Paulus en Israëls geschiedenis


Wie Romeinen 9-11 leest, zal onmiddellijk zien dat de hoofdstukken bol staan van de citaten uit en toespelingen op het Oude Testament. Deze verwijzen naar cruciale momenten in Israëls geschiedenis. In deze bijdrage haal ik een aantal voorbeelden naar voren en werk ik uit hoe Paulus’ verwerking van Israëls geschiedenis de interpretatie van zijn betoog ondersteunt.


Er is de afgelopen decennia veel onderzoek gedaan naar de vraag hoe de apostel Paulus in zijn brieven verwijzingen naar het Oude Testament verwerkt. Een van de inzichten die daarbij is opgedaan, is dat op de achtergrond van verwijzingen naar het Oude Testament de oudtesta­mentische context ervan meeklinkt en bijdraagt aan de interpretatie van de tekst.

Vanuit deze gedachte bespreek ik in deze bijdrage een aantal observaties vanuit Romeinen 9-11. Daarbij kan ik hier niet compleet zijn. Ik wil vooral inzoomen op twee crisismomenten uit Israëls geschiedenis, waaruit blijkt dat niet pas in de slotverzen van hoofdstuk 11 voor het eerst sprake is van Gods ontferming over Israël, maar dat dit door Romeinen 9-11 heen op de achtergrond al meespreekt vanuit Gods handelen in de geschiedenis.

Het gouden kalf

Al meteen in de openingsparagraaf van deze hoofdstukken vinden we een toespeling op een crisismoment in Israëls geschiedenis. In Paulus’ woorden Want ik zou zelf wel wensen vervloekt te zijn, weg van Christus, ten gunste van mijn broeders, mijn verwanten wat het vlees betreft (Rom. 9:3) spreekt hij over zijn volksgenoten op een manier die herinnert aan Mozes, die zich eerder in soortgelijke bewoordingen tot God richtte (Ex. 32:32).

De woorden verwijzen naar een dramatisch gebeuren. Als Mozes van de berg komt en ziet dat zijn volksgenoten dansen om het gouden kalf, gooit hij de nog maar net door God beschreven stenen tafelen met de verbondsbepalingen kapot. Het volk heeft immers het verbond verbroken. Het is tegen deze achtergrond dat Mozes opnieuw de berg op gaat en de woorden bidt waarnaar hierboven verwezen is.

De Romeinse gelovigen die Paulus’ woorden hoorden voorlezen, wisten hoe het verder ging. Na een indringende Godsopenbaring vernieuwt de Heere het verbond, wat gesymboliseerd wordt in het beschrijven van twee nieuwe stenen tafelen (Ex. 34). De verbondsbreuk is niet het einde; in zijn genade hernieuwt God het verbond en vervolgt Hij zijn weg met zijn volk.

Ballingschap

Een crisis die nog veel nadrukkelijker een rol speelt op de achtergrond van Romeinen 9-11, is de thematiek van oordeel, ballingschap en herstel. Veel van de teksten die Paulus citeert of waar hij naar verwijst, vooral in Romeinen 10-11, staan in dit teken.

Paulus’ betoog aan het begin van Romeinen 10 is vrij complex en uitleggers verschillen in hun visies op wat Paulus hier nu eigenlijk zegt over de verhouding wet en geloof. Deze vragen laat ik nu buiten beschouwing. Duidelijk is in elk geval dat Paulus een sombere diagnose stelt over zijn volksgenoten. Zij dienen God met ijver, maar zonder inzicht. Zij zien, aldus Paulus, niet de weg van gerechtigheid door geloof. Wat die gerechtigheid door het geloof inhoudt, wordt door Paulus duidelijk gemaakt met verwijzingen naar Deuteronomium 30:10-14. Paulus neemt telkens een zinsdeel uit Deuteronomium op en voorziet dit van een interpretatie, als een soort lopend commentaar.

In de context van Deuteronomium sluit hoofdstuk 30 aan op de hoofdstukken over zegen en vloek. Het volk wordt opgeroepen te leven volgens de Thora, zodat het zegen zal ervaren, maar tussen de regels door wordt al duidelijk dat het zo niet zal gaan en het volk door ongehoor­zaamheid aan de wet van de Heere in ballingschap zal worden gevoerd. Dat is het punt waarop Deuteronomium 30 de draad oppakt: God zal een omkeer brengen in uw gevangenschap en Zich over u ontfermen. Hij zal u weer bijeenbrengen uit al de volken waarheen de HEERE, uw God, u verspreid had. Bovendien zal de Heere het hart van het volk besnijden, zodat het Hem van harte liefheeft. Oordeel en ballingschap maken plaats voor herstel, ook geestelijk herstel.

Meer dan de diagnose

Ook in de tweede helft van hoofdstuk 10 (vss. 14-21) citeert Paulus veelvuldig uit het Oude Testament. Het betoog wordt hier gedomineerd door passages uit Jesaja 52-65, waaruit de apostel maar liefst viermaal citeert om de situatie van zijn volksgenoten in zijn eigen dagen te duiden.

Paulus sluit zich daarin aan bij de sombere diagnose die Jesaja over zijn tijdgenoten trekt: Israël herkent Gods handelen niet (Jes. 42:18-20; 43:8) en Jesaja en Paulus wijten dit aan ongehoorzaamheid en opstandigheid (Rom. 10:21; zie Jes. 65:2).

En toch: juist in Jesaja 40-66 ligt de nadruk op het einde van het oordeel, terugkeer uit ballingschap en geestelijk herstel door Gods ingrijpen. Daar komt Paulus uiteindelijk ook uit: aan het slot van Romeinen 11 citeert hij opnieuw uit Jesaja wanneer hij spreekt over de Verlosser die uit Sion zal komen en de ongerechtigheden van Jakob zal wegnemen (Rom. 11:26). Dit bevestigt dat Paulus Jesaja niet alleen maar las met het oog op de diagnose over zijn volksgenoten, maar ook met het oog op toekomstige verlossing.

De nadruk op terugkeer uit ballingschap en verlossing in alle aspecten van het leven komt in Jesaja zo sterk naar voren, dat het moeilijk is voor te stellen dat de eerste hoorders van de brief, thuis als zij waren in de Tenach, niet van meet af aan beloften van herstel in gedachten hebben gehad. Paulus’ conclusie komt voor hen dan ook niet als een verrassing. Al bij het stellen van de sombere diagnose in Romeinen 10 klonk op de achtergrond de belofte van herstel al mee.

Verklarende lens

Er valt over Romeinen 9-11 nog veel meer te zeggen. In deze drie hoofdstukken komt telkens naar voren dat God in Israëls geschiedenis handelt op manieren die mensen niet zouden bedenken. Dat deed Hij ten tijde van de aartsvaders, Mozes, Hosea, Elia en de andere momenten uit Israëls geschiedenis waarnaar Paulus in deze hoofdstukken verwijst.

In deze bijdrage heb ik ingezoomd op twee episodes die verwijzen naar crisismomenten in Israëls geschiedenis. Paulus gebruikt deze als lens die hem helpt te verklaren waarom zoveel van zijn volksgenoten Gods hande­len in Jezus niet herkennen. Maar Paulus, die leefde met de geschiedenis van Israël, die gepokt en gemazeld was in de verhalen uit de Tenach, laat door het gebruiken van juist deze lens al van meet af aan doorklinken dat de conclusie niet anders kan zijn dan dat God zich over zijn volk zal ontfermen.

Zoals God bij eerdere crises heeft laten zien dat zijn beloften onopgeefbaar en onberouwelijk zijn, zo zal Hij dat opnieuw doen: de Verlosser zal uit Sion komen en de goddeloosheden afwenden van Jakob.

Marco Rotman is docent en lector aan de Christelijke Hogeschool Ede

M. Rotman
Verbonden jrg. 69 nr. 2 (2025-04)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden
A R T I K E L
N U M M E R