Ontbinden of vervullen
“Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.”
In de Bergrede, Mattheüs 5-7, geeft Jezus zich te kennen als degene die de wet van het Oude Verbond vervult. Het is opvallend dat de woorden uit vers 17 ook in de Talmoed (sabbat 116) voorkomen. Ze staan daar in een heel andere context; het citaat houdt wellicht verband met de polemiek tussen synagoge en kerk. Maar ook is het niet helemaal helder hoe de woorden gelezen moeten worden. Dat hangt samen met de vertaling van één woord. Er worden twee mogelijke vertalingen gegeven:
- Ik ben niet gekomen om de wet van Mozes weg te nemen,
maar om eraan toe te voegen. - Ik ben gekomen noch om de wet van Mozes af te schaffen
noch om eraan toe te voegen.
In Mattheüs 5 horen we deze woorden uit de mond van Jezus. Maar de twee mogelijke vertalingen uit de Talmoed brengen ons wel bij de vraag naar de taak van Jezus. Kwam Hij om iets aan de wet van Mozes toe te voegen of juist niet?
Belangrijke woorden in vers 17 zijn: ‘ontbinden’ en ‘vervullen’.
Ontbinden
‘Ontbinden’ betekent: ‘losmaken’, ‘loslaten’ (Naardense Bijbel), ‘afschaffen’, ‘opheffen’.
In vers 19 komt het woord in een iets andere vorm ook voor. Er is een parallellie tussen vers 17 en 19. De twee werkwoorden (vers 17: ‘καταλυω’ en vers 19: ‘λυω’) zijn dan ook als synoniemen te beschouwen. Zo geven ook de meeste vertalingen de twee werkwoorden door hetzelfde woord weer.
Jezus zet naast elkaar wat Hij doet en wat anderen doen. Hij heft de wet niet op, en ook anderen moeten dat niet doen.
Hij leidt de woorden van vers 17 in met ‘meent niet’. Waarom zegt Hij dat zo? Wat is de achtergrond daarvan? Het zou uit zijn optreden geconcludeerd kunnen worden. Bijvoorbeeld uit hoe Jezus met de sabbat omgaat, al wordt dat pas later in het evangelie verhaald.
H. Ridderbos vertaalt: ‘Gaat niet menen.’ Dan is het een verbod aan de leerlingen om dat te concluderen uit wat nu Jezus gaat zeggen, een waarschuwing vooraf.
In elk geval is het een waarschuwing: ‘Let op; versta Mij goed; voor alle duidelijkheid…’
Die duidelijkheid moest Jezus dus scheppen. En helaas moet dat nog steeds, ook vandaag de dag nog en ook in de kerk van Christus. Want wat weten wij als gemeente van de wet, behalve de Tien Geboden? Die zijn veelal geïsoleerd uit het geheel van de Thora. En de rest hebben we afgeschaft.
B.J. Oosterhoff schrijft in het Jaarboek CGK van 1965:
‘Men heeft de wet van de Tien Geboden zonder enige deugdelijke grond losgepeld uit het geheel der Mozaïsche wet en beweerd dat na de komst van Christus de burgerlijke en ceremoniële wetten zijn afgeschaft, maar dat de wet der Tien Geboden een eeuwige, altijd geldende betekenis heeft. (…) Daarom lijkt mij ook de uitzonderlijke plaats, die wij aan de wet der Tien Geboden geven in de eredienst, door elke zondagmorgen weer haar alleen als de uitdrukking van Gods wil aan de gemeente voor te lezen, een onjuiste eenzijdigheid.’
Ik denk dat wat Oosterhoff bijna 50 jaar geleden beschreef nog steeds opgeld doet. Natuurlijk hebben de Tien Geboden een aparte plek in het geheel van de Thora, maar wij hebben een fundamenteel onderscheid gemaakt tussen de Tien Geboden en de rest van de wet. Alleen de Tien Geboden zijn voor ons besef blijvend, menen we. Maar dat is een misvatting. De Tien Geboden maken deel uit van het geheel, dat geheel, waarvan Jezus zegt dat Hij niet gekomen is om het te ontbinden maar te vervullen.
Vervullen
Wat is dan ‘vervullen’? Ik wees al op de overeenkomsten tussen vers 17 en 19. Twee keer gaat het over ‘ontbinden’; twee werkwoorden die iets verschillen, zijn als synoniem op te vatten. Zijn ‘vervullen’ en ‘doen’ dan ook synoniem?
De NBV heeft: ‘tot vervulling brengen’; de GNB: ‘hun volle betekenis geven’; de NFV (Friese vertaling): ‘ta har doel te bringen’.
J.P. Versteeg ziet in Evangelie in viervoud drie gedachtenlijnen in het woord ‘vervullen’:
- Wat vervuld wordt ontvangt daarin een bevestiging en bekrachtiging. De wet wordt dus op zijn plaats gezet in het heilswerk van God en naar zijn eigenlijke intentie gewaardeerd.
- Wat vervuld wordt, was in zichzelf niet compleet en volkomen.
- Wat vervuld wordt heeft in het zich voortzettende werk van God als vervulde realiteit weer een nieuwe bedoeling voor de toekomst.
In wat Jezus doet wordt de wet vervuld. Jezus geeft niet maar een nieuwe leer; Hij maakt de wil van God niet alleen bekend; Hij doet die. Maar Hij doet de wet op een unieke manier. Het is met name de evangelist Mattheüs die het woord ‘vervullen’ (‘vervulling’) vaak gebruikt; voor wat Jezus doet en voor wat er met Hem gebeurt. Zie 1:22; 2:23,15,17; 3:15; 4:14; 5:17; 8:17; 12:17; 13:14.35; 21:4; 26:54.56; 27:9.
Maar tegelijk geldt het andere ook: Jezus maakt de wil van God bekend. Hij komt over de bedoeling van de wet te spreken en daardoor gaat de wet weer schitteren. Jezus laat (de Bergrede) de eigenlijke bedoeling weer uitkomen, zodat de wet werkelijk gedaan kan worden. De eigenlijke bedoeling komt weer tevoorschijn onder het stof van discussies vandaan. Zie de voorbeelden in de verzen 21, 27, 31, 33, 38, 43. Het komt voor ieder aan op horen en doen. (5,19: ‘wie ze doet en leert’; 7:21: ‘die tot Mij zegt’, ‘de wil van mijn Vader’).
Door Jezus
Maar het ‘doen’, het ‘vervullen’ van Jezus heeft wel een bijzondere betekenis. Het ‘vervullen’ (vers 17) dat Jezus doet, is meer dan het ‘doen’ (vers 19) van degenen die Jezus volgen. Het is uniek en het is fundamenteel voor het doen van zijn leerlingen. Daar wijzen de volgende woorden ook op: ‘Ik ben gekomen om te vervullen.’
Ridderbos wijst erop dat er staat: ‘Ik ben gekomen’, niet: ‘Ik ben gezonden.’ Jezus werkte zelf aan zijn zending mee. Zijn bereidwilligheid spreekt hieruit.
Tegelijk blijkt hier zijn gezag. Jezus geeft een gezaghebbende uitleg. Dat zit vooral in de woorden: ‘Maar Ik zeg u.’ Dat is ook wat de mensen opvalt (7:28-29): Jezus spreekt als gezaghebbende. Hij spreekt anders dan de Schriftgeleerden. Waarin zit dat andere? Jezus verklaart de wet zelf. Hij beroept zich niet op andere autoriteiten. Hij heeft van de Vader de volmacht gekregen om dat te doen (Versteeg op Mattheüs).
Dus zo spreekt Jezus: als de gevolmachtigde.
Hij laat zien wat de wet naar Gods bedoeling inhoudt.
En Hij handelt als een bereidwillige.
Let er ook op dat er staat: de ‘wet of de profeten’. Er staat niet: ‘de wet en de profeten’. Dus niet: het hele OT. Maar het gaat met name over de wet. (Versteeg). Het is zijn missie om die te vervullen. Helemaal. Daarom zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet. Zelfs het kleinste haaltje aan de Hebreeuwse letters gaat niet verloren. Het overschrijven van de Bijbelboeken werd met grote nauwkeurigheid gedaan. Er zit maar een klein verschil tussen de ד (dāleṯ) en de ר (rēš), de ב (bēṯ) en de כ (kaf), en de ה (hē) en de ח (ḥēṯ). Die kleinste verschillen blijven van belang.
Door ons
Maar als dat ‘vervullen’ alleen van Jezus geldt, wat blijft er dan voor ons over? Dat vertelt Jezus ons: ‘Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert…’ Het komt er voor ons op aan gerechtigheid te doen. Het komt aan op horen en doen. Maar bedenk altijd dat het Jezus is die dat zegt. Jezus die als gezaghebbende spreekt en als bereidwillige in gehoorzaamheid de wet vervult, uiteindelijk in zijn lijden en sterven. Naar Hem moeten wij horen. D. Bonhoeffer schreef: ‘De discipel van Jezus staat tegenover een vervulde wet.’
Wat betekent het doen van de wet voor de leerlingen van Jezus? Daar geeft Jezus voorbeelden van in de verzen 21, 27, 31, 33, 38 en 43. Het gaat daarin over doodslaan, echtbreken, echtscheiding, de eed, wraak, liefde tot zelfs je vijanden. Vers 48 rondt het gedeelte af met de woorden: ‘Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is.’ Horen en doen mogen geen twee heel verschillende dingen zijn, maar moeten één zijn. Dat is de essentie van het doen van Gods wil.
C. de Jong
Vrede over Israël jrg. 57 nr. 5 (dec. 2013)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel