Soekot en de kerk*
Bont gezelschap
Je kijkt je ogen uit als je de lange stoet passerende mensen ziet. Joodse organisaties als het ziekenfonds, de brandweer en christelijke groepen uit allerlei landen vullen de hoofdstraten van Jeruzalem in een optocht die eenheid en solidariteit wil uitstralen. Vooral van de christenen vraag ik me hoofdschuddend af wat ze toch komen doen in Jeruzalem: groepen vrouwen in feestkleding die zich al huppelend met tamboerijnen voortbewegen; een man die eenzaam en alleen zijn land (Senegal) vertegenwoordigt; Nederlanders in de kleur Oranje, die blijven protesteren tegen de terugtrekking van Israël uit de Gazastrook. Maar er zijn ook groepen die minder opvallend en haast bescheiden meelopen. Deze christenzionisten lijken te willen zeggen tegen Israël en tegen de kerk: wij maken onze solidariteit met het Joodse volk en met de staat Israël (wel) concreet zichtbaar. Zit het Israëlische publiek daarop te wachten, vraag ik me af, en moet toegeven dat de overmaat aan liefdesverklaringen erin lijkt te gaan als pap.
De volken meegerekend
Het Loofhuttenfeest heeft in meerdere opzichten een universele betekenis. Terwijl in Leviticus 23 spreekt over het volk Israël dat Soekot moet vieren, noemt Deuteronomium 16 nadrukkelijk verschillende groepen en voegt dan ook de vreemdelingen toe: ‘Gij zult u verheugen op uw feest, gij met uw zoon en uw dochter, uw dienstknecht en uw dienstmaagd, met de Leviet, de vreemdeling, de wees en de weduwe, die binnen uw poorten wonen.’ Niet alleen voor de Israeliëten is het feest dus bedoeld.
En als we in Numeri 29 opnieuw voorschriften voor het feest vinden, betreffende de offers die gebracht moeten worden, dan worden de volken meegerekend. Althans, volgens de rabbijnen, die ons voorrekenen dat het totale aantal offers 70 bedroeg, en daarmee verwees naar de 70 volken van de aarde. Als in de tempel dagelijks wordt gesmeekt om bescherming, dan wordt voor elk volk apart een offer gebracht.
De christenzionisten kiezen het Loofhuttenfeest niet zomaar als moment uit, maar grijpen terug op de bekende tekst uit Zacharia 14:16, waarin gesproken wordt over de volken, die ‘van jaar tot jaar heentrekken om zich neer te buigen voor de Koning, de Here der heerscharen, en het Loofhuttenfeest te vieren’. De profetie wordt op de eerste dag van het feest in de synagoge gelezen en maakt duidelijk dat Soekot ook het feest van de (uiteindelijke) verlossing is. De mensheid is onderweg naar de toekomst waarin Israël en de volken samen onder de soeka van God zullen schuilen.
Soekot en de kerk
De profetie van Zacharia waarmaken door in Jeruzalem te marcheren is een reactie op een belangrijke vraag, namelijk waarom toch de kerk wel de andere grote feesten van Israël (Pesach en het Wekenfeest) heeft vastgehouden, maar het Loofhuttenfeest (met de andere najaarsfeesten, Nieuwjaar en Verzoendag) heeft laten vallen. Tijdens een lezing stelde Geert Cohen Stuart dat de kerk deze feesten nooit bewust heeft afgeschaft omdat ze ze nooit heeft gevierd. De betekenis van de feesten was komen te vervallen met het offer van Christus.
Wat, opmerkelijk genoeg, in dezelfde periode gevierd zou gaan worden, was de wijding van de Opstandingkerk.1 En zo komen we terecht bij het intrigerende verband tussen de inwijding van de tempel en Soekot, waarover Maartje Schenau schrijft. De vroege kerk lijkt het verband te hebben begrepen en de Opstandingskerk te hebben gezien als de vervanging van de tempel.
Is er een andere weg te bewandelen, die zowel het vooruitgrijpen op de toekomst van de christenzionisten als de vervanging van het joodse door het christelijke van de vroege kerk weet te vermijden? Een weg die het voor christenen mogelijk maakt het feest te vieren?
De al eerder genoemde Göran Larsson wees ons erop dat Soekot niet alleen maar om vreugde draait. Niet voor niets wordt tijdens het feest ook het boek Prediker gelezen dat op de onzekerheid en de ijdelheid der dingen wijst. Op het feest kan weliswaar uitbundig gevierd worden ‘God is onder ons!’, maar dat gebeurt dan in een wereld die nog steeds strijd en lijden kent. Het feest roept dan ook om de toekomst waarin Gods aanwezigheid volledig zal zijn. Zoals Franz Rosenzweig zegt: ‘de verlossing is in dit feest van de verlossing niet present; er wordt alleen op gehoopt, ze wordt in het zwerven verwacht.’2 Voor de evangelist Johannes is die hoop verbonden met de komst van Jezus Christus. God heeft zich in Hem uitgesproken, de beperktheid is opgeheven. Onze hoop op de komende redding is erdoor verzekerd.
Kunnen we als christenen Soekot meevieren, was de vraag. Niet door een soeka naast de kerk te bouwen of met palmtakken te zwaaien, is mijn antwoord. Wel door in te gaan op de uitnodiging van het Joodse volk om in de soeka van de synagoge te komen kijken en er te spreken over de kwetsbaarheid van het leven, ons te verheugen in de afhankelijkheid van de Bewaarder van Israël en de hoop op verlossing. Maar dan kunnen we ook de soeka verlaten omdat we weten dat deze redding gegeven is én nabij is in Jezus Messias.
Noten
1De Anastasis, opgegaan in de huidige Heilige Grafkerk
2Frans Rosenzweig, De Ster van de Verlossing (Delft/Meppel 2000), p.373
*
Onderdeel van een serie impressies n.a.v. een studiereis, 6 - 16 okt. 2006:
• Achtergrond en symboliek van Soekot
• Soekot: een samengesteld feest
• Een woestijn van vreugde
• Soekot en de kerk
drs. Kees Jan Rodenburg
Vrede over Israël jrg. 51 nr. 1 (jan. 2007)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel