Simchat Tora - Vreugde van de Tora
In september viert het joodse volk de najaarsfeesten. Na het Loofhuttenfeest, dat zeven dagen duurt, wordt in Israël op de achtste dag Simchat Tora gevierd.
Het is een feest dat de aandacht verdient en ons, gelovigen uit de volkeren, zeker iets te zeggen heeft.
De Tora, een bron van vreugde
Het joodse volk is bevoorrecht, zo zegt de apostel Paulus. Het is het volk waaraan bij de berg Sinaï ‘de woorden Gods zijn toevertrouwd’ (Rom. 3:2). De ontvangst van de tora en de opdracht om het onderwijs van God te gehoorzamen, is voor Israël altijd een bron van vreugde geweest.
Het ‘juk van de tora’ wordt tot op de dag van vandaag met vreugde gedragen. Geen wonder! Met de gave van het Woord ontving Israël immers een schat die de volkeren moesten missen. Israël werd bij Sinaï burger van het Rijk van God, vertrouwd met de verbonden der belofte, een volk met verwachting omdat het met God in de wereld mocht leven. Wij, de volkeren, stonden daar buiten (vgl. Ef. 2:12).
Tegelijk met de gave van de tora ontving het van de Here het bevel zich over dit geschenk te verheugen. In Deuteronomium 27:7 lezen we in dat verband: ‘Ook zult gij ... u verheugen voor het aangezicht van de HERE, uw God.’
Israël heeft de tora met vreugde ontvangen met de woorden ‘alles wat de HERE gesproken heeft zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen’ - nadat, zo vertelt een oud joods verhaal, de volkeren de tora hadden afgewezen.
In de Psalmen, waar men de gelovige Israëliet in het hart kijkt, heeft Israël van deze vreugde getuigd. Denk aan het loflied op de ‘vreugde van de tora’, Psalm 119. Een gelovige uit Israël getuigt in psalm 19:9: ‘de bevelen des HEREN zijn waarachtig, zij verheugen het hart.’
En op Simchat tora wordt aan de opdracht ‘dient de HERE met vreugde’ (Ps. 100:1) op bijzondere wijze gehoor gegeven.
Ter gelegenheid van ...
Een feest wordt gevierd ter gelegenheid van iets. Zo gedenkt men in Israël de daden des Heren. De meest fundamentele daad van God is voor Israël de gave van de tora.
De lezing van de tora, de vijf boeken van Mozes, vormt het centrale moment van de sabbatochtenddienst in de synagoge. In een cyclus van één jaar wordt heel de tora voorgelezen. Het gaat hier om het joodse kalenderjaar, waarbij tevens rekening gehouden wordt met schrikkeljaren waarin een extra maand aan het jaar wordt toegevoegd. De tora is daarom in 54 gedeelten verdeeld.
Ter gelegenheid van de afsluiting van de cyclus wordt het feest van de ‘vreugde van de tora’ gevierd.
Het feest wordt in de tora zelf niet genoemd. Het is in de loop van de joodse geschiedenis door joodse geleerden ingesteld. Zij bepaalden dat ‘een feestmaal gehouden moest worden’ om het beëindigen van de lezing van de tora te vieren (vgl. Ex. 24:11).
Deze bepaling is uitgegroeid tot een echt feestelijk gebeuren dat elk jaar in Israël op de 22ste van de joodse maand Tisjri gevierd wordt. In de verstrooiing vindt de viering een dag later plaats.
De Bruidegom van de Tora en de Bruidegom van het begin
In de synagoge is de gewoonte ontstaan om voor de lezingen uit de tora een bepaald aantal mannen op te roepen. Zij zijn, nadat ze op 13-jarige leeftijd ‘zoon van de tora’ zijn geworden, tot het lezen gerechtigd. In de praktijk neemt nu een geoefend lezer dit voor hen waar, terwijl de opgeroepenen zelf een aantal zegenspreuken voor en na de lezing uitspreken.
Met simchat tora wordt iedere aanwezige opgeroepen om de tora te lezen en dan niet alleen de volwassenen maar ook de kinderen beneden de 13-jarige leeftijd. Allen dus! Hiermee wordt benadrukt dat de tora die Mozes Israël gebood te doen, ‘een erfdeel voor de gemeente van Jakob is’ (Deut. 33:4; vgl. Ps. 147:19,20).
Aan het eind van de lezing wordt over de kinderen tevens de zegenspreuk van Jakob over Manasse en Efraïm uitgesproken (Gen. 48:16).
Op simchat tora worden uit de ark drie rollen gehaald. Nadat alle aanwezigen opgeroepen zijn, wordt ten laatste de man opgeroepen die namens de gehele gemeente het laatste gedeelte van Deuteronomium zal lezen. Hij wordt de Chatan tora, de Bruidegom van de tora, genoemd. Hij leest uit de eerste rol.
De lezing begint met de zegen van Mozes, Deut. 33, en sluit af met de dood van Mozes, Deut. 34. De gehele gemeente staat hierbij. De gemeente beantwoordt de lezing met de woorden: ‘sterk, sterk, wij worden gesterkt’.
Vervolgens wordt de rol opgeheven, drie volledige kolommen worden naar de gemeente gericht en naar de vier hoeken van de synagoge gedraaid. Daarmee wordt het gebod nagevolgd: ‘voor de ogen van geheel Israël’.
Hierna wordt de Chatan Beresjiet, de Bruidegom van het begin - meestal een vooraanstaande in de gemeente - opgeroepen. Hij leest Genesis 1 tot 2:4a, het gedeelte waarmee de tora begint. Hij maakt gebruik van de tweede rol.
Dit gebruik illustreert dat aan de lezing en bestudering van de tora geen einde komt. Men gaat in nooit aflatende liefde daarmee verder.
Uit de derde rol wordt nu Numeri 29 gelezen, dat het offer voor deze dag beschrijft (zie vers 35).
Processie in een sfeer van uitbundigheid
De viering van simchat tora gaat met grote uitbundigheid gepaard. Zowel in de avonddienst als in de daaropvolgende morgendienst worden de tora-rollen uit de ark gehaald en wordt met de rollen in de armen rondgedanst.
Om de Bima, de verhoging waarop uit de tora-rol wordt gelezen, vinden zeven omgangen (hakafót) plaats. Daarbij dragen de gelovigen de rollen in hun armen mee. Tijdens de processie worden gebeden uitgesproken. Ook de kinderen sluiten zich bij de processie aan. In de liberale gemeenten worden ook de vrouwen en eventueel andere aanwezigen daarbij betrokken.
Na de gebeden, die bij elke rondgang worden uitgesproken, zingt en danst de gemeente met de tora-rollen. Het gaat bij deze uitbundige vreugde-uitingen om niets anders dan om de erkenning van: ‘Gij hebt het te zien gekregen, opdat gij zult weten, dat de HERE de enige God is; er is geen ander behalve Hij’ (Deut. 4:35).
Een blinde vlek bij de kerk?
De kerk heeft in haar liturgische jaarorde nooit een dergelijk feest opgenomen.
Daar had ze zo haar redenen voor.
De hoofdreden is stellig dat de tora door christenen vooral als wet werd gezien, die niet te volbrengen was en geen aanleiding tot vreugde kon geven. De kerk trok dus het Oude Testament in de verdienstensfeer. Op z’n zachtst gezegd is hier te spreken van een blinde vlek bij de kerk.
We zagen reeds dat met name Paulus het voorrecht van de Jood benadrukt heeft. Het joodse volk had alle reden tot vreugde, in tegenstelling tot de andere volken (vgl. Ps. 147:19-20).
De volken zijn pas gaan delen in de vreugde door Jezus Christus. De tora mag dan ook niet in de eerste plaats gezien worden als een wet, maar als een levensweg die God aan zijn volk wijst.
Zo is de tora een liefdegave van de Here. Het is een weg die Israël uit liefde tot God mag bewandelen en niet om er op verdienstelijke wijze loon voor te ontvangen. Het mag God om niet dienen.
Wij, gelovigen uit de volken, zijn op deze weg geplaatst door Jezus Christus (vgl. Ef. 2:19). Via Hem is het Woord ook aan ons toevertrouwd. Dan is er stellig ook voor ons reden om verheugd te zijn. In Jezus, door wie Jood en heiden ‘beiden in één Geest toegang hebben tot de Vader’ (Ef. 2:18), is er alle reden om de opdracht uit de tora op te volgen: ‘Verheugt u, heidenen, met zijn volk’ (Deut. 32:43).
C.J. van den Boogert
Vrede over Israël jrg. 46 nr. 4 (sep. 2002)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel