artikel Joodse bronnen voor de liturgie (1): schriftlezingen

Joodse bronnen voor de liturgie (1):

Schriftlezingen


Dat er tijdens een kerkdienst uit de bijbel gelezen wordt, is vanzelf­sprekend. Daarom is het goed om na te gaan, waar dat gebruik vandaan komt, en hoe het zich heeft ontwikkeld. Want zo is het niet altijd geweest. Werd er voor het ontstaan van de kerk ook al iets dergelijks gedaan, en zo ja, waar dan en op welke manier?


Het is dus goed om ons te realiseren, dat onze bijbel het resultaat is van een ontwik­keling. Adam heeft geen bijbel gehad, en Abraham evenmin. Over het begin is er veel onzeker. We weten niet zeker hoe het in de tempel toeging. Er waren zeker samen­komsten en soms werd er daarin gelezen, maar meestal niet. Was dat dan bij bepaalde gelegenheden, of alleen op feestdagen?

Thora-lezing

Het ontstaan van de synagogen schiep ook een goede gelegenheid om uit de Thora te gaan lezen. Aanvankelijk gebeurde dat op feestdagen, pas later op elke sabbat. In het midden van de 3e eeuw v.Chr. gold de bepaling dat de Thora in z’n geheel van sabbat tot sabbat moest worden doorgelezen. Het is ook de periode waarin de canon-vorming van de boeken van de Thora heeft plaatsgevonden.

In de tekst zijn er gedeelten (parasjot) aangegeven om de wekelijkse lezing af te grenzen. Zo ontstond er een rooster voor 3 jaar, de Palestijnse indeling, die gebruikt werd rond het begin van onze jaartelling. Nog weer later ontstond een systeem voor één jaar, het Babylonische systeem, dat op den duur het Palestijnse systeem verdrongen heeft. Een continu-lezing (lectio continuum) oftewel doorgaande lezing, bleek het meest belangrijk te zijn, al kwam er naast de lezing uit de Thora een tweede lezing.

Haftara, of lezing uit de Profeten

Aangezien de canonisatie van de Profeten pas later heeft plaatsgevonden, bleek het niet goed mogelijk om ook hier een systeem van doorgaande lezing te gebruiken. Dus werden heel verschillende pericopen (schriftgedeelten) uitgezocht die passend werden geacht bij de tevoren gehouden Thora-lezing. Daarbij wordt de Haftara als een actualisering van de Thora gezien, als een verduidelijkend commentaar.

Eerste christenen

De eerste christenen kenden , vooral als ze Joden waren, zowel de Thora alsook de profeten. Voor zover ze naar de synagoge bleven gaan - Jezus en ook de apostelen - was dat hun bijbel waaruit werd gelezen. Daarbij kwamen vervolgens de apostolische brieven en later nog de Evangeliën. Het is ook waarschijnlijk dat er drie of vier lezingen in de eigen diensten van de christenen zijn gehouden.

Pas in later eeuwen is er een leesrooster ontstaan dat zich voornamelijk baseerde op de brieven en de Evangeliën. Dat wil dus zeggen dat Thora en profeten vrijwel verdwenen. Het weggroeien van de christenen uit de joodse wortels heeft uiteindelijk bijgedragen aan een vervreemding die ook nu nog te bespeuren valt.

In de leer bij de rabbijnen

In de christelijke kerk zijn er ook andere sporen te vinden die gebruik maken van de lectio continua, de doorgaande lezing van bijbelboeken. Bekend is het voorbeeld van Calvijn, maar ook verschillende kerkvaders deden het al. Ook in de 20e eeuw is dat weer opgepakt door onder andere dr. P. A. Elderenbosch, Tom Naastepad, door de werkgroep ‘Bijbellezen in het spoor van Israël’ en het project ‘Aan de hand van Mozes’. Ook in een aantal gemeenten van Messiasbelijdende Joden worden de synagogale roosters gevolgd.

Het is nog steeds van belang, om de Schriften te lezen samen met het Joodse volk, en om te ontdekken, hoezeer de Tenach zijn sporen heeft getrokken ook in de boeken van het Nieuwe Verbond.


Serie ‘Joodse bronnen van de liturgie’:

ds. Hans Ruiter
Verbonden jrg. 60 nr. 1 (feb. 2016)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden