Nieuw Hebreeuws


Het Hebreeuws dat nu in Israël gesproken wordt is oud én nieuw. Het is de taal van de oude Geschriften in een nieuw jasje. De taal die de vaderen en profeten spraken kreeg nieuw leven ingeblazen. Eeuwenlang was de taal in coma. Een halve eeuw voor de stichting van de Staat Israël bracht Eliëzer Ben Yehuda daar verandering in. De ‘wederopstanding’ van de dode taal is typerend voor Israël zelf – oud én nieuw.

Eliëzer Ben Yehuda (1858-1922)

In 1881 immigreerde Eliëzer naar Palestina, toen nog een provincie van het Ottomaanse (Turkse) rijk. Hij kwam als een van de eersten met de eerste grote golf van immigranten die – toen vooral vanuit het Russische rijk – naar Israël kwamen. Zij waren ervan overtuigd dat alleen een eigen Joodse staat hen veiligheid zou kunnen bieden. Eliëzer: ‘Er zijn twee dingen zonder welke de Joden niet een volk kunnen zijn: het land en de taal.’

Zeer gedreven werkte hij eraan dat het Hebreeuws weer spreektaal zou worden. Dat deed hij thuis: hij en zijn vrouw Debora besloten hun kind op te voeden met alléén Hebreeuws, en dat deed Eliëzer rigoureus. Hij deed ook wat hij kon om onderwijzers en rabbijnen zover te krijgen dat ze voor hun lessen het Hebreeuws gingen gebruiken. Hij begon in 1884 met het uitgeven van een goedkope krant in het Hebreeuws: Hatzwi. Hij werkte aan een woordenboek, dat uiteindelijk uit 17 delen zou bestaan. Hij nam het voortouw bij de oprichting van de Va’ad halasjon, de taalcommissie – wat later de Academie van de Hebreeuwse Taal werd, die tot nu toe bestaat.

Nieuw


Van de Academie voor de Hebreeuwse taal: een goed woord voor ‘trainingspak’ is ‘immoeniet’

Er moesten natuurlijk heel veel nieuwe woorden komen, als: auto, taxi, bioscoop, trainingspak, camera, enz. Voor veel dingen zijn woorden uit bouwstenen uit het klassiek Hebreeuws gemaakt. Maar er zijn ook veel woorden van elders ingeslopen. Soms staan verschillende woorden naast elkaar, bv. voor auto: mechoniet en oto.

Ook op een ander niveau zijn er nieuwe dingen. Voor werkwoorden is er nu verleden-, tegenwoordige- en toekomende tijd; in het Bijbels Hebreeuws en andere Semitische talen ligt dat wat anders. Ook zijn er nu allerlei voegwoorden bijgekomen en lijkt modern Hebreeuws qua zinsbouw meer op Indo-Europese talen dan op het klassieke Hebreeuws.

Gil’ad Zuckerman bracht beroering door te beweren dat het modern Hebreeuws beter ‘Israëlisch’ genoemd kan worden, omdat het een heel ander karakter heeft gekregen. “Het ‘Israëlisch’ is voortgekomen uit de kruising tussen meerdere vaders en moeders.”

Hij heeft een punt: er is (natuurlijk!) heel veel nieuw. En pas op: meer dan je zou denken! Daar moet je je wel van bewust zijn. Maar dat wist niet uit dat er wel op het oude fundament gebouwd is. Ook daarvan kun je tal van voorbeelden aanhalen. Het is echt beide: oud én nieuw!


In coma

Het Hebreeuws was een ‘dode taal’: niet meer spreektaal in dagelijks leven. Al in Bijbelse tijden werd Hebreeuws verdrongen door Aramees. Maar het bleef wel in gebruik in de synagoge en het leerhuis. Gebed en Tora-studie waren meest Hebreeuws. Ook de ‘gewone man’ deed daarin mee. Joden spraken de taal van de landen waar ze woonden, maar intern gebruikten ze vaak Hebreeuwse letters en veel Hebreeuwse leenwoorden. Zo ontstonden Jiddisch en Ladino. Zo zijn er ook nog veel Hebreeuwse woorden via Joodse burgers in andere talen terecht gekomen.

Er werd bij tijden nog wel literatuur in het Hebreeuws geschreven. En het bleef ook in gebruik in internationaal contact tussen Joden onderling. Iemand zei daarom: ‘Vóór Ben Yehuda konden Joden Hebreeuws spreken, maar ná hem deden ze dat.’

ds. Aart Brons
Verbonden jrg. 59 nr. 2 (apr. 2015)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden