Gedoopte joden - verdachte christenen (II)

deel 1 in het vorige nummer

Marranen

In het vorige nummer schreef ik over het ontstaan van deze groep: door de gedwongen doop is de kerk in Spanje in de vijftiende eeuw enorm gegroeid; men schat dat een 200.000 joden zich voegden bij de kerk. Niet van harte: in het geheim zijn velen van hen trouw gebleven aan de wet van Mozes en het joodse geloof. Zwijnerij noemden de mensen dat: profiteren van je status als christen, maar stiekem joods blijven.

Inderdaad waren er die achter de camouflage van braaf katholiek gedrag toch nog joods probeerden te leven. Daar moest men soms allerlei slimmigheidjes voor bedenken: stel je voor dat je verraden zou worden!

Het is te begrijpen dat de marranen zich nogal aangetrokken voelden tot Ester: zij had ook haar afkomst en haar volk niet bekendgemaakt een soort schuiljodin. Zo moesten ook déze conversos zich soms in allerlei bochten wringen: wel jood(s) willen zijn, maar toch niet opvallen.

Zo is er een verhaal dat men eigenlijk alleen maar de vastendag kon houden door in het bijzijn van het personeel tegen etenstijd een fikse ruzie te maken, kwaad de straat op te rennen, elkaar daar achterna zitten en proberen het weer goed te maken op die manier kwam er van eten niets terecht; men had gevast...


Wat hun eigenlijke opvatting betreft: wellicht zit er een grote kern van waarheid in de aanklachten die tegen hen worden ingebracht en die hier op neerkomen: zij houden zich aan de wet van Mozes; daarin willen ze sterven; daarvan verwachten ze hun redding.

Veracht door de echte joden, veracht door de kerk en innerlijk aangevreten door schuldgevoelens en/of angst voor ontdekking, is het niet onmogelijk dat de marranen nieuwe hoop hebben gekregen door het optreden van de pseudo-messias Sabbetai Zwi, die in 1665 van zichzelf zei dat hij de messias was en dat een jaar later het rijk van de messias definitief zou beginnen. Een golf van hoop, maar ook van twijfel ging door Europa.

Na de dood van Sabbetai Zwi (inmiddels moslim geworden), viel zijn beweging uiteen: opnieuw geen hoop voor de marranen! Velen van hen hebben zich geassimileerd: aangepast aan denkpatroon en leefwijze van rationalisme en Verlichting. Maar dan zijn we al een paar eeuwen verder...

Ferdinand en Isabella

Ferdinand en Isabella trouwden in 1469, waardoor de koninkrijken Aragon en Castilië aan elkaar geklonken werden. Dat betekende een belangrijke stap in het proces van de reconquista, de christelijke herovering van Spanje. En politiek gezien was dit het begin van een Spanje dat een van de sterkste landen van Europa zou worden.


Het ideaal van dit koninklijke paar was: één volk, één rijk, één geloof en dan natuurlijk: het Spaanse volk, het Spáanse rijk (dat het begin moest worden van een wereldrijk) en het katholieke geloof. Daarin was én voor moslims én voor joden geen plaats.

Van moslims had men al niet zoveel last meer: de meesten van hen waren arm, dus zonder invloed, dus niet te vrezen.

Anders lag het met de overgebleven joden én met de conversos: de joden vormden een gevaar, zowel vanwege hun positie en invloed, alsook vanwege de mogelijkheid dat zij de conversos zouden beïnvloeden en terugbrengen tot het jodendom; en de conversos vormden ook een gevaar: wie wist of zij wél trouw aan de kerk waren Aen ook zouden blijven? En: hoe zou je daar achter kunnen komen?

De inquisitie

Het statuut van Toledo (limpieza de sangre = zuiverheid van het bloed; zie het vorige artikel) bleek niet voldoende te zijn om joodse invloeden te weren en de kerk ervoor te bewaren ooit te verworden tot een synagoge van satan: men kon schijn-christen zijn, achter een katholiek gezicht een joods hart hebben of voor goed geld zich een certificaat van zuiverheid aanschaffen. Om erachter te komen of ieder wel oprecht katholiek was, was kerkelijk recherchewerk nodig: inquisitie.

Al een paar eeuwen bestond de inquisitie als een rechtbank van het Vaticaan om ketters op te sporen en te veroordelen; deze rechters werden ook door het Vaticaan benoemd. In Spanje stelde men zich wat onafhankelijker op en liet men de inquisiteurs niet vanuit Rome benoemen; daar deed de vorst ’t zélf.


In de tweede helft van de vijftiende eeuw kreeg men duidelijk het gevoel dat het beleid van kerk en staat om de omgang tussen echte joden én katholieken van joodse afkomst (conversos) te beperken, was mislukt. Gedoopte joden namen allerlei belangrijke posities in, zowel in het maatschappelijk leven als in de kerk. En dat kon de kerk niet tolereren!

Zo is het in 1478 gekomen tot de instelling van de Spaanse inquisitie om christenen op te sporen, te vervolgen en te straffen, die ervan verdacht werden in het geheim joods te zijn gebleven. Thomas Torquemada is berucht geworden als de eerste Spaanse grootinquisiteur.

In de jaren tussen 1480 en 1492 is het dagelijks leven in Spanje volledig beheerst door de inquisitie, door wantrouwen ten opzichte van bekeerde/gedoopte joden, door afgunst op hen wegens hun bezit en positie, door spionage en (valse) aanklachten, door ketterjacht en martelingen. Duizenden conversos zijn gearresteerd en door martelingen tot bekentenissen gedwongen; duizenden doodvonnissen zijn uitgevoerd meestal door verbranding op de brandstapel.

De overheid voerde deze doodvonnissen uit; want: de kerk doodt niet... Maar wél op aanraden van de kerk dát vonnis: verbranding; want: de kerk verafschuwt bloedvergieten; én: is verbranding niet hét aangewezen symbool van de helse straf?!

Het edict

Het edict waarmee het eerste artikel begon, is min of meer ingegeven door de inquisitie. Omdat wij de redding van onze ziel zoeken en prefereren boven eigen profijt en die van anderen, is deze beslissing (nl. van de verdrijving van de joden) genomen.

Dus eigenlijk meer een kerkelijke (of geestelijke) dan een politieke (of materiële) beslissing: gezegd is immers dat het ging om de zuiverheid van het geloof en van de kerk. Maar gezien de voorgeschiedenis en onderstromen kan niet anders gezegd worden dat hier ook duidelijk sprake is van antisemitisme. En frappant zijn de overeenkomsten tussen bv. de werkwijze van de inquisitie en die van Hitlers mensen ter Endlösung der joden...


Overigens ook nu in het edict is de mogelijkheid opengelaten om te blijven: opnieuw via het doopwater... Het is bekend dat velen daarvan gebruik hebben gemaakt. Maar ook velen hebben een goed heenkomen gezocht vooral naar Portugal. Men schat dat tussen de 100.000 en 300.000 mensen tegen het begin van augustus 1492 Spanje hebben verlaten.

Omdat de Portugese politiek tot op die tijd niet zo jood-onvriendelijk was, hoopte men zich in dat land te kunnen vestigen. Maar zou dat land al die asielzoekers een plaats kunnen bieden?

Portugals koning Manoel was niet onwelwillend: de meeste vluchtelingen mochten tegen betaling een poosje blijven; bepaalde beroepsgroepen (ambachtslieden, artsen, geleerden) mochten definitief blijven. Maar dit veranderde toen Manoel wilde trouwen met de Spaanse koningsdochter: hij mocht dat wel, maar dan moest hij ook het Spaanse voorbeeld van jodenverdrijving volgen...!

Manoel stemde daarmee in, maar dacht het slim aan te pakken: hij zag niet graag zijn economisch voordeel verdwijnen, dus verplichtte hij alle joden zich te laten dopen: op vrijdag 17 maart 1497 - de eerste dag van het joodse paasfeest! - bepaalde hij dat op de zondag daarop alle joden zich bij de doopvont moesten melden...

Zo is eigenlijk heel de joodse gemeenschap in Portugal gemarraniseerd. Slechts een klein getal verliet het land.

Herhaling

Terwijl in Spanje de inquisitie de handen vol werk had om de christenen die stiekem jood waren gebleven, op te sporen, kwamen er door Manoels optreden in Portugal massa’s conversos; en de koning bepaalde dat ze voorlopig met rust moesten worden gelaten om aan hun nieuwe status te wennen en om wat in te groeien in land en kerk. Als tegemoetkoming van hun kant moesten ze wel accepteren dat ze niet het land mochten verlaten tenzij met speciale vergunning... En zo herhaalde zich na enkele jaren in Portugal de Spaanse geschiedenis: misoogsten, epidemieën, de katastrofale aardbeving van Lissabon (1531) - er moest toch een schuldige voor zijn? En toen in het midden van de 16e eeuw ook in Portugal de inquisitie kwam, was ook daar de jacht op joden en conversos geopend.

Verstrooiing

Langs allerlei vluchtroutes hebben veel marranen geprobeerd uit Portugal te ontkomen en een nieuw bestaan op te bouwen o.a. in N.-Afrika, Griekenland, Italië en de Nederlanden. Eerst Antwerpen, later Amsterdam kreeg een grote marraanse gemeenschap, van wie velen tot het jodendom terugkeerden. In de handel hebben ze een belangrijke plaats ingenomen.


Interessant is het verschil tussen Antwerpen en Amsterdam: in Antwerpen waren de meeste inwoners rooms-katholiek; voor joden was het daar moeilijk om als jood te leven; men kon er helemaal niet als jood begraven worden. Dus werden nogal wat marranen in Antwerpen... protestant! Onder hen zijn sommigen van grote betekenis geweest voor de verspreiding van het calvinisme. Omdat er in Amsterdam méér vrijheid voor de joden was, zijn daar veel marranen teruggekeerd tot de godsdienst van hun voorvaderen. Overigens was die terugkeer ook niet altijd even gemakkelijk: sommigen pleitten voor meer openheid dan ze in het orthodoxe jodendom vonden; hun aard was ook wat anders dan in Amsterdam levende joden die afkomstig waren uit bv. Duitsland en Polen. Tot op vandaag is er in Amsterdam ook een Portugees Israëlietisch Kerkgenootschap.

Nog eens: Spanje

Het valt te begrijpen dat het Spanje niet zo best is vergaan na de verdrijving van de joden: veel kennis en ervaring is daarmee het land uitgezet, het land zélf heeft daardoor een grote achterstand opgelopen. Historisch gezien mag dat verklaarbaar zijn. Maar zit er óók niet iets in van wat de Here al tegen Abraham zei bij diens roeping: Wie u vervloekt, zal Ik vervloeken?

In 1810 is in Spanje pas wettelijk een einde gemaakt aan de inquisitie; in 1924 is aan sefardische joden toegestaan zich weer vrij in Spanje te vestigen en daar eigen gemeenschappen te vormen; en het edict van de verdrijving der joden is pas formeel in 1968 herroepen.


In dit jaar 1992 heeft Spanje uitvoerig aandacht geschonken aan het uitvaren van Columbus, dat tot de ontdekking van Amerika leidde (het land waar later zoveel joden een nieuw vaderland zouden vinden). Maar wellicht uit schaamte over deze zwarte bladzijde in de geschiedenis heeft men in Spanje voornamelijk gezwegen bij de herinnering aan die andere gebeurtenis uit 1492...

Lering

Het viel me op dat geschiedenis vaak een beeld van herhaling vertoont: argumenten om de joden als zondebok te laten fungeren zijn niet slechts Spaans, maar ménselijk-internationaal. En ondanks dat men kan weten waar zoiets toe leidt, zijn mensen met deze dwaasheid doorgegaan: wat methoden betreft, heeft Hitler veel kunnen leren van de inquisitie.

Hoewel in Spanje wat minder, is de inquisitie van huis uit een kerkelijke (roomse) aangelegenheid geweest, met name om het eigen voortbestaan te verzekeren. Wie daar op uit is, heeft ook telkens nieuwe prooien nodig; desnoods worden er schuldigen gemáákt...


Een tweede zaak is dat allerlei vooroordelen ten opzichte van bepaalde mensen, bevolkingsgroepen of rassen heel lang een ondergronds bestaan kunnen leiden; ze zijn er wel, maar hun werking is niet zo sterk. Maar ze worden sterk wanneer economische, maatschappelijke of politieke omstandigheden een rol gaan spelen en mensen zich in hun zekerheden voelen aangetast. Dán wordt wakker wat sluimerde. Men kan hierbij denken aan de situatie in de dertiger jaren, waardoor het mogelijk was dat het nationaal-socialisme zo sterk opkwam: geladen volksgevoel (dat niet zo gezond is) ontlaadt eigen onlust en agressie op de zondebok.

In dat opzicht zouden we nu opnieuw goed de vinger aan de pols van Duitsland moeten houden: wat daar gebeurt ten opzichte van vreemdelingen is hetzelfde als bijna 50 jaar geleden gebeurde ten opzichte van de joden wie garandeert, nu neo-nazistische bewegingen zich roeren, dat niet opnieuw joden de zondebok worden?


En in de derde plaats: wanneer de doop gebruikt wordt als een dwangmaatregel om joden te ontjoodsen, laat het zich denken dat het woordje doop nog altijd bij de joden een verdachte bijklank heeft. Waar doop een alternatief is voor dood en als zodanig gevoeld wordt, betekent dat iets anders dan het begraven worden in de dood van Jezus.

Gedoopte christenen moge niemand ons verdenken van wereldse expansiezucht!

H. Biesma
Vrede over Israël jrg. 36 nr. 6 (dec. 1992)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel