk in de wijsheid en de wetten van God. In die zin zijn de Levitische steden plekken waar recht en gerechtigheid centraal staan. De HEER is een God van recht. Ongerechtigheid is Hem een doorn in het oog! Daarom moet Gods Tora steeds weer ‘ingeprent’ worden — te beginnen bij de kinderen, gevolgd door de volwassenen (Deut.6:4-9, 11:18-21). Elke nieuwe generatie in het land moet doordrongen zijn van recht en gerechtigheid.

Iedereen die een ander uit woede vermoordt, moet zelf ter dood gebracht worden. Moord ‘met voorbedachten rade’ kan niet bestaan in het land van de Heilige. Een mensenleven is zoveel waard dat het niet ongestraft genomen mag worden (vers 16-21). Daarom krijgt iemand ook in een vrijstad de doodstraf als de oudsten van de vrijstad tot het oordeel komen dat er sprake was van moord.

Onschuldig bloed

In onze gebroken wereld zijn er situaties denkbaar waarin iemand een ander bijvoorbeeld per ongeluk van een hoogte duwt of met een stuk gereedschap dodelijk verwondt. Als hier geen sprake is van opzet of haat jegens het slachtoffer, dan is de doodstraf niet gerechtvaardigd. In de vrijstad is men veilig voor de ‘bloedwreker’ door de bescherming van de Levieten en de gemeenschap (vers 22-29).

Bij de volken rondom Israël is zo iemand levenslang ‘vogelvrij’. Iedereen mag wraak op hem nemen — met ‘wraak op wraak’ en eindeloos bloedvergieten tot gevolg. Maar de Israëlieten mogen het recht niet in eigen hand nemen! De bloedwraak wordt uit de privésfeer gehaald. De gemeenschap wordt erbij betrokken. Er worden twee of drie getuigen gehoord, want ‘één getuige is geen getuige’ (vers 30). De vrijsteden zijn er om recht en gerechtigheid te bevorderen. In Gods land mag geen onschuldig bloed vergoten worden!

Hogepriester

Hoelang moet iemand in een vrijstad blijven? Tot aan de dood van de hogepriester ‘die met de heilige olie gezalfd is’ (vers 25-28). Daarna kan hij terugkeren naar zijn oorspronkelijke woonplaats. De gedachte hierachter is waarschijnlijk deze: de ‘dader’ is niet voorzichtig met het leven van zijn naaste omgegaan. Daarom moet hij nu heel goed op zijn eigen leven passen. Zo is er voor de nabestaanden van de omgekomene toch een vorm van ‘genoegdoening’. Pas als de hogepriester sterft, ontstaat er een nieuwe situatie.

Waarom heeft de dood van de hogepriester een sleutelrol? Daar zijn verschillende verklaringen voor. Sommigen zeggen: hoewel de hogepriester onschuldig was, had zijn dood door zijn heilige zalving dezelfde functie als een zoenoffer voor onbewuste zonden. Ze zien een parallel met de verzoenende functie van de gouden rozet op de tulband van de hogepriester (Ex.28:36-38).

Anderen leren: de hogepriester was wel degelijk schuldig. Als hij (meer) voor het volk had gebeden, was het ongeluk met dodelijke afloop niet gebeurd. Daarom bracht zijn dood verzoening over die schuld.

De beroemde Joodse wetgeleerde Maimonides zei nog iets anders: de dood van de hogepriester bracht nationale rouw waarbij al het andere leed in het niet viel, vergeten werd en tot het verleden ging behoren.

De meest logische verklaring lijkt mij dat er met de komst van een nieuwe hogepriester een nieuwe periode aanbrak die voor iedereen gold en waarmee iedereen in het land genoegen moest nemen. Er is namelijk geen persoon in het land die zó sterk met de heiligheid en gerechtigheid van de HEER is verbonden, als de hogepriester.

Echo

Waar draait het ten diepste om in dit hoofdstuk? Dat een mensenleven in het beloofde land van onschatbare waarde is! Het is niet in geld uit te drukken. Zowel een moordenaar als iemand die een ander niet met voorbedachten rade heeft gedood, komt er niet met een geldbedrag vanaf. Een moordenaar kan zijn doodstraf niet ‘afkopen’, en een andere vluchteling kan zijn asielperiode in de vrijstad niet ‘loskopen’ (vers 31-32). Met een mensenleven wordt niet ‘gemarchandeerd’. Bloed is leven, en leven is gegeven door de heilige God!

In de eerste hoofdstukken van de Tora staat dat het bloed van een mens vergolden moet worden omdat de mens als evenbeeld van God is geschapen (Gen. 9:5-6). Maar het is vooral de geschiedenis van Kaïn en Abel die in Numeri 35 na-echoot. Als het onschuldig vergoten bloed van Abel in de aardbodem doordringt, zegt de HEER tegen Kaïn: ‘Wat heb je gedaan? Hoor toch hoe het bloed van je broer uit de aarde naar Mij schreeuwt. Daarom: vervloekt ben jij! Ga weg van deze plek, waar de aarde haar mond heeft opengesperd om het bloed van je broer uit jouw hand te ontvangen’ (Gen. 4:10-11). Omdat de HEER heilig is, is zijn land heilig, en mag het niet door moord, familievetes en zinloos geweld ontheiligd worden. Onschuldig vergoten bloed ontwijdt het land van God.


1 Ex. 21:12-13, Deut. 4:41-43 en 19:1-14, Joz. 20:1-9 en 21:13-39, 1 Kron. 6:57. 67. In 1 Kon. 1-2 staan verwante geschiedenissen over Adonia en Simeï.

Gespreksvragen:

  1. Wat heeft Numeri 35 volgens jou allereerst te zeggen in onze seculiere samenleving?
  2. In de Bijbel is de doodstraf gerechtvaardigd bij moord. Is de doodstraf volgens jou nog steeds een terecht vonnis bij moord (en andere ernstige delicten)? Waarom wel/niet?
  3. In de christelijke traditie zijn de vrijsteden vaak als metafoor van Christus uitgelegd. In de ‘vrijstad Christus’ ben je veilig voor het oordeel. Wat vind je van zo’n uitleg?

drs. Lieuwejan van Dalen
Verbonden jrg. 67 nr. 2 (mei 2023)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden