artikel Opkomst van het Messiasbelijdende Jodendom in de staat Israel

Opkomst van het Messiasbelijdende Jodendom in de staat Israël

Weinig bekendheid

‘Weinig is bekend van de Messiasbelijdende gemeenten in Israël’, zegt ir. Leon Meijer in het verslag van een onderzoek dat hij namens de Gereformeerde Zendingsbond verricht heeft naar deze groepering. Deze opmerking is stellig waar, want geschiedenis wordt doorgaans eerst achteraf geschreven. Zijn onderzoek wil voor het nederlandse taalgebied de onbekendheid wegnemen, hoewel er over de beweging, zij het minimaal, al meer geschreven is.

In Israël zelf zijn door de jaren heen over deze gemeenschap diverse artikelen verschenen o.a. in het engelstalige blad Mishkan dat door het Caspari Center in samenwerking met het United Christian Council in Israël wordt uitgegeven.

Voor het hebreeuwse taalgebied heeft onlangs de Messiasbelijdende Jood dr. Gershon Nerel een belangrijke bijdrage geleverd met zijn proefschrift over ‘Messianic Jewish Self-identity in Eretz-Israël’, 1917-1967, aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem.

Het is goed om, nu na vijftig jaar de contouren van deze gemeenschap zich scherper gaan aftekenen, ook in ons blad de onbekendheid wat weg te nemen.

Een nieuw begin

De stichting van de staat Israël betekende voor de beweging een nieuw begin.

Voor 1948 heeft er in Palestina reeds een kleine gemeenschap van Joden die Jezus als Messias belijden bestaan. We spreken dan vanaf 1917 over een aantal van ongeveer 250 personen. Zij waren vrucht van de sinds de 19e eeuw in Palestina werkende amerikaanse en britse zendingsgenootschappen. In die tijd maakten zij deel uit van de kerken uit de volken.

Pogingen tot het stichten van eigen zelfstandige, onafhankelijke, Messiasbelijdende gemeenten stuitten op groot verzet bij de kerken. Een daartoe in 1925 genomen initiatief hield het slechts tot 1929 uit. Toen zij de sabbat als dag van samenkomst boven de zondag verkozen en de joodse kalender voor de oudtestamentische feesten wilden toepassen, werd op beschuldiging van ‘Judaïsering’ de subsidiekraan dichtgedraaid en werden de leiders van deze gemeente overgeplaatst. Ook na 1948 is de weerstand van de kerk tegen verzelfstandiging van de Messiasbelijdende gemeenten lange tijd blijven bestaan. Voor het zover was, werd de gemeenschap in 1948 echter tot een minimum beperkt. De anglicaanse kerkelijke autoriteiten waren bij het uitroepen van de staat Israël zeer bezorgd over het lot van de (engels sprekende) Messiasbelijdende Joden. Zij ontwierpen het evacuatieplan ‘Operatie Genade’ om alle hebreeuwse christenen die niet wilden blijven naar Liverpool over te brengen. Van de overgeblevenen, waarvan de meesten tot niet-britse kerken behoorden, koos de meerderheid voor opgaan in de niet-joodse kerken. Slechts een handjevol hield zich van de kerken afzijdig en beschouwde het ontstaan van de joodse staat als een uitdaging om een onafhankelijke gemeenschap te gaan vormen. De Messias belijdende gemeenten stonden aan het begin van een nieuwe periode.

Een gestaag groeiende minderheid

Vanaf het prille begin in 1948 tot op de dag van vandaag is de beweging van Messiasbelijdende Joden een, zij het groeiende, minderheid gebleven. In de eerste zes jaar na 1948 groeide het aantal gelovigen uit tot een paar honderd, in 1967 was er sprake van rond de 500, aan het eind van de zeventiger jaren telde men ongeveer 1100 en in het heden noemt men een getal van circa 4000 gelovigen. Met name de massale immigratiegolven in de jaren 1956-57, 1962-63 en 1970-71, hebben bijgedragen aan de groei van buitenaf. In de eerste dertig jaar werd de gemeenschap vooral versterkt door gelovigen die Jezus in hun land van oorsprong, veelal in Oost-Europa, door missie of zending van de christelijke kerken hadden leren kennen. Het waren dus gelovigen met een heel verschillende kerkelijke achtergrond die in Israël bestaande groepen kwamen versterken of in een enkel geval een nieuwe groep vormden. Hierdoor dragen de meeste gemeenten tot in het heden een interkerkelijk karakter.

De ‘Joden-voor-Jezus’ beweging, die zich sinds het begin van de jaren zeventig in de Verenigde Staten ontwikkelde, heeft betrekkelijk weinig invloed op de gemeenschap in Israël gehad. In 1972-73 kwam een aantal jonge Amerikanen uit deze beweging (verwant aan de ‘Hippies’) naar Israël van wie er velen weer terugkeerden. Slechts enkelen bleven en gingen deel uitmaken van engelssprekende gemeenten. Eén gemeente in Israël vond zijn oorsprong in deze beweging. Omdat het kleine aantal Jezus als Messias belijdende gelovigen over het gehele land verspreid woonde, moest men zich dikwijls grote moeite getroosten hen bij de weinige bestaande gemeenten te blijven betrekken. Nu, na de sterke toename in de jaren tachtig van het aantal gemeenten, verspreid over het gehele land, geeft dit minder problemen.

Daarnaast speelde en speelt het taalprobleem een grote rol. Nieuwe immigranten moesten het moderne Hebreeuws nog leren. In de zestiger jaren kwam het herhaaldelijk voor dat bij bijeenkomsten van zo’n dertig personen zeven verschillende talen gesproken werden. Momenteel bestaat de gemeenschap voornamelijk uit hebreeuwssprekende gemeenten. Daarnaast treffen we russisch en ethiopisch sprekende gemeenten aan. Vanwege de voortgaande immigratie is het taalprobleem nog steeds actueel.

Aan het eind van de vijftiger en in het midden van de zestiger jaren verloor de beweging door emigratie uit Israël een aantal families en leiders. Het vertrek werd doorgaans veroorzaakt door de moeite die men had om in de joodse maatschappij te integreren. In deze periode was het ook voor de tweede generatie zeer moeilijk om in het geloofsspoor van de ouders te treden. Hoewel het probleem van de tweede generatie ook nu nog steeds een grote uitdaging vormt, wordt de groei van de beweging in de laatste twintig jaar mede door hen veroorzaakt. In het heden vindt aanwas plaats door geboorte, immigratie en evangelisatie onder Joden die reeds jaren in Israël leven of er geboren zijn. Dit laatste roept de vraag op naar de acceptatie binnen de israëlische maatschappij.

Ondervonden tegenstand

Bij de tegenstand die Messiasbelijdende Joden ondervinden spelen een aantal gegevenheden een fundamentele rol.

In Israël geldt sinds het begin van de jaren vijftig de wet op het recht van terugkeer. Iedere Jood heeft volgens deze wet het recht zich in Israël te vestigen. Jood is men als men een joodse moeder heeft. Wie zich echter tot een andere religie bekeert, houdt op Jood te zijn en verliest het recht op terugkeer. Joden die tot het christelijk geloof zijn overgegaan, worden daarom door orthodoxe Joden als overlopers of verraders beschouwd. Deze negatieve houding tegenover Joden die in Jezus geloven, vindt zijn voedingsbodem met name in de anti-joodse houding die de christelijke kerk gedurende de afgelopen 2000 jaar aan de dag gelegd heeft. Tevens speelt in Israël het zoeken naar een juiste omschrijving van de ware joodse identiteit in een joodse staat een grote rol. Tegen deze achtergrond moet de tegenstand die de Messiaanse Joden in de staat Israël ondervinden, worden gezien.

Deze tegenstand heeft in de afgelopen vijftig jaar uiting gekregen in een aantal zaken.

In de eerste plaats in pesterijen van de kant van individuele burgers. Soms namen de pesterijen ernstige vormen aan. Brandstichting en het ingooien van ruiten komt nog steeds voor. Dikwijls wordt men daartoe aangezet door activisten van anti-missie organisaties. Negatieve berichtgeving via wereldlijke en religieuze kranten, radio en tv wordt daarbij niet geschuwd.

In de tweede plaats heeft ook de overheid, daarbij door het Hooggerechtshof in het gelijk gesteld, sterk beperkende maatregelen getroffen. Zo werd in 1962 door de Karmeliet Oswald Daniël Rufeisen een rechtszaak aangespannen om als joods staatsburger erkend te worden. Deze van oorsprong poolse Jood was voor zijn komst naar Israël tot de Rooms-katholieke kerk overgegaan. Het Hooggerechtshof wees zijn verzoek af en stelde dat een hebreeuwse christen als iemand uit de volkeren beschouwd diende te worden.

Ook latere verzoeken van dezelfde aard werden afgewezen.

In 1963 ontstond een lastercampagne tegen katholieke en protestantse scholen. Op deze scholen zou men joodse kinderen gedwongen hebben voor een kruis te knielen en het Ave Maria hebben laten zingen in ruil voor chocolade. Hoewel de beschuldigingen werden ontzenuwd werd toch in 1965 bij wet vastgelegd dat op scholen van een bepaald geloof geen kinderen meer mochten worden ondergebracht van een ander geloof. Tegelijk komt hier ook de anti-missiewetgeving om de hoek kijken. De huidige anti-missiewet stelt dat men niemand door omkoping tot ander geloof mag brengen. Nieuwe voorstellen tot wetgeving gaan echter veel verder. Deze voorstellen zijn nog niet tot wet geworden.

Uit het bovenstaande mag niet de conclusie getrokken worden dat er in Israël geen godsdienstvrijheid zou zijn. Die is bij wet vastgelegd. Bovendien staat de joodse maatschappij tamelijk tolerant tegenover Messiaanse Joden en zijn ze maatschappelijk geïntegreerd. Toch zijn er vanwege de tegenstand nog steeds gelovigen die hun christen-zijn geheim houden. De uitspraak van het gerechtshof dat een Jood die christen wordt geen Jood kan blijven, heeft de overtuiging versterkt dat men de naam ‘christen’ beter kan mijden en zich beter Messiasbelijdende Jood kan noemen. Het heeft het streven naar emancipatie van de beweging bevorderd.

Groei naar zelfstandigheid

Binnen de Messiasbelijdende beweging in Israël is een door de jaren heen groeiende tendens naar verzelfstandiging zichtbaar. De beweging wil een onafhankelijke en zelfstandige gemeenschap zijn. Het gaat om een verzelfstandiging naar twee zijden.

Enerzijds ten opzichte van de historische kerken met hun onderscheiden confessies en tradities, hoewel men in Christus met deze kerken één en verbonden wenst te blijven. Anderzijds naar de zijde van het rabbijnse of talmoedische Jodendom, hoewel men daarmee de etnische en bijbels religieuze band wenst te handhaven.

Binnen de beweging kan men door de jaren heen drie categorieën van gemeenten onderscheiden.

Ten eerste gemeenten die een onderdeel van de historische kerken vormden of nog steeds vormen. Gemeenten met bijvoorbeeld een Rooms Katholieke, Anglicaanse, Lutherse of Baptisten achtergrond. Zij waren aanvankelijk onderworpen aan de confessies en kerkorden van deze kerken. Sinds het eind van de jaren zeventig hebben de meeste van deze gemeenten zich verzelfstandigd. Momenteel bestaan er binnen de RK-kerk nog een aantal parochies met hebreeuwse christenen met een eigen liturgie, terwijl aan protestantse zijde in Tel Aviv nog een Messiaans Lutherse gemeente bestaat. De oorspronkelijk confessionele achtergrond is dikwijls nog herkenbaar. Nu dragen deze gemeenten doorgaans een interkerkelijk karakter.

Dat laatste geldt ook van de tweede categorie, die uit gemeenten bestaat die vanaf hun ontstaanstijd onafhankelijk zijn geweest, zoals de in 1969 gestichte Messianic Assembly in Jeruzalem. De leden van deze gemeenten noemden zich principieel niet ‘christen’, maar ‘Messiasbelijdende Jood’. Als gemeenschap koos men niet voor de naam ‘kerk’, maar voor ‘gemeente’.

De derde categorie wordt gevormd door kleine, nog inofficiële groepjes die over het hele land verspreid voorkomen.

Het karakter van al deze gemeenten is sterk verschillend, van evangelisch, pinksterachtig en reformatorisch, tot sterk aanleunend tegen de synagoge. Het uiteenlopende karakter heeft te maken met een aantal factoren, zoals de invloed van de voorganger, de oorspronkelijke kerkelijk achtergrond en de omgang met het joodse erfgoed. De beweging van Jezus als Messias belijdende Joden is duidelijk een gemeenschap die op zoek is naar de eigen identiteit. De ontwikkeling daarvan kan nog alle kanten op gaan, gezien de vrij algemene benaming die zij voor de beweging gebruiken. De meest gebruikte omschrijving is: Messiasbelijdende Joden. Dit zijn Joden die zelf uit vrije wil besloten te geloven in Yeshua van Nazareth als zoon van God, persoonlijk verlosser en Messias. Bovendien aanvaarden ze de eenheid van het oude- en nieuwe testament als het ene woord van God. Belemmerende factoren bij de vorming van de eigen identiteit zijn stellig het congregationalistische karakter van de gemeenten (de zelfstandige en onafhankelijke positie van de plaatselijke gemeente), waardoor men ondanks herhaalde pogingen nog niet tot de vorming van een landelijk kerkverband heeft kunnen komen, en het gebrek aan een gemeenschappelijk theologische opleiding waar de theologische eenheid en verscheidenheid systematisch doordacht kan worden. Het is stellig van het grootste belang dat de beweging van Jezus als Messias belijdende Joden de eigen zelfstandige positie die zij binnen het joodse volk als volk van het Verbond en binnen de universele kerk als deel van deze kerk, inneemt, doordenkt en verwoordt.


‘Weinig is bekend van Messiasbelijdende Joden in Israël’, zo begon dit artikel.

Dat is heel begrijpelijk voor zo’n jonge beweging in ontwikkeling. We spreken de wens uit dat de gemeenten zullen groeien en meer bekendheid zullen krijgen, en dat zij een heilzame betekenis zullen krijgen voor het joodse volk en voor de gemeente van Christus.

drs. Kees van den Boogert
Vrede over Israël jrg. 42 nr. 4 (okt. 1998)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel