Een Bijbels-historisch recht?
Stenen des aanstoots zijn het, voor welhaast heel de wereld: de Israëlische nederzettingen op Palestijns grondgebied. Joodse kolonisten zijn hier komen wonen na de Zesdaagse Oorlog van 1967, waarin Israël deze gebieden veroverde. Wie zijn deze kolonisten en vanuit welke visie wonen zij daar?
In een conflict is meestal alles omstreden. Toch is er één aspect van het Israëlisch-Palestijns conflict waarover bijna iedereen het wel eens is: dat de nederzettingen op de Westoever volgens internationaal recht illegaal zijn. Het overplaatsen van kolonisten naar de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem door Israël en het in stand houden van hun aanwezigheid, is in strijd met artikel 49 van de 4e Conventie van Genève
, oordeelde het Internationaal Gerechtshof in 2024, en kon daarbij op brede instemming rekenen, waaronder ook van Nederland.
Toch laten de cijfers een explosieve groei zien. In 1970 woonden er op de Westoever ongeveer 1000 kolonisten, in 1980 al ruim 10.000, in 1990 bijna 100.000, in 2000 bijna 200.000 en tegenwoordig meer dan een half miljoen, tegen ca. 3 miljoen Palestijnen. Sinds 7 oktober gaat het nog harder en zijn er weer tientallen nederzettingen en dorpjes bij gekomen.
Khomeini-achtig
Waarom blijven deze kolonisten de internationale afkeuring trotseren? Hoe zien zij zichzelf en wat geloven zij? Vanuit welke ideologie rechtvaardigen zij hun dagelijkse aanwezigheid op Palestijns grondgebied, terwijl ze weten dat die juridisch illegaal is, en hoe kijken zij naar de toekomst? Dat zijn wezenlijke vragen.
Die vragen spelen overigens ook binnen Israël zelf. Ook daar worden de kolonisten door velen met argusogen bekeken, zeker nadat zij zich in juni van dit jaar zelfs keerden tegen het eigen leger, de IDF. We hebben al een Iran buiten onze grenzen. We hebben geen enkele behoefte aan nóg zo’n Khomeini-achtige religieuze staat, maar dan binnen onze eigen grenzen
, zo was te lezen in een recent opinie-artikel uit seculiere hoek.
Wel voor, niet van
Een aanzienlijk deel van de kolonisten beschouwt zichzelf als religieus-zionistisch. Dat wil zeggen dat zij op grond van de Bijbel het recht menen te hebben om deze gebieden te bewonen, omdat de Bijbel vertelt dat het land toebehoort aan Israël. Dat Bijbels-historische recht is in hun optiek wezenlijker en dieper dan het recht zoals dat momenteel beschreven wordt door de internationale gemeenschap.
Een religieus-zionist zal opvallend genoeg bovendien niet snel zeggen dat Israël zijn vaderland
is, zoals dat in nationalistische bewegingen in Europa gangbaar was en is. Het land van herkomst van de aartsvaders was immers niet Israël, maar Ur der Chaldeeën! Israël is geen land van herkomst, maar land van toekomst. Het land waar zij wonen is vóór hen, ook al is het juridisch gezien misschien nog niet ván hen.
Vooral opperrabbijn Abraham Isaac Kook (1865-1935) en zijn zoon Zvi Yehuda Kook (1891-1982) hebben dit denken uitgewerkt en uitgedragen, zo valt te lezen in het boeiende overzichtswerk Religious Zionism and the Settlement Project uit 2018. Geïnspireerd door hun gedachtegoed beschouwen veel religieuze kolonistengemeenschappen zichzelf als niet minder dan voorlopers van de messiaanse tijd.
Anders dan hun lauwe volksgenoten zetten zij in geloof voet aan wal in het land van Gods belofte om daarmee de komst van het Koninkrijk van God te bespoedigen. Wanneer heel Israël bewoond wordt en politiek gezien volledig in Joodse handen is, dan is aan de oude opdracht aan Jozua voldaan om het land in bezit te nemen. Dan kan de tijd aanbreken dat Israël het licht der wereld wordt en als een vuurtoren de weg zal wijzen aan de schepen van de volkeren op de wereldzee. Dat hoge doel heiligt de middelen van illegaliteit, verdrijving en zelfs verzet tegen de autoriteiten.
Op dit laatste punt zit er een spanning in de religieus-zionistische gemeenschap. Enerzijds erkent men de staat Israël in dankbaarheid als het begin van de verlossing. Anderzijds is men bereid die te trotseren, omdat de overheid volgens hen niet visionair genoeg is.
Tot echte conflicten kwam het overigens vooral ten tijde van de regering van Yitzhak Rabin, die in 1995 door de religieuze zionist Yigal Amir vermoord werd. De laatste paar jaar is het dilemma kleiner geworden, omdat de regering van Netanyahu na 7 oktober de kolonisten volop rugdekking geeft.
Toe-eigening van het heil
Hoe moeten we dit gedachtegoed waarderen? Volgens internationaal recht is het eenvoudig: kolonisatie is niet toegestaan en betekent een grondige en duurzame verstoring van een mogelijk vredesproces.
Maar hoe ligt het theologisch? De visie van de kolonisten raakt ook onze eigen omgang met de Bijbelse beloften en hoe we ons die toe-eigenen. Zijn de kolonisten in zekere zin immers niet gewoon een voorbeeld van de toe-eigening van het heil en van de beloften, zoals we daar ook in de zondagse prediking toe worden opgeroepen? Leven ze niet voorbeeldig gelovig in de spanning van het reeds
en het nog-niet
? Ze wandelen toch in het geloof dat het land van hen zal zijn? Ook al aanschouwen ze dat nog niet, ze wagen het er toch alvast op. Hun geloof is niet steriel, maar werkzaam: ze voegen de daad bij het woord.
Die redenering lijkt sterk, maar roept toch grote vragen op. In de eerste plaats vanwege de basale vraag, of de landbelofte en de opdracht aan Jozua nog steeds op deze wijze gelden voor Israël. Binnen het jodendom zelf is daar al grote verdeeldheid over, maar vanuit christelijk perspectief moet en mag deze vraag ook indringend gesteld worden in het licht van de komst van Christus, zonder dat dat direct hoeft te leiden tot een vervangingstheologie.
Zekerheid
Een tweede bezwaar gaat nog dieper: is dit toe-eigenend vooruitgrijpen misschien juist geen teken van geloof, maar van ongeloof? Dat vinden bijvoorbeeld ook de Haredim (ultra-orthodoxen). Kolonisten trekken volgens hen de beloften met geweld en macht naar zich toe. Nu al willen ze het kaf van het koren scheiden, nu al willen ze het land in bezit nemen. Maar zijn het niet de zachtmoedigen die het land zullen beërven? En is dat niet een gave van de komende Messias, waar wij niets aan kunnen bijdragen?
Zo bepalen de kolonisten de kerk bij de vraag, in hoeverre we als kerk leven van de belofte dan wel ons die beloften denken te kunnen toe-eigenen in de vorm van zekerheid en bezit. Waar de zekerheid van het geloof (certitudo) verandert in een menselijke zekerheid die wil hebben
(securitas) daar lijkt vooruitgrijpende kolonisatie nooit ver weg, ook niet in de kerk. Daar vestigen we toch zomaar weer onze eigen aardse steden en zekerheden. Maar we hebben hier geen blijvende stad.
dr. N.C. Smits is Chr. Geref. Predikant en deputaat Kerk en Israël
N.C. Smits
Verbonden jrg. 69 nr. 3 (2025-09)
www.kerkenisrael.nl/verbonden