Nogmaals Psalm 22
In het nummer van Vrede over Israël 50/2 (maart 2006) stond Psalm 22 centraal.
Mevrouw N. Mayer-Hirsch, die tot de orthodox Joodse kring behoort, schreef daarin het artikel ‘Gedachten rondom Psalm 22’. Van christelijke zijde leverde Jurrian Fahner, die aan de Theologische Universiteit van Apeldoorn bij prof. Peels een afstudeerscriptie over Psalm 22 schreef, een bijdrage getiteld ‘Psalm 22 en de koning van de Joden’.
Op deze artikelen zijn meerdere reacties gekomen waaruit blijkt dat dit nummer door velen met aandacht is gelezen. Een vraag met betrekking tot het artikel van mevrouw N. Mayer-Hirsch sprong eruit. Mevrouw Mayer-Hirsch maakte in haar artikel enkele opmerkingen over het ‘christelijk lezen van het slot van Psalm 22’. Naar haar mening zouden in vertalingen van de Hebreeuwse tekst van christelijke zijde te direct toespelingen op het lijden van Christus te zien zijn. Anders gezegd: aan de tekst zouden dingen opgelegd zijn die de oorspronkelijke betekenis te boven gaan.
We hebben Jurrian Fahner gevraagd op deze vraag nader in te gaan.
Hij schrijft:
Eerst wil ik iets zeggen over het slot van vers 17 en daarna over het slot van vers 32, de beide verzen waarbij mevr. Mayer-Hirsch grote verschillen ziet tussen een Joodse en een christelijke lezing van de tekst. De Hebreeuwse woorden duid ik cursief aan met een transcriptie.
Psalm 22:17
In vers 17 gaat het inderdaad om het Hebreeuwse woord ka’arie. Zo staat het in het meest gebruikte Hebreeuwse handschrift, bekend onder de naam Codex Leningradensis. Het woord ka’arie bestaat echter niet in het Hebreeuws. Daarom wordt veelal verondersteld, zoals ook mevr. Mayer-Hirsch doet, dat er moet staan ke’arie. Belangrijk is om op te merken dat dit al een aanpassing is ten opzichte van het Hebreeuwse handschrift! Weliswaar niet in de medeklinkertekst (het Hebreeuws werd oorspronkelijk geschreven met alleen maar medeklinkers), maar in de door de (Joodse) Masoreten toegevoegde klinkertekens.
De vorm ke’arie betekent inderdaad ‘zoals een leeuw’. Maar deze vertaling past moeilijk in het verband van het vers!
Allereerst is op basis van het eerste deel van vers 17 een meervoud te verwachten: ‘want honden hebben Mij omsingeld; een vergadering van boosdoeners heeft Mij omgeven’. Weliswaar is ‘een vergadering van boosdoeners’ taalkundig een enkelvoud, toch is de toevoeging in het enkelvoud ‘als een leeuw - mijn handen en voeten’ ietwat merkwaardig.
De tweede reden is dat in deze toevoeging een werkwoord ontbreekt; ook mevr. Mayer-Hirsch moet een werkwoord (‘verbrijzelende’ of ‘zijn zij aan’) toevoegen om een begrijpelijke tekst te krijgen.
Bovendien is het zo dat meerdere Hebreeuwse handschriften hier een ander woord hebben, sommige hebben ka’aroe, andere karoe. Het verschil zit in de slotletter: het komt in de verschillende handschriften vaker voor dat de Hebreeuwse letter jod door de overschrijver is verward met de letter waw. De vorm karoe/ka’aroe is wél een bestaand Hebreeuws woord - dat weliswaar niet zo vaak voorkomt - en het betekent ‘zij doorgraven’ (of ‘zij delven op’). Ook de Griekse vertaling (Septuaginta) heeft een werkwoord dat ‘doorgraven’ betekent. Recent is bovendien een fragment gevonden in de woestijn van Judea, dat eveneens deze lezing heeft (5/6 ChevPs, datering ca. 1e helft 2e eeuw na Christus).
Dit levert misschien nog steeds een wat problematische vertaling op, maar waar het nu om gaat is, dat je niet kunt zeggen zoals mevr. Mayer-Hirsch blijkbaar doet: dé Hebreeuwse tekst zegt ‘als een leeuw’, maar de christenen maken ervan ‘zij doorboren’ om er maar een toespeling op het lijden van Christus in te kunnen zien. Beide vertalingen zijn elk gebaseerd op een andere Hebreeuwse handschrifttraditie.
In de lijdensverhalen in de evangeliën zelf wordt overigens niet gezinspeeld op dit vers van de Psalm. De koppeling met het lijdensverhaal wordt pas gemaakt door de christelijke apologeet Justinus (ca. 110-165 na Chr.). Daarna pas wordt de tekst een twistappel tussen Joodse en christelijke uitleggers.
Psalm 22:32
Nu naar vers 32. Mevr. Mayer-Hirsch volgt kritiekloos ‘een schrijver op internet’ die beweert dat van de christelijke vertalingen alléén de Nieuwe Wereld Vertaling van de Jehova’s Getuigen een correcte vertaling van dit vers geeft. Dit is feitelijk onjuist. Mevr. Mayer-Hirsch bepleit de vertaling ‘(de gerechtigheid) die hij verricht heeft’. De Statenvertaling, de Lutherse vertaling, en de NBG 1951, om maar een paar bekende (protestants-) christelijke vertalingen in het Nederlandse taalgebied te noemen, vertalen allen ‘omdat hij het gedaan heeft’ of soortgelijk. Dit is correct volgens het Hebreeuws.
Mevr. Mayer-Hirsch bestrijdt de vertaling ‘dat hij het volbracht heeft’, omdat die in het Nederlands zinspeelt op het kruiswoord van Jezus uit Joh. 19:30. Deze vertaling is gekozen door met name Rooms-katholieke vertalingen als de Canisiusvertaling, de Willibrordvertaling 1977 (dit is de vertaling van Gerhardt en Van der Zeyde waar mevr. Mayer-Hirsch naar verwijst) en de Willibrordvertaling 1995. Het is interessant dat de Rooms-Katholieke traditie de psalm blijkbaar gemakkelijker ‘annexeert’ dan de protestantse vertalingen doen. Overigens wordt ook in de Psalmberijming van het Liedboek voor de Kerken deze toespeling toegepast. Deze is van de hand van de protestantse dichter Muus Jacobse.
Is deze vertaling dan ongeoorloofd? ‘Volbrengen’ heeft de nuance van ‘beëindigen’, die in het Hebreeuwse woord in Ps. 22:32 niet zit. De lijdensgeschiedenissen in de evangelieën zinspelen vaak op Psalm 22. Dit doen ze als het ware in een terugblik, vanuit wat er met Jezus gebeurd is. Wie vers 32 van de psalm vertaalt met ‘dat Hij het volbracht heeft’ laat de Psalm méér vooruitwijzen naar Jezus’ lijden en sterven dan de Psalm op zichzelf doet. Je voegt bewust een zinspeling op Jezus’ kruiswoord toe. Zelf zou ik daar niet zo snel voor kiezen.
Nu kent ook de Joodse uitlegtraditie (Targum, Talmoed, Midrasj) zelf volgens mij wel voorbeelden van uitleg of vertaling van bepaalde bijbelpassages in het licht van latere gebeurtenissen, die zo’n passage méér laten zeggen dan die in zijn oorspronkelijke context deed. Dus in feite dezelfde techniek van uitleg als de door mevr. Mayer-Hirsch bekritiseerde vertalers van Psalm 22 gebruiken. De vraag of het in zulke gevallen inderdaad om dezelfde techniek van vertalen en uitleggen gaat, lijkt mij interessante stof voor een discussie tussen Joodse en christelijke uitleggers.
Jurrian Fahner
Vrede over Israël jrg. 51 nr. 3 (mei 2007)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel