Het land van de belofte in het vroege christendom


De christelijke interpretatie van de Bijbelse landbelofte is een complex onderwerp. Dat heeft allereerst te maken met het feit dat de oudtestamentische passages over de belofte van het ‘land’ niet in alle opzichten een eenduidig beeld opleveren. Enerzijds is onbetwistbaar dat de landbelofte als een rode draad door het hele Oude Testament heen loopt. Anderzijds is er geen eenstemmigheid over het antwoord op de vraag waar de grenzen van het ‘land’ zouden moeten lopen en onder welke voorwaarden de belofte in vervulling zou kunnen gaan. Daar komt bij dat Joden en christenen het Oude Testa­ment respectievelijk de Tenach vanuit verschillende hermeneutische (uitlegkundige) sleutels lezen.


Wat het thema niet alleen complex maar ook gevoelig maakt is dat het voor vrijwel alle Joden — zowel religieuze als seculiere — op een speciale manier verbonden is met Joodse identiteit. Voor christenen is dat veel minder of op een andere manier het geval. En uiteraard kan de hele vraag niet los worden gezien van het bestaan van de staat Israël en van het schijnbaar uitzichtloze conflict tussen Israëli’s en Palestijnen.

Dit alles kan Joden en christenen in de verleiding brengen om het thema maar te mijden. Maar wanneer je een serieuze dialoog met elkaar wilt aangaan, kan het mijden van gevoelige thema’s uiteindelijk niet de oplossing zijn. Je zult over zulke thema’s met elkaar in gesprek moeten gaan. Dat houdt in dat je elkaars opvattingen kent en weet wat de achtergronden daarvan zijn. Voor de christelijke interpretatie betekent dit dat je niet om het vroege christendom heen kunt. Daar ligt de basis van veel gangbare opvattingen die tot op dag van vandaag bepalend zijn voor wat veel christenen vinden.

Voorafbeelding hemels vaderland

Laten wij beginnen met het Nieuwe Testament. Daarin is maar heel weinig over het thema van het ‘land’ te vinden. Feitelijk is er maar één geschrift waarin het uitdrukkelijk aan de orde komt en dat is de Hebreeënbrief waar het wordt geïnterpreteerd als een voor­afbeelding van de sabbatrust in het hemelse vaderland en het ‘land’ dus geestelijk wordt verstaan (11:13-16).

In de rest van het Nieuwe Testament is het land geen issue. Het is duidelijk dat Jezus een bijzondere band had met het ‘land’ en de aarde van de regio, Galilea, waar Hij rond­trok. Dat blijkt met name uit de parabels (gelijkenissen), maar nergens beschouwt Hij dat land als het ‘Beloofde Land’.

Opmerkelijk is ook dat Paulus nooit over het land van de belofte spreekt. Nu zou je kunnen zeggen dat dat niet zo vreemd is omdat in de tijd waarin Jezus en Paulus leefden, de tempel in Jeruzalem nog niet was verwoest en een groot deel van de Joden in het ‘land’ woonden. Toch blijft het merkwaardig dat geen enkele aandacht aan het thema wordt besteed. Er wordt feitelijk noch iets positiefs noch iets negatiefs over gezegd en, met uitzondering van de Hebreeënbrief, wordt het ook niet vergeestelijkt.

Polemische interpretatie

De situatie verandert in de periode na het Nieuwe Testament. Verschillende factoren hebben daar aan bijgedragen. Ik noem in het bijzonder de verwoesting van de tempel in 70 na Christus en de opstand van Bar Kochba (132-135 A.D.), die werd neergeslagen door de Romeinen. Beide gebeurtenissen hadden met name vérgaande gevolgen voor de Joden: zij hadden geen toegang meer tot Jeruzalem.

Door christenen werden ze vervolgens polemisch geïnterpreteerd vanuit het perspectief van de christelijke vervangingstheologie die pretendeert dat de Kerk de plaats heeft ingenomen van het Joodse volk. In dat kader kon het feit dat de Joden geen toegang meer hadden tot Jeruzalem en in de diaspora leefden worden geïnterpreteerd als een straf voor hun ongeloof (zo bijv. Eusebius van Caesarea, Demonstratio evangelica, Proemium 27 en elders).

Twee benaderingen

De vraag is wat deze ontwikkelingen betekenden voor de vroegchristelijke interpretatie van de Bijbelse landbelofte. Globaal genomen kunnen wij twee benaderingen onder­scheiden:

  1. Enkele vroegchristelijke auteurs hielden vast aan de verwachting dat de landbelofte op een aardse manier in vervulling zou gaan Bekende representanten van deze opvatting zijn Justinus en Irenaeus. Hun visie houdt in dat wanneer Christus zal terugkeren, Hij Jeruzalem zal herbouwen en daar een aards rijk zal stichten voor de christenen die in Hem zullen geloven. Er is hier een zekere continuïteit met de oudtestamentische verwachtingen, maar het messiaanse Rijk is er niet meer voor de Joden, maar voor de christenen! Opvallend is ook dat het vooral om Jeruzalem gaat, niet zozeer om het hele land ‘Israël’.
  2. De tweede benadering die vrij snel de overhand zal krijgen, houdt in dat de stad Jeruzalem, maar ook het ‘land’ op een geestelijke manier worden geduid, zoals dat ook in de Hebreeënbrief gebeurt. Een belangrijke representant van deze spirituele interpretatie is Origenes.

Heilige plaatsen

Er is daarnaast nog een andere ontwikkeling die hier moet worden vermeld en die in eerste instantie niet direct betrekking heeft op het ‘land’, maar op bepaalde plaatsen in en rondom Jeruzalem (met name Bethlehem) waar Christus had geleefd, gepredikt, was gestorven, begraven, verrezen, opgestegen naar de hemel. Op deze herinneringsplaatsen werden vanaf de vierde eeuw kerken gebouwd. Daardoor werden het heilige plaatsen waar van heinde en verre pelgrims naar toe trokken. Er zijn talrijke verslagen van pelgrims bewaard gebleven waarin we uitvoerige informatie kunnen vinden over deze heilige plaatsen en over de liturgie die daar werd gevierd. Het meest bekend is het reisverhaal van Egeria (einde vierde eeuw).

‘Heilig Land’

Wat valt uit dit alles af te leiden? Het betekent dat voor de christenen of de meerderheid van de christenen het toenmalige Palestina een nieuwe betekenis kreeg als een land waaraan religieuze herinneringen waren verbonden en waar kerken en kloosters werden gebouwd. Dat betekende o.a. dat vanaf de vijfde eeuw christenen van het ‘Heilige Land’ begonnen te spreken. Met name Jeruzalem werd door christenen geclaimd als een ‘heilige stad’. En in de tijd van de kruistochten meende men de heilige plaatsen met militaire middelen tegen de moslims te moeten verdedigen.

Maar dit alles betekende niet dat het een land was waar christenen bij voorkeur zouden moeten wonen. Daar komt bij dat het met name om de omgeving van Jeruzalem en Judea ging. In de meer noordelijke gebieden, Galilea, Caesarea, waren en bleven er belangrijke joodse centra.

Belofte

Twee dingen vallen bij dit alles op. De visie op het land is voor een deel gekleurd door een anti-Joodse vervangingstheologie en bovendien sterk gericht op herinneringen uit het verleden. De vraag rijst wat de vroege christenen — maar ook de latere christenen — hebben gedaan met de belofte van het Land. Kan die voor hen alleen worden vervuld in het hemels vaderland, of toch ook, zoals de Joden verwachten, op zijn minst voor een deel op de aarde?

Literatuur

  • F. Ledegang, Als pelgrim naar het Heilige Land. De pelgrimage van Egeria in de vierde eeuw, Christelijke bronnen 4, Kampen 1991.
  • Ph. Cunningham, Ruth Langer, Jesper Svartvik, Enabling Dialogue about the Land. A Resource Book for Jews and Christians, New York 2020.
  • R. Wilken, The Land Called Holy. Palestine in Christian History & Theology, New Haven/London 1992.

Prof. dr. G.A.M. Rouwhorst is emeritus hoogleraar liturgiewetenschap en heeft zich veel bezig gehouden met de relatie tussen jodendom en christendom. Hij was tot voor kort voorzitter van de Katholieke Raad voor het Jodendom.

dr. Gerard Rouwhorst
Verbonden jrg. 66 nr. 4 (nov 2022)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden