Joodse bronnen van de liturgie (4):
Gebeden
De joodse synagogedienst wordt wel eens gekarakteriseerd als: dienst van het gebed. Dat zal enerzijds samenhangen met een groot aantal omvangrijke gebeden. Anderzijds wordt dat begrijpelijk, doordat er iets is weggevallen in de loop der eeuwen. Er zijn tijden geweest dat het offer centraal heeft gestaan. Die tijden zijn er niet meer, want de plaats van het offer bestaat er in die zin niet meer: de tempel is verwoest, de plek waar de altaren stonden waar de priesters de offers moesten brengen.
De gebeden
We kunnen zeggen dat de offers plaats hebben gemaakt voor de gebeden. Een veelbetekenende tekst in dit verband is Psalm 141:2.
Laat mijn gebed als reukoffer voor uw aangezicht staan,
het opheffen van mijn handen als avondoffer. (NBG)
Nu is die ene zin al een onderdeel van een (psalm)gebed. Ook in de tempel zal er gebeden zijn. Zoals er ook thuis gebeden is. Juist in de synagogen is er nadrukkelijk gebeden, ook toen de tempel nog bestond en functioneerde. Met des temeer nadruk is er na de verwoesting(en) van de tempel gebeden.
Aanvankelijk zijn die gebeden niet schriftelijk vastgelegd. We kennen dus geen andere bronnen dan woorden die in de Bijbel als gebeden zijn opgeschreven. Op den duur ontstond er behoefte om het vast te gaan leggen, met misschien het risico van verstarring en formalisering. Dat risico is genomen. In de loop der eeuwen zijn er gebedenboeken ontstaan, waarin zeker een aantal gebeden is te vinden die ook tegenwoordig nog zo in het Hebreeuws worden uitgesproken. De vastlegging van gebeden in boeken, de Sidoer, stamt uit de 10e eeuw na Chr. De gebeden zelf zijn aanmerkelijk ouder, en dus moeten ze wel mondeling doorgegeven zijn.
Het Achttiengebed
Kern van de gebeden in de synagoge-diensten wordt gevormd door een reeks van gebeden, die uitgroeide tot achttien (sjemoneh esreh), al is er in later tijd nog een negentiende aan toegevoegd.
Er zit een duidelijke structuur in:
- Het begint met 3 inleidende zegeningen als lofprijzing aan God (1-3).
- Daarna volgen drie gebeden (4-6) die respectievelijk om inzicht, berouw en vergeving vragen.
- Er volgt een viertal gebeden (7-10) om materieel goed: vrijheid, gezondheid, welzijn, terugkeer van wie verstrooid zijn geraakt.
- Dan volgt een zestal gebeden (11-16) om sociaal goed: rechtvaardigheid, vergelding jegens vijanden, loon voor de rechtvaardigen, herbouw van een nieuw Jeruzalem, de Messias, gebedsverhoring.
- Tenslotte drie slotzegeningen (17-19): dank aan God en gebed om vrede.
Het gebed des Heren
Het is deze structuur die we ook terugvinden in het gebed dat Jezus ons geleerd heeft. Daarmee wordt niet gezegd dat Jezus de 18 (/19) gebeden zo in de synagoge heeft gekend. Er is immers een hele ontwikkeling geweest in de loop van eeuwen en het is niet duidelijk hoe die ontwikkeling precies is verlopen. In het gebed van Jezus is duidelijk de lofprijzing aanwezig in begin en einde.
Daartussen volgen er eerst drie gebeden die betrekking hebben op God de Vader, daarna komen in drie beden onze menselijk belangen (geestelijk en stoffelijk) ter sprake. Wanneer we teksten van deze beide gebeden zouden vergelijken, blijkt dat een aantal zinsneden verwant is, veelal als aanhaling van regels uit de psalmen of profeten. Dat wil dus zeggen dat de bron vooral in de boeken van het eerste Verbond is te vinden.
Belangrijk voor onze persoonlijke en kerkelijke gebeden is, dat de lofprijzing aan het begin en de dankzegging het raamwerk mogen zijn, waarbinnen onze vragen en smeekbeden een plek mogen krijgen. (Zie voor het Onze Vader een tweetal artikelen van drs. C.J. van de Boogert in Vrede over Israël, jaargang 56 nr 3 en nr 5, jrg. 57 nr 3).
Serie ‘Joodse bronnen van de liturgie’:
- schriftlezingen
- de preek
- de geloofsbelijdenis
- de gebeden
ds. Hans Ruiter
Verbonden jrg. 61 nr. 1 (jan. 2017)
www.kerkenisrael.nl/verbonden