Het land moet braken


uit Leviticus
18:25 ... zodat het land onrein geworden is.
Ik zal het zijn ongerechtigheid vergelden,
zodat het land zijn bewoners zal uitspuwen.
18:28 Laat het land u niet uitspuwen, omdat u het verontreinigt,
zoals het het heidenvolk dat er vóór u was, uitgespuwd heeft.
20:22 U moet al Mijn bepalingen in acht nemen en ze houden,
zodat het land waar Ik u heen breng om er te wonen,
u niet zal uitspuwen.


Drie keer wordt in het Bijbelboek Leviticus gezegd dat het land inwoners zal uitspugen, uitspuwen, uitbraken. Het is een sprekend beeld: het land is ziek en misselijk. Het heeft de buik meer dan vol van de viezigheid die het moest slikken. Die is niet te verteren. Die ligt zo zwaar op de maag, dat het land over z’n nek gaat en alles uitkotst.


Met Leviticus 18 begint het tweede deel van dit boek. Tot dan ging het over de priesters en het heiligdom. Vanaf nu gaat het over het volk en het land. Het gaat over hoe het volk heilig moet zijn, in het in acht nemen van diverse geboden. In hoofdstuk 26 gaat het ook over wat er gebeurt als Israël dat niet doet, wat erop uitloopt dat het land het volk inderdaad zal uitspuwen (26:33). Maar dan wordt ook herstel van het land en het volk in het vooruitzicht gesteld.

Het Heilige Land

Het volk moet heilig zijn. Is het land dat ook; is de naam het Heilige Land Bijbels? Veel christenen gebruiken die naam. Bij hen heet het land heilig om de gebeurtenissen die er hebben plaatsgevonden. Onder Joden komt de benaming ook voor. Bij hen heet het land heilig door de heiligheid van het volk. Land en volk hebben een mystieke en unieke band, zegt bv. de joodse dichter en filosoof Juda Halevi (ca.1075-1141).


In de Bijbel komt de term het Heilige Land niet voor. Een tekst als Numeri 35:33 (U mag het land niet ontheiligen, HSV) lijkt in die richting te gaan, maar in het Hebreeuws is het begrip heilig niet aan de orde. De NBV21 geeft: U mag het land niet ontwijden.

Sowieso, in het Nederlands kennen we de woorden ontheiligen en verontreinigen, waarmee gesuggereerd wordt dat het gaat om heiligheid of reinheid weghalen. In de Bijbel is onreinheid niet de afwezigheid van reinheid, maar de aanwezigheid van iets dat actief besmet, infecteert. Het Land is daar kennelijk gevoelig voor...

Onreinheid

In de directe context van de teksten over het uitbraken van de inwoners, zowel in Leviticus 18 als 20, gaat het vooral over seksuele onreinheid, door incest (in allerlei vormen), homofilie, bestialiteit. En ook over de gruwel van kinderoffers aan de afgod Moloch.

In Leviticus 20:23-27 gaat het ver­volgens nog over rein en onrein voedsel en over contact zoeken met doden.

Daarnaast: tussen deze beide hoofdstukken staan de heiligheids­wetten van Leviticus 19, die het hele leven bestrijken.


Elders in de Bijbel worden ook andere dingen genoemd als geestelijke bodemvervuiling. In Numeri 35:33v: Het bloed [=doodslag] ontheiligt het land. Daarbij komt ook boven wat God zei toen Kaïn zijn broer Abel doodde: Er is een stem van het bloed van uw broer, dat van de aardbodem tot Mij roept. Nu dan, u bent vervloekt, weg van de aardbodem, die zijn mond heeft opengedaan om het bloed van uw broer uit uw hand op te nemen (Gen. 4:10v).

Opvallend, gezien de context in Leviticus 18 en 20, zijn de woorden van Psalm 106:38 waar kinderoffers als het toppunt genoemd worden. Dat doet ook Deuteronomium 18:12, dat daarnaast ook nog spiritisme noemt (vgl. Lev. 20:27).

En verder Jeremia 3:9, waar het gaat over hoererij in overdrachtelijke zin: Zo gebeurde het dat het land door haar lichtzinnige hoererij ontheiligd werd, want zij pleegde overspel met steen en met hout (vgl. Jer. 3:1v).

Ezechiël 36:17v noemt het bloed én de stinkgoden. De veront­reiniging beperkt zich niet tot met name seksuele aberraties.

In Jesaja 24:5v staat: Want het land is ontheiligd door zijn inwoners: zij overtreden de wetten, zij veranderen elke verordening, zij verbreken het eeuwige verbond. Daarom verteert de vervloeking het land en moeten zijn inwoners boeten.

Zo gewaarschuwd...

Een joods geschrift wijst erop dat de Thora niet volstaat met het eerste het land spuwt uit.

Het is als met een dokter die een patiënt waarschuwt dat hij bepaalde dingen niet moet eten. Dan komt er een tweede dokter die de patiënt zegt, dat als hij dat toch doet, hij anderen achternagaat die zo zijn overleden. De patiënt zal die tweede waarschuwing nog ernstiger nemen.

Leviticus 18:25 is de eerste waarschuwing; vers 28 de tweede. En 20:22 komt daar dan nog eens overheen.


Ondanks alle waarschuwingen is het wel zover gekomen. In Leviticus 26 (en Deut. 27-29) wordt gewaarschuwd door een beschrijving van wat het volk voor vloek over zich afroept door zonden. Uiteindelijk zal dan, zo lezen we in Leviticus 26:30-39, God het land tot een woestenij maken en het volk verstrooien; het zal worden verslonden door het land van de vijanden waarheen het was weggevoerd.

Hersteltijd

Zo zal het land rust krijgen, en kan herstel intreden.

Dan zal het land behagen scheppen in zijn sabbatsjaren,
alle dagen dat het verwoest ligt
en u in het land van uw vijanden bent.
Dan zal het land rusten
en zal het behagen scheppen in zijn sabbatsjaren.
(Lev. 26:34)

Dat komt terug in vers 43. Alleen in de SV zien we het woordspel:

Als het land om hunnentwil zal verlaten zijn geweest,
en aan zijn sabbatten een welgevallen gehad hebben,
wanneer het om hunnentwil verwoest was,
en zij aan de straf hunner ongerechtigheid een welgevallen zullen gehad hebben...

Het land ontvangt z’n rust en het volk ontvangt z’n straf. Maar daarmee komt er weer ruimte voor het volk in het land.

Om over door te denken

Wat zeggen deze woorden nu? We horen hier heel pregnant wat in de Schriften steeds weer klinkt. Je moet naar Gods geboden leven opdat het je wel gaat in het land. Zonde verziekt alles. Leidt uiteindelijk tot balling­schap. De landbelofte is niet onvoorwaardelijk. Gods volk kan zichzelf (voor het land) onmogelijk maken. Dan moet het eruit. Al is daarmee het laatste woord toch nog niet gezegd.


Dat het volk Israël weer in het land kwam in recentere tijd, dat mogen we als bijzondere blijk van Gods trouw en genade zien. Maar dan wordt juist nu het volk er weer leeft de vraag weer heel actueel of het land niet op­nieuw zal moeten braken... Laten we hopen en bidden dat het zover niet komt!


Een vraag apart is of je ook een groene preek over de teksten kunt houden, door het land te verbreden tot de aarde die een - misselijk­makende - mensheid kan uitspugen. Zoiets lijkt nu aan de hand te zijn door bodem- en milieuvervuiling. We kunnen niet de tekst naar ons en onze situatie ombuigen alsof dit nu de/een betekenis is. Maar misschien wel een overeenkomst?!

ds. A. Brons is secretaris deputaten en redactielid

A. Brons
Verbonden jrg. 69 nr. 3 (2025-09)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden
A R T I K E L
N U M M E R