Hieronder vindt u de toespraak die ds. Rien Vrijhof heeft gehouden bij een ontmoeting in de Israëlische ambassade op 12 november 2020, naar aanleiding van de verklaring van schuld door nalatigheid van kerken en christenen jegens wat Joden werd aangedaan in en rond de Tweede Wereldoorlog |
Toespraak van ds. M.W. Vrijhof
Geachte Ambassadeur, geachte aanwezigen,
Wat al lang wachtte om verwoord te worden, en wat al te lang geen aandacht kreeg, maar wat wel als een verlangen in kerken leefde, heeft in deze verklaring stem gekregen. Een erkenning van nalatigheid. Een erkenning dat in protestantse kerkelijke gemeenten in de tijd van de dodelijke benauwdheid de Joodse gemeenschap nauwelijks de hand werd gereikt.
Nalatigheid wijst op een tekortkoming, een passieve schuld. Naar de standaard van moreel handelen, zoals we die in de kerk willen hooghouden, erkennen we dat we in grote getale en in ernstige mate in gebreke zijn gebleven.
Bij het noemen van deze tekortkoming zal echter nooit gezwegen mogen worden over hen die ter wille van de bedreigde Joodse medeburgers en anderen de moed hadden hun leven op het spel te zetten. Zulke moedige mensen waren er in de kerk. We gedenken hen met groot respect. Sommigen van hen hebben in Yad VaShem, in het land Israël, een blijvende gedenkplaats gekregen. Maar – erkennen we - velen ontbrak het aan die moed.
Wat we nu verklaren is een woord van schaamte, in schroom op papier gezet, in schroom uitgesproken, niet alleen vanwege de schrijnende waarheid van de woorden, maar ook vanwege de afstand tot die vroegere tijd, vanwege het besef dat wij mensen van nu zijn, mensen die nu leven in andere tijdsgewricht, terwijl wij spreken over mensen van toen, mensen in die sfeer van intimidatie, angst, terreur.
En toch spreken wij. Wij oordelen in pijnlijke solidariteit over dat verleden. Niet om het vroegere geslacht weg te zetten. Integendeel. Wij erkennen dat wij mensen zijn zoals zij waren. Wij erkennen dat ook wij vatbaar zijn voor nalatigheid.
Als onze verklaring klinkt beseffen we dat het verleden over onze schouders meekijkt, en beseffen we tegelijk dat de blik van de toekomst op ons is gericht. Zijn onze woorden ware woorden? Zullen onze woorden ook gedragen worden door onze daden?
Het is voor ons van buitengewone betekenis dat we hier vanmiddag in uw ambassade zijn uitgenodigd. De ambassade van de staat Israel. Maar vanmiddag voor ons vooral ook: de vertegenwoordiging van een groot deel van het joodse volk in de wereld. Met onze verklaring staan wij voor u, en in u staan we voor het Joodse volk.
Ik noem op dit moment ook met respect de Protestantse Kerk in Nederland, die contact zocht met de Joodse gemeenschap in ons land om in overleg met hen woorden te vinden die uitdrukking geven aan wat zij als haar falen ziet. Afgelopen zondag 8 november heeft de Protestantse Kerk bij de herdenking van de Kristallnacht de Joodse gemeenschap in de ogen gekeken. Dat ontroert me en stemt me dankbaar.
Met de verklaring die ons hier vanmiddag verenigt, en waarmee wij nu vertegenwoordigers van het joodse volk onder ogen komen, willen we aanstaande zondag 15 november in de kerken ook de Eeuwige onder ogen komen. Dat weegt ons zwaar. Want voor wie de diepte daarvan peilt is dat huiveringwekkend. Tegelijk is het genezend voor wie zijn Naam vreest.
De verklaring is een erkenning van nalatigheid over het verleden, maar tevens een wake-up call voor onze eigen tijd. Het wil de alertheid aanwakkeren om vandaag waakzaam te zijn voor antisemitisme. Antisemitisme zegt niet iets over Joden, maar alles over antisemieten. Ik herinner aan een uitspraak van Jonathan Sachs, de voormalige opperrabbijn van Groot Brittannië, die afgelopen zaterdag overleed. Mag de herinnering aan deze bijzondere man velen tot zegen zijn. Hij zei ooit in een toespraak over antisemitisme tot het Europese Parlement: de Joden zijn de kanarie in de kolenmijn. Wat Joden overkomt is een waarschuwing. Want het openbaart de mate van haat en de wil tot verwoesting in een maatschappij. Antisemitisme is anti-het recht op identiteit, anti-vrede, anti-samenleven, anti-leven.
Door deze verklaring uit te spreken willen we die anti-houding weerstaan en ons verbinden met hen die daaronder lijden, allermeest met de Joodse gemeenschap.
We brengen u, meneer de ambassadeur, onze respectvolle dank dat u ons hebt uitgenodigd en we wensen u, de staat Israel, de Joodse gemeenschap de zegen van de Eeuwige, die Zichzelf bij monde van de profeet Jesaja noemde: de Heilige van Israel.
ds Rien Vrijhof