‘Christus verhoogd als de slang in de woestijn’

(n.a.v. Johannes 3:14)


In de tijd dat Jezus te Jeruzalem verbleef om met Zijn leerlingen deel te nemen aan de feestelijkheden rond het Pascha, kwamen velen tot geloof in Zijn Naam (Joh. 2:23). Tijdens de feestweek in Jeruzalem wordt Jezus ’s nachts bezocht door Nicodemus. In Joh. 3:2 blijkt deze Farizeeër diep onder de indruk als hij zegt: ‘niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet, zo God met hem niet is.’


Jezus, de van God gekomen Leraar, heeft een hemelse boodschap voor Nicodemus. Jezus zegt: ‘Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.’ (vs. 3). Een totale vernieuwing van de mens is nodig. Een hartgrondige verandering. Je kunt niet blijven die je bent. Er zal wat met een mens moeten gebeuren tussen wieg en graf, en héél wat ook. Wil iemand het aangekondigde Koninkrijk van God binnengaan, dan moet hem dat vanuit de hemel gegeven worden. Om het komende Rijk te mogen meemaken, moet men ‘van bovenaf verwekt worden’. Geboren joden zijn niet automatisch burgers van Gods Koninkrijk; evenmin geboren christenen. Er is een geboorte uit de Geest nodig. Deze geboorte is een ondoorgrondelijk gebeuren, waarvan de Schriften meer dan eens getuigen.

Een schriftgeleerde van formaat, zoals Nicodemus, zou toch op de hoogte moeten zijn van het eenstemmige getuigenis van de profeten (Jer. 31:31-34; Ezech. 36:22-32; Zach. 12:10). Van bovenaf zou een geestelijke vernieuwing in Israël werkelijkheid worden. Dit gebeurde op de Pinksterdag en daarna.

Met een nieuwe profetie uit de hemel sluit Jezus Zijn antwoord af (vs. 11,12). Tegenover het ‘wij weten’ van Nicodemus plaatst Jezus een ánder gezamenlijk weten. ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Wij spreken, wat Wij weten, en getuigen, wat Wij gezien hebben; en gijlieden neemt Onze getuigenis niet aan. Indien Ik ulieden de aardse dingen gezegd heb, en gij niet gelooft, hoe zult gij geloven, indien Ik ulieden de hemelse zou zeggen?’ Zo verwoordt Jezus op aarde het gezamenlijke getuigenis van Vader en Zoon. Zij spreken met grote kennis van hemelse zaken.


Zullen deze dingen geloofd worden? Als de ‘aardse dingen’ in de kring van Nicodemus zo weinig geloof vinden, hoe zullen zij dan ooit geloof hechten aan wat Jezus te vertellen heeft over de ‘hemelse dingen’? Nooit is iemand werkelijk in de hemel geweest. Alleen de grote Zoon van Adam vormt een uitzondering op die regel. Jezus is de Enige ter wereld die hemelse dingen kan verkondigen. Daarvoor moet men immers in de hemel zijn geweest. Zo behoort Hij dus aan de hemel toe, waar Hij van eeuwigheid was en keert Hij daarheen terug. Maar die terugkeer zal geschieden op een bijzondere wijze. Ze zal juist zó geschieden als de verhoging van de slang in de woestijn.


Christus neemt in gedachten Nicodemus mee naar de woestijn. En dan maar niet zomaar een woestijn, maar die heel bepaalde woestijn van Numeri 21. Nicodemus was als schriftgeleerde heel goed met die geschiedenis bekend. Wat was er aan de hand? Het volk van Israël was gelegerd aan de grens van het beloofde land Kanaän. Zou het nú dan eindelijk zover zijn dat ze het land mochten binnentrekken, veroveren en daarna rustig bewonen? Maar dan is er een teleurstelling. Ze mogen niet door het land van het broedervolk Edom trekken. Dat betekent dat ze een grote omweg zullen moeten maken. Opnieuw uitstel dus, opnieuw wordt een beroep gedaan op het geduld en uithoudingsvermogen van het volk. En dan gaat er een zondige ondankbaarheid gisten bij deze mensen. Ze gaan murmureren tegen Mozes en vooral tegen God. Ze zijn zo verbitterd door de tegenslag dat ze Gods zegeningen niet meer opmerken. Ze beledigen God door Hem niet te erkennen voor Zijn trouwe zorg. Ze durven zelfs zó ver te gaan dat ze zeggen: dat manna, dat brood uit de hemel? O, daar walgen we van. Dan blijkt dat God niet met Zich laat spotten. Er waren in dat woestijngebied gevaarlijke, giftige slangen. God laat die slangen als straf met opzet los. Het krioelt van de giftige slangen. Velen worden gebeten en sterven. Het lijden van de vele stervenden, wier ellende nog door brandende dorst wordt verzwaard, brengt het volk tot bezinning. Ze roepen: wij hebben gezondigd en vragen om Mozes’ voorbede. Dat geschiedt en op Gods bevel maakt Mozes dan een koperen afbeelding van de gifslang en plaatst die op een staak. Ieder die op de opgeheven slang het oog richt, wordt genezen van zijn dodelijke vergiftiging.


‘Gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden.’ Daarnaar wordt verwezen. En de vergelijking ligt in dat ‘verhogen’. Evenals bij het gebeuren in de woestijn is hier de achtergrond een Goddelijke beschikking. Een reactie op boze werken - namelijk moedwillige ongehoorzaamheid jegens God! Christus is aan het kruis verhoogd. Letterlijk is dat een ‘verhoging’ want aan het kruishout van Golgotha hangt Christus zichtbaar tot in de wijde omtrek. In feite is dat een ‘vernedering’, want de kruisdood is een schandelijke dood. Tóch is dat voor Christus tegelijkertijd ‘verhoging’, want zo wordt Hij ‘verheerlijkt’ als de gehoorzame Knecht des Vaders. Zo gaat het voor hem door lijden tot heerlijkheid, via het kruis naar de kroon.


Waarom als de slang verhoogd? Wel, Christus komt om van de zonde te verlossen. Maar dan wordt Hij Zelf aan het kruis tot zonde gemaakt. Hij komt om de vloek weg te nemen. Maar als een gevloekte hangt Hij aan het hout. Hij komt om de slang satan de kop te vermorzelen. De grote Vernieler van de slang wordt tentoongesteld alsof Hij Zélf de slang was! Maar Hij bleef als Lam Gods in Zichzelf rein en volkomen, hoewel Hij tot zonde is gemaakt. Zo kan deze vlekkeloze Christus volkomen reinigen die door Hem tot God gaan. Als de slang verhoogd. Terecht spreken uitleggers van ‘drieërlei verhoging’. Verhoging aan het kruis. Verhoging aan Gods rechterhand in heerlijkheid, maar dan niet meer als een Gevloekte. En verhoging in de prediking. Preken is niet anders dan Christus omhoog heffen in de woestijn van de verlorenheid als het enige medicijn.


Om behouden te worden is zowel voor Jood en christen nodig gelovig op te zien naar het kruis van Golgotha. In het gesprek met Israël dient duidelijk gemaakt te worden dat Jezus met respect naar Mozes verwees. Mozes heeft immers Gods bevel uitgevoerd. Gezegd mag en moet worden, dat Jezus eerbied heeft voor de woorden Gods. Menigmaal citeert Hij het Oude Testament met instemming. Wat ook geldt, is dat Hij laat zien dat Mozes van Hem heeft getuigd. Het vermelden van Mozes met wie de Schriftgeleerden en Farizeeën zo hoog wegliepen, was bij uitstek geschikt om de aandacht van Nicodemus te boeien! Zelfs Mozes - zo wilde Jezus zeggen - heeft door het verheffen van de slang aan de staak van Mijn kruisiging een typische voorstelling gegeven! Hij getuigde door de Geest van Christus. Dit schrijft Petrus in zijn eerste brief (1 Petr. 1:11): ‘Onderzoekende, op welken of hoedanigen tijd de Geest van Christus, Die in hen was, beduidde en te voren getuigde, het lijden dat op Christus komen zou, en de heerlijkheid daarna volgende.’

ds. Gert Jan Capellen
Vrede over Israël jrg. 43 nr. 2 (apr. 1999)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel Undefined variable $vorige_volgende in: /home/u144425978/domains/kerkenisrael.nl/public_html/_script/_info.php op regel 31 e_vars: vars