Joodse bronnen voor de liturgie (2):

Preek


Voor veel mensen is de preek het belangrijkste onderdeel van een kerkdienst. In sommige delen van ons land wordt een kerkdienst dan ook omschreven met het woord ‘de preek’. Wat is een preek, en waar komt die gedachte vandaan? In aansluiting aan de vorige bijdrage over de schriftlezing valt te zeggen, dat de preek ondergeschikt is aan de Heilige Schrift. In de preek wordt het waagstuk ondernomen om een brug te slaan tussen de tekst van toen en de gemeente van nu. Is dat altijd ook zo geweest?

Bijbel

Er zijn teksten in de bijbel die erop wijzen dat de schriftlezingen niet alleen hardop voorgelezen en geproclameerd werden. Op zichzelf zal dat zeker in de tijd van hun ontstaan voldoende geweest zijn. Maar ook toen al bestond er behoefte aan enigerlei vorm van commentaar, verduidelijking, onderwijzing en uitleg. Zie Nehemia 8:9: Zij lazen namelijk uit het boek, uit de wet Gods, duidelijk voor en gaven uitlegging, zodat men het voorgelezene begreep. Veel informatie wordt ons verschaft door wat er beschreven staat over Jezus’ bezoek aan de synagoge in Nazareth (Lukas 4:16-21). Zijn preek is in een zin samengevat: Heden is dit schriftwoord voor uw oren vervuld. Tevoren had Hij uit Jesaja 61 gelezen.

Praktijk

Of er in de tempel van Jeruzalem veel gepreekt is, weten we niet. Wellicht op hoog­tijdagen en feesten. Dat gebeurde vooral door de profeten, maar zij verkondig­den rechtstreeks het woord van God, en gingen er zelf meestal geen uitleg aan geven. Dat er in de synagogen gepreekt is, wordt wel duidelijk. Maar we weten ook niet zeker of dat in elke dienst gebeurde. De meest vermelde plaats was de dienst op de morgen van de sabbat.


De preek werd gehouden na de lezingen uit de Schriften. Het zou kunnen zijn dat aanvankelijk na de lezing uit de Thora een korte preek, als een verklarend woord werd gehouden en als een toeleiding naar de lezing uit de profeten. Er zijn ook aan­wijzingen dat de preek na de lezing uit de profeten werd gehouden. Het kon in elk van beide gevallen een stukje uitleg zijn, maar evengoed een verhandeling over een bepaald godsdienstig thema, waarbij de schriftlezing hooguit als een aanleiding werd gebruikt.


Er was een andere gelegenheid om dieper op de tekst in de gaan, en dat gebeurde in het leerhuis, waar niet alleen de schrifttekst werd besproken, maar ook de uitleg en toelichting, de midrasj. Een midrasj kan beschouwd worden als een prekenbundel. Veel uitspraken van Jezus, voorbeelden en gelijkenissen hebben de vorm van zo’n midrasj.

Wie er mocht preken

De preek werd op uitnodiging van de overste van de synagoge gehouden. Hij vroeg een van de aanwezige mannen. Dat kon ook iemand van buiten de gemeente zijn. Het was wel zaak dat de preker een zekere deskundigheid had. Ontbrak zo iemand, dan was er ook geen preek.


Vanuit Lukas wordt ons iets belangrijks meegedeeld: Jezus doet eerst staande de schriftlezing en gaat vervolgens zitten om in die houding de uitleggende preek te houden. Ook daarin volgt hij wat gebruikelijk is in de synagoge. Waarom deze houdingen? Is het staan een teken van respect voor het woord van de HERE, terwijl het zitten aanduidt dat er nu een menselijke verwerking van dat woord aan de orde is? Daarop heb ik tot dusver geen antwoord kunnen vinden. In elk geval kent de kerk veelal een omgekeerde orde: lezing vanaf een lezenaar en preek vanaf een hoger geplaatste kansel, die overigens wel preekstoel wordt genoemd. Dat er in de kerk gepreekt wordt, dat is wel degelijk ontleend aan de synagoge.


Serie ‘Joodse bronnen van de liturgie’:

ds. Hans Ruiter
Verbonden jrg. 60 nr. 3 (aug. 2016)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden