De Kruisiging


Pèsach, het Joodse Paasfeest, staat voor de deur. Pèsach betekent: voorbijgang, vergevende en sparende voorbijgang. Vlak voor de uit tocht uit Egypte werd een lam geslacht en het bloed werd gestreken aan de deurposten; dáár gaat de engel des doods voorbij!


Dit jaar valt de 14e Nissan op zaterdag - op onze kalender de 7e april van het jaar onzes Heren 2001. De avond van deze dag zal het seder-avond zijn.
Het is de dag der voorbereiding:

  • De bittere kruiden worden dan klaargemaakt, want bitter was het leven in het diensthuis Egypte.
  • De broden worden ongezuurd gebakken, want het is het ‘brood der ellende’, in grote haast klaargemaakt en gegeten.
  • Alle zuurdeeg wordt uit het huis verwijderd. Er wordt een nieuw begin gemaakt. De oude zuurdesem van boosheid, kwaadheid en huichelachtigheid moet weggedaan worden. Het volk reinigt zich, maakt zich kasjèr.


Op de voorbereidingsdag wordt Jezus veroordeeld, weggevoerd buiten de stad en gekruisigd. In dat jaar viel de 14e Nissan op een vrijdag: die avond zou de sjabbat beginnen.

Daar hangt Hij, nog geen 500 meter van het tempelplein verwijderd. Omdat het op die dag de 14e Nissan is en bovendien vrijdag - dus de voorbereiding voor de sjabbat èn de voorbereiding voor het Paasfeest - begint de avondliturgie in de tempel al vroeg, al om half twee ’s middags. Vóór zes uur ’s avonds moet er nog een uitgebreid ritueel programma worden afgewikkeld.


Eerst wordt in de tempel het lam voor het dagelijks offer gebracht. Dan verzamelen zich de 420 oudsten uit de priester-orden, die alleen op de drie hoge feesten allen tegelijk in de tempel in de Heilige Stad zijn en begint het zeer heilige verzoeningsritueel van de voorbereiding van Pasen. Talloze paaslammeren worden geslacht en de priesters sprenkelen rond het altaar het Paasbloed dat ‘doet voorbijgaan’. Ondertussen kondigen de tempelbazuinen, de sjofarim, met hun langgerekte, klagelijke geluid de uren van het gebed aan en roepen de stad op tot het avondgebed.


Het Paasslachten gaat verder, de Levieten spelen op de harp en zingen het loflied, het hallèl: ‘Ik zal niet sterven, maar leven en ik zal de daden des HEREN vertellen’ (Psalm 118:17) en: ‘De steen, die de bouwlieden verworpen hebben is tot een hoeksteen geworden’ (Psalm 118:22). Bazuinstoten en hoornsignalen verkondigen tot in de wijde omgeving hoorbaar het grote gebeuren: het offer is gebracht waardoor God zijn volk verzoening en vrede wil geven.


Bij het kruis wordt het na één uur stiller. Alleen de noodzakelijke getuigen staan nog tussen de kruisen, verder wat nieuwsgierigen, een paar vrouwen. De soldaten van de wacht dobbelen.

Tegen drie uur begint Jezus met het bidden van de sjabbat- en de nachtgebeden en de gebeden der stervenden. Psalm 22: Eli, Eli, lama azavtani, ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’ (vs. 1).

Jezus bidt verder. Gedeelten worden opgetekend in de evangeliën. De toeschouwers misbruiken zelfs spottend de aangrijpende psalm: ‘Redt Uzelf, indien Gij Gods zoon zijt, en kom af van het kruis’ (vgl. vs. 9 e.v.).

We horen in de Psalm ook: ‘Mijn tong kleeft aan mijn verhemelte’ (vs. 6); ‘Zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn gewaad’ (vs. 19). Maar ook: ‘Alle einden der aarde zullen het gedenken en zich tot de HERE bekeren; alle geslachten der volken zullen zich neerbuigen voor Uw aangezicht.’ (vs. 28)


Dan volgt de sjabbat-qiddoesj, de heiliging van de sabbat, en kan de rustdag beginnen.

Jezus ziet terug op Zijn levenswerk, en Hij roept uit: ‘Het is volbracht’ - wellicht in het Hebreeuws: nisjalem. De vrede, de sjaloom is hersteld. Niet op de Zionsberg geschiedt in deze Paasstonden het beslissende verzoeningswerk, maar op Golgotha.


Om drie uur klinkt opnieuw de toon van de tempelbazuinen door de stad. Het uur van het avondgebed. De Gekruisigde op Golgotha hoort het en spreekt het gebed, dat heel Israël bidt op dit uur: ‘In Uw hand zijn de zielen van de levenden en de doden. In Uw handen geef ik mijn geest. Gij hebt mij verlost, o Heer, Gij God, die trouwe houdt ...... In de naam van de HERE, de God Israëls: aan mijn rechterhand Michaël (die naam betekent: ‘wie is gelijk aan God?’), aan mijn linkerhand Gabriël (‘sterke held is God’), voor mij Uriël (‘mijn licht is God’), en achter mij Raphaël (‘God geneest’), en boven mijn hoofd de tegenwoordigheid Gods’.


‘Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest.’ En Jezus boog het hoofd en gaf de geest.

Toen tegen zes uur ’s avonds de sjabbat begon lag Jezus al in het graf. ‘En Hij rustte op de zevende dag.’


De Pèsach-maaltijd begint overal. Ook voor de leden van het grote Sanhedrin, die de ‘pseudo-profeet’ aan de kant gezet hebben; zij willen het Pascha vieren ad maiorem Dei gloriam, ‘tot meerdere eer van God’.


Petrus zal later zeggen: ‘En nu, broeders, ik weet, dat gij uit onkunde hebt gehandeld, gelijk ook uw oversten: maar zo heeft God in vervulling doen gaan wat Hij bij monde van alle profeten tevoren geboodschapt had, dat Zijn Christus moest lijden.’ (Hand. 3:17,18)


Uit Psalm 22


Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij
en blijft zo ver, terwijl ik tot U schrei,
en redt mij niet, maar gaat aan mij voorbij?
Hoe blijft Gij zwijgen?


Zij raden mij, terwijl zij mij verraden:
‘Zoek het bij God, geef Hem uw leed te dragen,
Hij zal U redden naar zijn welbehagen’,
Zo klinkt hun spot.


Hebt Gij, o God, mij uit het stof der aarde
eenmaal verhoogd, dat ik in ’t stof zou sterven?
Mijn tong en keel zijn als gebroken scherven,
Mijn kracht verdroogt.


Zij kennen voor een stervende geen schaamte,
lachen hem uit die zich niet kan verweren,
en delen reeds, al dobbelend, zijn kleren,
hun tot een buit.


Ook het geslacht, dat nog niet is geboren,
zal eenmaal van de Heer getuigen horen,
dat Hij ’t volbracht!

drs.ir. Cor van der Spek
Vrede over Israël jrg. 45 nr. 2 (apr. 2001)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel